Hollands Weekblad. Jaargang 2(1960-1961)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 10] [p. 10] A. Nuis Gedichten Beren aan het hof Op mijn bureau een kleine oude prent: Tamme rotsen, ondermaatse boompjes, Een rood met goud geblokte achtergrond En verder, op een zacht en eetbaar grasveld Verbazend veel beren. Een moeder geeft drie kinderen de borst; Omarmd, omarmend in zwaar schijngevecht Rollend en zwetend van plezier en woede, Waar je ook kijkt zo'n luie, bedrijvige domkop. Eén schuilt achter een veel te kleine rots, Eén klimt in een boom die tot zijn schouder reikt, Moeizaam, maar trots. Achter dat rood en goud liepen misschien Dames met puntmuts en sleep, plichtplegende Heren rond een vorstelijke pop. Applaus! De koning wil de beren zien. De kostelijke beren, De rauwe klanten die zo eerlijk leven (Er valt een zijden doekje op het gras) Is leven niet heerlijk? Ze staan niet op de plaat; ze moeten Er toch geweest zijn: reden van bestaan Voor tuinen, dieren, het gewone volk - Vroeger, natuurlijk. Twistgesprek Een man? Een veiligheidsspeld van een man. Een rotventje. Och nee, och nee, roerdompte iemand, Daar komt ten slotte de atoombom van Als je al zo begint - En ging weer langzaam zitten. De stilte was een hooiberg, en natuurlijk Wie viel daar anders binnen dan Die man? De spanning broeide. Contact! Tik, stoot en tegenstoot, Wij beiden vielen moedig dood. Ach nee, ach nee, En ging weer langzaam zitten. Strip-tease Net lag hij kraaiend in een roze huid; Steeds nieuwe kleren pellen hem daaruit. Straks staat hij, bril, hoed, vest en vlinderdasje, Voor elk te kijk als onverhuld schavuit. Vorige Volgende