Nihilisme en cultuur
J.W. Smit
J. Goudsblom, Nihilisme en cultuur, N.V. De Arbeiderspers, Amsterdam.
Het nihilisme is, sinds het respectabel is geworden, een hachelijk onderwerp voor nuchtere geesten. Het schrijven erover is vrijwel het monopolie van filosofische woordgymnasten en progressieve religieuzen: een onderwerp voor oraties en dissertaties, een paardemiddel bij het bekeren van weerbarstige intellectuelen. Dat is op zichzelf al voldoende reden om ingenomen te zijn met een boek over het nihilisme van een zo weinig akademisch en religieus schrijver als Goudsblom. Het is daarbij een merkwaardigheid te meer, dat het boek juist als akademisch proefschrift is verschenen. Merkwaardig o.a. omdat het van het voorwoord tot en met de stellingen voortreffelijk leesbaar is, maar veel meer omdat het niet enkel het verslag behelst van een wetenschappelijk onderzoek, hoe geslaagd het als zodanig mag heten. ‘De aanleiding tot het schrijven ervan was een persoonlijke’, schrijft Goudsblom zelf in zijn inleiding, en in zijn voorwoord - dat dus chronologisch een nawoord is - duidt hij discreet aan dat, en hoe, het nihilisme voor hem steeds meer een ‘akademisch probleem’ is geworden. Ergens tussen inleiding en nawoord ligt het schrijven van dit boek, het geeft een wordingsgeschiedenis van Goudsblom's verhouding tot zijn probleem. De aanpak van zijn ‘akademisch probleem’, de richting waarin hij zijn oplossing zoekt, worden overal herkenbaar bepaald door een persoonlijke problematiek.
Dat laatste aspect van het boek is uiteraard het interessantste, in de eerste plaats voor wie van dezelfde generatie als de schrijver, met een soortgelijke intellectuele geschiedenis achter de rug, via Ter Braak en Nietzsche in een ambivalente en onduidelijke relatie met het nihilisme is geraakt. De verleiding is dan ook groot om alleen over Goudblom's ‘oplossing’ te schrijven. Dat zou echter aan het boek bepaald onrecht doen. Trouwens, de ‘oplossing’ is met de hele opzet zo nauw verweven, dat een overzicht van het boek bepaald noodzakelijk is.
Het nihilisme is een vrijwel oeverloos onderwerp. Goudsblom heeft getracht het de baas te worden door een rigoureuze systematiek. In zijn eerste deel beschrijft hij de wording van het begrip van scheldwoord tot etiket voor een aantal verschijnselen in de Europese cultuur. Het is een katalogus van betekenissen, meer dan voldoende om duidelijk te maken dat er de meest uiteenlopende figuren en ideeën mee kunnen worden aangeduid, maar minder als het erom gaat er achter te komen wat G. er zelf onder wil verstaan. Hij maakt tenslotte Nietzsche's formulering tot de zijne, waarin het accent ligt op de zinloosheid en op de ontwaarding van alle waarden: Was bedeutet Nihilismus? Dass die oberste Werte sich entwerten. Es fehtl das Ziel. Es fehlt die Antwort auf das ‘Wozu’.’ Tegelijk echter maakt hij duidelijk alleen de neerslag van nihilistische problematiek als nihilisme te willen zien. Het nihilisme als massaverschijnsel, de fascistische revolutie b.v., komt zo buiten het onderwerp te liggen.
In het tweede deel zet G. uiteen hoe hij het nihilisme wil benaderen. Hij isoleert het als een cultuurelement, iets dat invloed uitoefent op het gedrag van (cultuur-)mensen. Goudsblom wijdt een groot gedeelte van dit tweede deel aan methodologisch-sociologische beschouwingen, die op het eerste gezicht overbodig lijken - het zijn de enige passages ook die te lijden hebben onder een overmaat van vakjargon. Ze zijn niettemin van centraal belang voor het boek, zowel voor de ‘akademische’ aanpak, als voor zijn
[wordt vervolgd]