Hollands Weekblad. Jaargang 2
(1960-1961)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 12]
| |
Wat de kritici vergaten
| |
[pagina 13]
| |
Peachum en Tiger Brown (de triomfantelijke, brutaliserende Kanonensong die hij dan laat zingen, past daar beter dan tijdens de bruiloft, als Tiger Brown zich weinig op zijn gemak voelt) en ook op andere momenten heeft Pabst het principe van ‘Eine Szene für die andere’ laten prevaleren boven Brechts ‘Jede Szene für sich’. Bij Pabst wordt er bijvoorbeeld iets gedáán met de dominee (hij trouwt Macky en Polly metterdaad), bij Brecht zit hij er alleen maar als een schopstoel bij. Zo wemelt het nog van de voorbeelden. Tijdens de bruiloft zingt Polly bij Brecht, om de stemming wat te verhogen, de ballade van die ‘Seeräuber-Jenny. Pabst, met zijn eigen Gevoel voor Ratio, laat deze ballade van het hoteldienstertje dat alle mannen het hoofd wil laten afslaan (‘Hoppla!’) door Jenny zingen, nadat ze zojuist haar geliefde Macky aan de politie verraden heeft (met de galg voor hem in 't vooruitzicht). Polly mag bij Pabst tijdens de bruiloft de Barbara-song zingen, die daar zeker niet misstaat en op die plaats in ieder geval logischer klinkt dan waar Brecht hem wil: bij haar thuiskomst na de bruiloft, als explanatie aan haar woedende ouders. Niet ten onrechte vond Pabst (‘Der Zuschauer steht mittendrin, miterlebt’), dat noch Peachum, noch diens vrouw, noch Polly op dat moment in de stemming waren voor een lied. Maar Brecht maalt daar niet om: ‘Der Zuschauer steht gegenüber, studiert’, en hoppla: ‘Songbeleuchtung: goldenes Licht. Die Orgel wird illuminiert. Etc.’ Een andere vondst van Pabst is, dat hij Lucie domweg schrapt, omdat met deze geliefde er ook nog bij zijn logische, ook psychologische rode draad in de war dreigde re raken. Als tegenwicht geeft hij Jenny meer speelkansen. Verder geeft hij ‘zijn’ verhaal meer ‘body’ door de Bank, waarover bij Brecht alleen maar vaag gesproken wordt, inderdaad door de bende, onder aanvoering van Polly, te laten overnemen. Als Macky dan, dankzij de verleidingskunsten van Jenny (vondst van Pabst) uit de gevangenis ontsnapt, kunnen hij, Polly, Peachum en Tiger Brown, bijeen in het bankgebouw, met recht het glas heffen en model staan voor die ‘Moritat’: ‘Und so kommt zum guten Ende / Alles unter einen Hut, / Ist das nötige Geld vorhanden / Ist das Ende meistens gut.’ Inplaats van ‘erzählend’, zoals Brecht wilde, is Pabst ‘handelnd’ geworden. Het ‘Geschehen ist linear’ inplaats van ‘in Kurven’. Kortom, de Driestuiversopera van Pabst is in wezen anders dan die van Brecht, en daar is door de kritici te weinig rekening mee gehouden. De kriticus van Het Vrije Volk bijvoorbeeld verzekerde, dat hij ‘zich tot het uiterste had willen inspannen om los te komen van de enorme kracht van zijn herinnering aan de filmversie. Hij had op het scherm veel voor lief willen nemen’, zei hij, ‘maar er deugde niets van.’ En als hij dan al zijn, grotendeels irreële, bezwaren opsomt, voelt men, dat zij eigenlijk hier op neer komen: ‘Hans Kaart was te dik voor de rol van Fritz Rasp. Joop Doderer te ordinair voor de rol van Rudolf Foster. Annie de Lange te slecht bij stem voor de rol van Lotte Lenja, en Matthieu van Eijsden te schor voor de rol van Ernst Busch.’ Maar dat is geen redenatie. Als Willy van Hemert de filmversie op het TV-scherm had willen brengen, zou men hem bij voorbaat al de hele onderneming kunnen verwijten, omdat in een directe uitzending, met spelersmateriaal van geringer gehalte, een der zeldzame meesterwerken uit de filmgeschiedenis natuurlijk niet benaderd kan worden. Terecht heeft Van Hemert zijn capaciteiten in die richting dus niet overschat en zich consequent tot het toneelwerk bepaald. Dat het stuk langer is dan de film, brokkeliger en in de ogen van mensen die door de jaren heen aan de dramatische vorm van toneel gewend zijn en niet aan de epische, minder goed, valt hem niet te verwijten. |
|