dertiger jaren in elk land een eigen nationale sterk beschermende politiek gevoerd. Wij hebben daar in Nederland nog miljoenen agrarische subsidies uit overheidskas van over (het z.g. ‘Landbouwegalisatiefonds’ is zelfs een onderdeel van de Miljoenennota en beheerst de begroting van het ministerie van landbouw). Reeds onder het socialistische beheer Mansholt, Vondeling, is in Nederland begonnen aan een voorzichtige reorganisatie van de Nederlandse landbouw, maar daarbij bleek pas duidelijk hoe onbeschrijfelijk gecompliceerd de zaken waren. In het kort komt het hierop neer, dat de ene regeringssteun de andere uitlokt. Valt er een brok steun weg, dan is ofwel de consument de dupe doordat de prijs soms vrij sterk stijgt, ofwel het produkt verdwijnt van de produktielijst, daar de landman een felle calculator is en geen produkten verbouwt of dieren opfokt, die hem geen gewin brengen. De boerenstand is bedrijfseconomisch gezien de ondernemersstand met het geringste verantwoordelijkheidsgevoel voor de gemeenschap en het grootste rentabiliteitsrealisme. De varkenscyclus is daar een van de sprekende voorbeelden van, en wat gebruikelijk is op het gebied van veevervoer is in een heel ander vlak een ander soort voorbeeld van het altruisme van de boer.
Ik zeg dit niet zuur als grotestadsmens zonder verstand van agrarische situaties en subsidies, want in tegenstelling tot het algemene geloof is het niet zo moeilijk achter de techniek van de subsidies te komen, terwijl inzicht in de boerenpsychologie geen kwestie is van geografische situatie, maar van systematisch onderzoek. Met dat onderzoek begon ik als kleuter al tijdens de eerste wereldoorlog toen de eerzame agrariërs in mijn ouderlijk huis hanen en ganzen bezorgden vanwege het feit, dat mijn vader voor de Limburgse mijnen landerijen moest schatten en daarbij de hinderlijke neiging had exacte normen aan te leggen voor de waarde en er geen rekening mee te houden, dat de boeren ‘er wel voor over hadden’ als de taxaties hoog uitvielen, waar de ‘mijnen toch geld genoeg
hadden’. Wij waren in die jaren tamelijk hongerige kleuters en begrepen niet waarom die kostelijke gaven altijd prompt terug moesten... In deze en andere dingen zijn de boeren op de hele wereld gelijk. Van enige eerbied voor het dier of voor het leven is geen sprake, niet alleen in Amerika, waar de fokkerijen luide ten hemel schreien. Op de Veluwe, in Spanje of in Denemarken is het weinig anders. Een van enige menswaardige eerbied getuigende houding zag ik slechts in Israël en bij het kampongkleinbedrijf in Indonesië. Ten onrechte is de volstrekte onverschilligheid en liefdeloosheid van de boeren wel voor domheid gehouden. Hoe ‘dom’ ze waren kon men zien aan het eerste referendum van de nazi's in Duitsland in de dertiger jaren, toen het stemmen nog geheim kon geschieden. Het platteland had toen het hoogste percentage ‘ja-stemmen’ want de boeren wisten wel waar hun voordeel lag, indien de nationalisten de autarkie zouden moeten doordrijven. Daarmede zijn we meteen op Duitsland gekomen, het land, waarvan thans het verzet komt tegen een economisch logische integratie van de landbouw in de Europese economie, i.c. die van ten minste de zes landen der E.E.G. Dit is dan meteen een van die zeldzame gevallen, waarin men ‘Duitsland’ niet mag identificeren met ‘de Duitsers’ want indien men nu eens hartgrondig en rijk gedocumenteerd op de boeren wil horen schelden, moet men naar de Duitse industriegebieden gaan.
Een van de dingen, die aan de historische schets van Vredeling menslievenderwijs ontbraken, was de druk, die de boerenstand in zijn organismen en organisaties op de overheid kan uitoefenen. De Duitse boeren waren nooit in groten getale lid van de nazi-partijen. Zij waren ‘onpolitiek’ en na 1945 was het maar zelden nodig een boer te ontnazificeren. Ze hadden de nazi's in belangrijke mate geholpen hun politiek in binnen- en buitenland te verwezenlijken, maar ze waren zelf vrijwel nooit ‘fout’. Ze weten nu echter precies wie er wel ‘fout’ waren en desondanks op eerzame posten. Dat geldt zowel in de kleine lokale gemeenschappen als in de grote politiek, waar alle kopstukken van organisaties als ‘Reichsnährstand’ e.d. nu ook fijn het heft in handen hebben en een zware druk leggen op al die opnieuw in functie zijnde ambtenaren, die ‘fout’ waren, al dan niet intussen geontnazificeerd.
Niettemin is dat maar een betrekkelijk onschuldig symptoom van de aan de gang zijnde knevelarij. De morele druk op de overheid en het ambtenarencorps is anders