‘Amateur-theologie’
Het Nederlandse Rooms-Katholieke volksdeel, in het mandement van 1954 nog om zijn volgzaamheid ten opzichte van de bisschoppen geprezen, begint tekenen van eigenzinnigheid of, wil men, zelfstandigheid te vertonen. Een andere conclusie kan moeilijk getrokken worden uit het feit dat de bisschop van Haarlem, mgr. dr. J.A.E. van Dodewaard, op de feestvergadering ter herdenking van het 25-jarig bestaan der Sint Adelbertsvereniging, naast zijn gelukwens de vermaning meende te moeten uitspreken dat leken zich niet met de theologie hebben te bemoeien. ‘Wij zijn allen weliswaar gelovigen’, aldus de bisschop, ‘maar niet allen theologen. De heilige theologie is altijd nog een vak en vereist een aparte vorming’. En verder: ‘Als theologen zich zouden hebben vermeten over medische onderwerpen te schrijven op een wijze als er door sommige niet-theologen over de theologie werd geschreven, zouden zij reeds lang en terecht te horen hebben gekregen: schoenmaker, blijf bij je leest’.
De Tijd-de Maasbode van 26 september l.l., de bisschoppelijke vermaning in een cursiefje besprekend, schrijft: ‘De waarschuwing tegen amateur-theologie vond haar aanleiding vermoedelijk in één enkel artikel dat blijkbaar luid genoeg was om in de heilige stilten door te dringen’. En degenen die R.K.-publikaties min of meer geregeld volgen weten dat hier gedoeld wordt op een artikel van de heer H. Bouchette in het maandblad van Sint Adelbert, waarin een diepgaand wantrouwen werd uitgesproken ten aanzien van het door de paus aangekondigde algemeen concilie, waarvan velen aanvankelijk en naïevelijk niet minder dan de hereniging der christenheid verwachtten.
De heer Bouchette was, m.i. terecht, van mening dat het Vaticaans concilie van 1869/70, waarachter de R.K. Kerk niet terug kan, omdat concilie-besluiten nu eenmaal ‘onfeilbaar’ zijn, en waar de leer van de pauselijke onfeilbaarheid plechtig als dogma is afgekondigd, alle uitzicht op hereniging illusoir heeft gemaakt. ‘Een minderheid der katholieke bisschoppen, die een enkel juridische meerderheid ter vergadering vormden, drong de Kerk een plechtige definitie op, welke thans in de Oecumene (het geheel der christenheid) het grootste en bijna onoverkomelijke struikelblok der hereniging is’.
De heer Bouchette heeft de kerkgeschiedenis blijkbaar goed bestudeerd. Maar toch moet hij van de bisschop zijn mond maar houden, omdat hij geen theoloog van professie is. De bisschop schijnt helemaal vergeten te zijn dat ook Jezus Christus - het woord is meen ik van Multatuli - geen doctor is de theologie was. En dat vele groten in het leven van kerk en christenheid, die op het geloof van miljoenen onuitwisbaar hun stempel hebben gedrukt, als b.v. Ambrosius, Augustinus, Bernard van Clairvaux en Franciscus van Assisi, evenmin gegradueerde theologen waren. Ook de vergelijking van medische en theologische wetenschap gaat niet op. Ongetwijfeld, wie als leek op medisch gebied medische stellingen poneert en autoriteiten op dat terrein gaat aanvallen maakt zich alleen maar belachelijk. Maar met de theologie is het toch even anders gesteld, evenals b.v. met de filosofie. Men kan niet zeggen dat de filosofie een vakwetenschap is, waar ieder ander zich maar buiten moet houden - vele groten op dit terrein (Socrates, Spinoza, Bolland) waren ook geen academisch gegradueerden - omdat ieder denkend mens geneigd is zich een wereld- en levensbeschouwing te vormen en dus, hoe primitief vaak ook, filosofeert. Terecht is dan ook het ‘onbevoegd uitoefenen’ van de geneeskunde verboden, maar niet het onbevoegd uitoefenen van de filosofie, omdat de filosofie in principe een algemeen menselijke aangelegenheid is.
Welnu, wat voor de filosofie geldt, geldt voorzover het de gelovigen aangaat ook voor de theologie. Zeker, de meesten zijn kuddedieren die schaapachtig hun leiders volgen. Maar zodra een gelovige last begint te krijgen van zijn menselijkheid, zal hij over zijn geloof gaan nadenken en daarmee, hoe primitief vaak ook, aan theologie gaan doen. Want wat is theologie anders dan nadenken over het geloof? Evenwel, typisch rooms is het de ‘heilige theologie’ te willen reserveren voor een eveneens heilige kleine clan, die dan het gezaghebbende woord tot de grote schare prediken zal. Maar de buitenstaander wacht met belangstelling af, hoe zich de groeiende spanning tussen de aan