De Gaulle - eind van een tijdperk?
E. Damen
Toon en stijl van De Gaulle's persconferentie op de al historisch wordende maandag van ‘Labour Day’, de vijfde september 1960, weken af van wat men de laatste jaren van de generaal gewend was geworden; het herinnerde aan zijn felle dagen in Londen. Het gaat in Europa niet naar de zin van De Gaulle. Dat heeft hij eerst tegen de vrome vos uit Remagen gezegd en toen tegen de andere Europese minister-presidenten, om vervolgens op zijn persconferentie, ook via de radio, in feite de bestaande Europese instellingen te desavoueren en eigenlijk daarmee ook de verdragen, waarop die instellingen (E.G.K.S., E.E.G. en Euratom) berusten. Vermoedelijk meer voor des generaals binnenlandse consumptie werden en passant de Ver. Naties (i.v.m. Algerië) tot een vrijwel waardeloos instituut bestempeld, maar nauwe Europese samenwerking werd als ideaal aangeprezen. Daarmede liet hij zich een uitweg: de verdragen, die voor vijftig jaar gesloten werden, zal Frankrijk niet opzeggen, wel zal evident naar vervorming, subs, aanpassing worden gestreefd. Om de reacties even in de commentaren samen te vatten: de N.R.C. vond het triest en De Telegraaf vond het prachtig. Ligt de waarheid in het midden of zette De Gaulle de klok meer dan tien jaar terug.?
De houding van De Gaulle was al te voorzien na zijn eerste optreden in het Franse binnenland. Politiek mag dit optreden discussiabel geweest zijn, het werd economisch een succes en de Fransen, die men deze zomer al toerend in Europa kon ontmoeten, waren een gelukkiger soort Fransen, dan tien jaar geleden. De economie is niet alléén de factor, die het leven bepaalt. Ook in Oost-Duitsland heb ik pas met eigen ogen gezien, dat de economie gezond is en toch zou ik er voor geen goud heen willen. Maar de economie is wel een belangrijke factor, speciaal in internationale betrekkingen. Na de mislukkingen van de Hoge Autoriteit bij de kolencrisis en de verdere mislukkingen van het landbouwoverleg in de E.E.G., alsmede na de mislukking van het Euratom-experiment als gevolg van de overhaast, stonden er twee wegen open.
De ene weg werd moeizaam gezocht door de serieuze figuren bij de Europese instellingen en bestond in een Europese integratie via de verdragen en dus feitelijk via de bureaucratische uitvoeringsorganen. Omdat men bureaucratie boven anarchie moet prefereren heb ik daar een moment aan geloofd, vooral tijdens het hoogtepunt van de Kongocrisis, omdat de toonaangevende Europese ambtenaren t.a.v. de problemen-België het hoofd koel hielden en op langere termijn bleken te kunnen denken. Los daarvan werd in het denken van de Europese instellingen meer realisme zichtbaar tegenover het tempo der integratie; de ‘wilde jaren’ waren over, men besefte, dat Keulen en Aken niet op een dag gebouwd waren. Ik heb toen een soort tussentijdse Europese balans proberen te maken. In het actief stond het groeiende realisme bij de feitelijke uitvoerende organen, maar in het passief bleek al meteen, dat de interne organisatie stuntelig was, waarvan ik voorbeelden zag in de externe betrekkingen van de organisaties tot het mensdom. Door het optreden van De Gaulle zijn de voorstanders van de nieuwe weg der zeer geleidelijke integratie vermoedelijk tamelijk ‘eingeschüchtert’ wellicht op enkele onverbeterlijke federalisten na, waarvan de hun anders zo welgezinde NRC zich wat Nederland betreft nu ook al licht gedistanciëerd heeft. De alternatieve andere weg heeft De Gaulle gewezen: ge hebt de zes en de zeven zó gefixeerd, dat ze niet meer bijeen kunnen komen, zeide de generaal, dus dan moet ge niet verder integraal streven, maar individueel, groepsgewijs of collectief