niets merkt, en stak tenslotte op eigen gelegenheid over.
Dat was iets anders dan innerlijk leven, en het gaf mij een grote opluchting, waarbij de sismuziek voor het eerst sinds vele dagen verstomde. Het is jammer dat maar zelden een liefdesgeschiedenis zo puntig vertolkt wordt in de houdingen en gebaren van een halve minuut. Het zal wel de vormeloosheid van het dagelijks bestaan zijn die uitdrukking vindt in mijn binnensmondse dreun, en soms lijkt alles inderdaad zo gestold te zijn in routine dat ik niet meer weet hoe er ooit een model aan gegeven zou kunnen worden. Het lijkt logisch dat er in zulke omstandigheden naar vormen gezocht moet worden, niet naar inhouden die dan juist nergens in terecht kunnen; maar in de staat van nerveuze onmacht die erdoor gewekt wordt, is zelfs dat nog te moeilijk om te bedenken.
De Amerikaanse film The Savage Eye, die met goed recht de reputatie geniet van anders te zijn dan een gewoon filmhandelsprodukt, leek mij verder zijns ondanks te laten zien hoever het wel kan komen met de onmacht om vormen te onderscheiden in de realiteit. Uitgaande van de betwistbare veronderstelling dat een vrouw als zij pas door haar man verlaten is, een woeste blik op de wereld zal ontwikkelen (in plaats van juist zonder nader toezien aan te nemen dat alles misère is), vertoont hij ons een gejaagde serie beelden van ongeluk, lelijkheid en doorzichtige schone schijn, voornamelijk langs de straat en in openbare ontmoetingsplaatsen. Het zag er voor mij uit als grimmig realisme van de meest gewilde soort, nog eens extra bedorven door de bijgedachte dat het allemaal zo erg niet zou lijken als je gelukkig was in de liefde. Na afloop voelde ik mij alsof ik een uur lang bestookt was met strozakken. Er bleef een besef van misère uit over, maar dat kwam voornamelijk doordat er in al dit geweld haast niets aan ondervinding was meegedeeld.
Een film voor automobilisten misschien, bedacht ik later (hij speelt zich ook voor een belangrijk deel af tussen auto's). De charme van het autorijden is dat het ons in een vereenvoudigde en versnelde wereld brengt, waarin wij in een zekere dramatische spanning leven niet onder mensen maar onder weggebruikers. Wie zich nooit anders over de straat beweegt, merkt op den duur niet eens meer hoe sterk zijn bewustzijn erbij verengd wordt; des te beter is het aannemelijk dat hij paf zal staan als hem vertoond wordt wat er vlak naast hem te zien is, en dat hij in die fantastische wereld iedere onderscheiding tussen zware en lichte, hele en halve ondervindingen ongepast zal vinden. Alleen handenwringen past dan bij een dergelijke openbaring.
Niet dat automobilisten een monopolie hebben op de onopmerkzaamheid, maar zij zijn er nog ontvankelijker voor dan diegenen onder ons die wel eens een eindje lopen en die ons soms laten vervoeren door autobussen, waar ook het tamste oog op de gezichten kan lezen dat het menselijk bestaan treurig en lelijk is.
Een van de aardigste reeksen overtredingen waar ik van gehoord heb wordt de laatste tijd begaan in het huis van een huurster van J.G., die hem vaak opbelt wanneer hij niet thuis is en wanneer ik dan de telefoon aanneem, mij precies vertelt wat zij van plan is hem later te vertellen. Van buiten teruggekeerd na Pasen, vond zij haar huis in gedeeltelijke wanorde. Niet dat er iets gestolen was, maar het bed van haar dochter was beslapen, door een man die een zakdoek en een vrouw die een stuk ondergoed in de kamer had achtergelaten; sigaretten waren uitgemaakt op de asbakjes, er was koffie gedronken uit de kopjes en er bleek een raam geforceerd te zijn met een schroevendraaier. Het volgende weekend was zij weer weg, en het schandaal herhaalde zich. Het daarop volgende weekend werd er in de nacht van zaterdag op zondag wacht gehouden in het huis, en niemand vertoonde zich; in de nacht van zondag op maandag hield de wacht het voor gezien, en werd er weer geslapen op het bed en gedronken van de koffie.
Er is tot nu toe geen enkele aanwijzing gevonden die tot opsporing van de daders kan leiden, en het bed van de dochter blijft bedreigd. Het is overigens een verdachte bijzonderheid dat het weer om het bed van die dochter gaat. Een paar maanden geleden hoorde ik de klacht dat het raam van de kamer van deze jonge vrouw niet goed sloot; vervolgens was het punt van zorg dat er steigers gezet waren voor het buurhuis, die de voorbijgangers als het ware uitnodigden om door het raam naar binnen te klimmen; nu zijn er dan anderen gekomen om te laten zien wat er op zo'n bed wel kan gebeuren. Het verhaal is bijna te evenwichtig om waar te zijn, met de frisse geur van de morgenkoffie in contrast tegen de obscene kreukels in de achtergelaten kledingstukken. Iedere keer dat ik de huurster aan de telefoon krijg, wordt de dochter in mijn voorstelling breder en sterker.