Weg met Brecht
L.Th. Lehmann
Nee, dit is niet rabiaat anticommunisme, ik zou toch genoeg tegenstanders krijgen onder de talrijke anticommunistische probrechten. Ik ben nog net in het staartje van die leeftijdsgroep voor wie de Dreigroschenoper al voor de oorlog een begrip was. Die heerlijke muziek van Kurt Weill, hier was nu eens (ik spreek nu van eerste indrukken, ik heb later genoeg muziek meer gehoord om te weten dat wat nu volgt onrechtvaardig is tegenover vele andere componisten, maar zeker niet tegenover Kurt Weill) moderne muziek die huppelen kon, in tegenstelling met het ietwat sombere en verdwaald klinkende gejank van Webern of Alban Berg, dat zo alles te maken had met de punten ritmeloze themarekkerij van de Duitse romantische componisten daarvoor. Je zong de liedjes en na een tijdje werd je dan nieuwsgierig in welk geheel dit allemaal paste. Je las dan het stuk en was jong en snobistisch genoeg om er respect voor te hebben, het was nu eenmaal een modern cultuurmonument, maar eigenlijk waren de grappen nogal irrelevant en de satire ging tegen iets dat eigenlijk evenmin te herkennen was als het Wallstreetkapitaal zaliger nagedachtenis van de oude communistische propagandacatechisatie. Wat later ontdekte je, dat sommige van de liederenteksten voor het grootste deel balladen van François Villon waren, met af en toe een paar woordjes Brecht waar dat beter uitkwam. Nog later ontdekte je het prachtige compacte en grimmige stuk van John Gay, The Beggars Opera. John Gay wist waar hij het over had, de afgrijselijke toestanden die hij beschrijft staan ons naaldscherp voor ogen, ook al leven we niet meer in de achttiende eeuw; alles wat Brecht eruit gehaald heeft en dat is zijn hele Dreigroschenoper minus Villon, heeft hij verzwakt, vervaagd en vertroebeld. Wat hangt er eigenlijk aan de drie fiere ballons Weill, Villon en Gay? Beroerd weinig.
Goed, Brecht heeft nog meer met Weill gedaan, de opera Mahagonny. O ja, natuurlijk heerlijke liedjes, Weill kon het! Het stuk was ditmaal voorzover ik weet van niemand anders dan Brecht. Het was een satire over de een of andere vage boomtown in Amerika, waar men blijkbaar vreselijk verdorven, materialistisch en corrupt is. Een slag in de lucht, met de obligate Engelse frasen van Duitsers uit de twintiger jaren.
Tot overmaat van ramp heeft Brecht het nepskelet van de Dreigroschenoper nog met nepvlees bekleed van de Dreigroschenroman en toen was er geen Weill om hem te helpen.
Iemand liet me een bundel novellen van Brecht zien getiteld Kalendergeschichten. Er was een verhaal in over Socrates. Brecht begon met ons te vertellen dat het bekend is dat Socrates in 424 voor Christus gevochten heeft in de slag bij Delion. Correct; we lezen verder. Dan blijkt deze slag gestreden te zijn tussen Atheners en Perzen! En de Atheners overwonnen! Verbijstering: de slag bij Delion was tussen Atheners en Thebanen (ook Grieken) en werd door de Atheners verloren. Zoiets is te gek, ik weet niet of Brecht een soliede Duitse gymnasiumopleiding heeft gehad, maar iets als dit is door iedereen toch na te slaan in een boek over oude geschiedenis. Als hij een satirisch verhaaltje over oorlog wil schrijven, best, er zijn genoeg echte en fictieve oorlogen om uit te kiezen, maar als men nu eenmaal de namen Socrates en Alkibiades kent kan men beter consequent blijven. Brecht zwetst maar wat! Brecht gebruikt de wereldlitteratuur als stut voor zijn wankele constructies! In het veen kijkt men op geen turfje en het is voor een goed doel. Brecht scheen te denken: ze hebben het toch niet gelezen.
Brecht is dood, ik kan het niet helpen, hij had best nog mogen leven. De achttiende eeuwse Engelse litteratuur heeft hij niet met rust kunnen laten. Zo zat hij recentelijk nog met zijn vingers aan The Recruiting Sergeant, van Farquhar. Dit is niet een van de meesterwerken van de wereld, maar het is een zeer welgemaakt en levendig stuk. De