De oude man en de renbaan
J.J. Peereboom
René Hardy is sinds een paar jaar een bekende schrijver, dank zij Amère Victoire, waar ook een film naar gemaakt is. Ik heb nooit meer dan half kunnen begrijpen wat er interessant gevonden werd aan die Engelse officiersfiguren in de woestijn; de bedoelingen van de auteur staken als latten en touwen door het papieren decor.
Met zijn nieuwe boek,
L'Aigle et le Cheval (uitgave Denoël) is het niet veel anders. Het gaat nu over een oude Californische rancher, John Freemont, die twintig jaar geleden zijn familie en zijn bezit door brand verloren heeft, maar nu nog eens met zijn enige paard, en met een Indianenjongetje dat het zal berijden, op de rennen van San Diego de Alcala aankomt, waar de beesten uit zijn stallen vroeger vele overwinningen behaald hebben. Het verhaal speelt zich af in één dag, van 's morgens vroeg tot 's middags vijf uur, als de race eindelijk gelopen wordt, met een naspel in het duurste plaatselijke hotel, waar de stervende rancher zijn gasten ontvangt - hij heeft waarachtig weer gewonnen.
Intussen heeft hij zich scènes uit zijn leven te binnen gebracht: hoe het was toen zijn vrouw en zijn zoon nog leefden, hoe hij zich voelde na de brand, hoe hij gezwoegd heeft op de training van zijn paard, de zoon van een merrie die hij cadeau had gekregen.
De invloed van Hemingway's voorbeeld is onmiskenbaar, en ik moet toegeven dat dat verhaal over die andere oude man op de zee mij ook al onverschillig liet; maar dit is nog heel wat minder goed gemaakt. John le Fier werd de rancher genoemd, want hij was altijd ongezeglijk; of John le Coyote, want hij was een bullebak ook; en zo is hij eigenlijk nog steeds, onverwoestbaar, alleen ouder, een beetje gek om te zien en zeer eenkennig. Hardy vertelt over hem in de gedwongen eenvoudige trant die voor zulke geschiedenissen over ‘een grijsaard, een kind, een paard’ aangewezen wordt geacht en die het mogelijk maakt om een roman aan te bevelen als beau.
Voor lezers die hun eigen ingewikkeldheden nog niet helemaal afgezworen hebben is het veel te doorzichtig. Waardoor moeten wij hier ontroerd worden? Alleen door ontroerende woorden, zou ik zeggen; zeker niet door de ondervinding van de hoofdpersoon, die geen kans krijgt om de stemming van schone eenvoud te verstoren met blijken van menselijkheid.