zeebra
een recente discussie in dit blad: ‘Un journaliste bien élevé, c'est si rare!’
Deze uitroep wordt geinspireerd door Claude Bergiéri, die wel goed opgevoed is, en behalve journalist ook romancier zonder succes. De bourgeoise heeft met hem een gesprek over het schrijven en zij neemt tegenover allerlei filosofische praatjes het recht in bescherming om een kreet uit te stoten, als die naar de lippen welt. Gelooft Bergiéri daar niet ook in? Nee; het is lief, maar nee; er zijn honderdduizend mensen in Frankrijk die schrijven; iedereen brult zijn versje op: hoor mij aan, ik heb u iets te zeggen!; het is grotesk, waar is dat allemaal goed voor? Het is mooi om de bourgeoise dan te zien uitbarsten: Misschien is alles wel nodig; heel goed, alles wordt opgeslokt door de oceaan van stilte, maar wat geeft dat; het hele leven is gericht op de dood, ieder woord roept een diepere stilte op.
Zij is een formidabele bourgeoise, deze Sylvestre. Ik heb niet veel op met haar aanbeveling van de kreet, vooral doordat ik meen dat die in Holland allang overbodig is geworden voor veel te velen, die nooit een pen op papier zouden durven zetten zonder eerst in hun nuchtere ronde hoofden een ontzinning teweeggebracht te hebben waar inderdaad alleen met kreten uitdrukking aan kan worden gegeven. Zo gaat de litteratuur lijken op een dierentuin, en ik zie haar liever vergelijkbaar met een worstfabriek: de gillende varkens die er ingaan, komen er als kalme worstjes uit. De vergelijking is niet in alle opzichten sluitend, maar wel in zoverre als zij de lezer met een levendig gevoel voor humor bevoorrecht, die zich immers voor de grap af en toe het produktieproces
neushoorn
in omgekeerde richting zal voorstellen, en die zich dus het best kan overtuigen dat er inderdaad varkens in de worstjes zitten.
Intussen is er tegen de kreet die de bourgeoise zelf slaakt onder leiding van Geneviève Gennari geen verweer met vergelijkingen mogelijk. Daar is de dierlijkheid dan ook van overwonnen door al de concrete ervaring die er in uitgedrukt wordt. Er zijn heel wat overslaande noten in, maar ook die zijn meestal goed, en soms zijn het zelfs de beste. Ik heb allerlei waarheden ondervonden die ik alleen als formules kende, zegt de weduwe, en ik ging mij onder het lezen verbeelden dat ik hetzelfde kon beweren. Zo'n luciede en verhelderende kreet is zelden ergens te horen.
Sinds enige tijd moet ik geregeld bepaalde programma's van de Engelse televisie bekijken. Het is ‘niet altijd even interessant’, maar ik heb toch ook de beruchte verleiding ondervonden om het toestel aan te laten staan en te zien of het volgende programma misschien aardig is. Dat het nooit erg lang duurt komt voor een deel van de benauwdheid, veroorzaakt door het uitzicht op een leven dat in bijna al de verschillende programma's op dezelfde weldenkende manier gefiltreerd is. Ik heb nooit veel kunnen geloven van die stelling voor opvoeders en rechters, dat de jeugdkriminaliteit bevorderd wordt door de ideeën die zwakke elementen opdoen in de bioscoop. Des te beter kan ik mij nu voorstellen dat er elementen zijn die van de flauwe smaak van al de gesteriliseerde ondervinding een dolle behoefte overhouden aan de rauwe smaak van iets dat echt gebeurt.
Misschien is daar alweer een deel idealisering van het publiek bij: de programma's waarvan de populariteit bewezen is kunnen het doen vermoeden. Het blijft niettemin waar dat de gefiltreerde ondervinding alleen halve dooien op den duur kan bevredigen, en anderen aanmoedigt om ook halfdood te gaan. Niet dat ik weet hoe daar iets aan veranderd kan worden. Het publiek tot kwaad aanzetten in plaats van er verkapte preekjes aan te geven, dat zou niet mogen; en het leven zo filtreren dat het iets van zijn ware gezicht vertoont, dat is veel te moeilijk en zou trouwens ook al vaak weer choquant zijn.