waarom het vandaag aan de dag zo mis is met de dollar. De Fransen zijn van de Amerikanen af, hebben zelfs hun eigen atoombom en laten de Amerikanen verder voor wat ze zijn: een ver volk, bijna even belangrijk voor de wereldgeschiedenis als de Fransen en verder min of meer ‘gaga’.
Volk en staat in Amerika zijn niet helemaal identiek. Wie een deel van de oorlog in Amerika heeft doorgebracht en zich rekenschap gaf van allerlei verschijnselen in het openbare leven, weet daarvan mee te praten. De Amerikanen voerden tussen 1941 en 1945 een oorlog tegen het fascisme, dat de wereld wilde overheersen. Die oorlog conveniëerde hun niet; er was veel werk, er was veel verdriet, er was een grote beperking van de individuele vrijheid, om het populair te zeggen: de lol was ervan af. Het hele volk was overbelast, nerveus, prikkelbaar, zorgenvol en bekommerd, enigzins onzeker vanwege een plotseling leiderschap, waarom men niet gevraagd had en vooral... in het geheel niet gereed om een verantwoordelijkheid op zich te nemen, die men juist in Amerika had gedacht voorgoed kwijt te zijn, die namelijk voor het wel en wee van de hele wereld. Uit de gewonnen oorlog ontwikkelden zich nieuwe spanningen: Korea. Nog bleef de eenheid van volk en staat bewaard, maar met moeite: men wilde leven, plezierig leven en niet altijd maar weer vechten. Er kwam na Korea verzet tegen de zware belastingdruk vanwege de grote militaire uitgaven, er was ook gegrom vanwege het eeuwige gekanker over de Russen, die ver weg leken, maar telkens deden de Russen dingen die de natie dwongen haar standpunt duidelijk te bepalen. Rusland kreeg de atoombom. Rusland maakte een aardsatelliet. Rusland vloog naar de maan. Rusland heeft een grotere staalproduktie dan Amerika. Het onbetwistbare militaire en economische overwicht leek zich telkens te verplaatsen naar Rusland; de Amerikanen werden opgezweept tot uitgaven voor speurwerk. ‘Als je je zoon voor ingenieur laat studeren, bewijs je de natie een dienst’ .. Men leefde niet meer de fameuze ‘American way of life’, maar men werd geleefd. Een vrijheidslievende natie moest daarvan al gauw genoeg krijgen, maar veel keus was er niet.
Toen de Amerikaanse gemene man er net aardig genoeg van begon te krijgen, dat de Russen met alles vóór lagen en er over een au fond luttele zaak, zoals Berlijn toch was, een grote affaire dreigde te groeien, die de Russen met al hun bluf niet conveniëerde, sloeg de Russische taktiek om: van de militaire prestige-wedloop ging men over op het economisch offensief. Zo subtiel, dat de makers van de publieke opinie, die het in de gaten hadden, het nauwelijks konden aantonen, laat staan bewijzen. Na het Amerikabezoek van de leider aller Russen kwamen de handelsverdragen en de vriendelijke gestes. Export van diamanten, van aardolieprodukten en van kolen en staal. Overaanbod van grondstoffen op alle wereldmarkten, dalende prijzen voor deze grondstoffen, overschot aan scheepsruimte door het wegvallen van voorraadvorming en van militaire reserveringen, kortom het oostelijk spel zat goed in elkaar en de verschijnselen waren op elkaar afgestemd. Op het economische terrein echter dachten de Amerikanen zich veilig. Nu men kennelijk niet meer hoefde te werken met zogezegd het geweer aan de voet, kreeg het leven weer wat meer waarde. Men kon consumptiegoederen gaan maken in plaats van tanks; en burgervliegtuigen in plaats van atoombommen. Natuurlijk was er bij de laatst-ingediende begroting wel een paar miljard dollars nodig voor defensie, die heeft elke staat tegenwoordig nodig, maar primair was nu toch wel de uitbouw van de produktie voor de vrede, een typisch consumptieve economie.
Deze nieuwe situatie dreigt de Amerikanen de das om te doen. Het Amerikanisme, de Amerikaanse stijl van leven, met een zeer hoge consumptie, met een grote mate van luxe, met ook een grote vrijgevigheid, zelfs aan Uncle Sam in de vorm van inkomstenbelasting, is namelijk alleen maar volledig mogelijk in wat men noemt een inflatoire tijd. In een tijd, waarin hoe dan ook alles expandeert, waarin de prijzen stijgen en waarin het verbruik voor een deel wordt gefinancierd met toekomstige inkomsten, die toch hoger zullen zijn dan de huidige.
Uitgaand van het bestaande niveau van Amerikaanse industriële produktie, is een aanmerkelijke vergroting van de export geen eenvoudige zaak. De andere landen hebben in het algemeen alles wat zij nodig hebben. Neem nu Nederland. Op een paar machinetypen na, kunnen wij alles wat wij nodig hebben om onze natie industriëel draaiende te houden elders krijgen, buiten Amerika. Frankrijk en Engeland zijn voor de grondstoffenvoorziening grote rivalen van Amerika geworden en voor het afgewerkte industrieprodukt helemaal. De grote Amerikaanse industrieën, die deze ontwikkeling hebben zien aankomen, hebben vestigingen in ons land, vide Du Pont de Nemours,