ideologie (liberaal) meer geneigd iemand eerst als ‘vent’ te bekijken en daarna naar het partijetiket te kijken, dan een Republikein wiens ‘intellectueel temperament’ zich in trouw aan e partij uit.
Typerend in dit verband is de eerste officiële verkiezingsrede van senator Jack Kennedy, waarin hij op magistrale manier zijn opvatttingen over het ambt van president van de verenigde Staten uiteenzette. Hij wilde zich als ‘vent’ laten kennen. Vice-president Nixon daarentegen reageerde in Republikeinse trant: hij plaatste tegenover Kennedy's ideologische conceptie er een van ongeïnspireerde doelmatigheid en de meest opvallende opmerking die hij daarbij maakte was, dat het er niet toe deed hoe een president iets bereikte, omdat de resultaten zelf zouden bepalen of de president een krachtige of zwakke figuur was geweest. Daar spreekt een gebrek aan ‘stijl’ uit, een gebrek aan subtiliteit, waar het Kennedy nu juist om ging.
Vice-president Nixon is een politicus van de eerste orde, in deze zin, dat hij een scherp gevoel heeft voor het ten eigen bate gebruik maken van politieke ontwikkelingen, van kleine verschuivingen in de partij-gelederen, van gebeurtenissen die het volk aanspreken. Nixon heeft in de afgelopen twee, drie jaar zich zorgvuldig onthouden van openbare handelingen en uitspraken die zijn candidatuur nadelig zouden kunnen beïnvloeden. Hij trad weinig op de voorgrond, en in de gevallen waarin hij dat wel deed, was het succes verzekerd en wanneer dat niet zo was, dan werd het verzekerd. Zijn ontmoeting met premier Chroestjow, bijvoorbeeld, in Moskou, werd op die manier buiten alle proporties opgeblazen tot een ‘debat’ waaruit Nixon tevoorschijn kwam als degene die de kat eventjes de bel had aangebonden. In werkelijkheid, en ik hoorde het gesprek over de radio, was Chroestjow de situatie voortdurend meester en Nixon's aandeel bestond uit brokkelige stukjes commentaar die geen hout sneden, terwijl hij voor de hand liggende kansen om de premier werkelijk te overtroeven niet benutte.
De onlangs bijgelegde moeilijkheden in de staalindustrie zijn een ander voorbeeld, zij het een ironisch. Bij de bekendmaking dat de staalindustrie en de United Steelworkers
of America overeenstemming hadden bereikt, werd Nixon gepousseerd als degeen die het bekokstoofd had. Aangezien de overeenkomst zeer in het nadeel van de staalindustrie was en de Union (die het altijd van de Democratische partij heeft moeten hebben) deed zegevieren, werd Nixon's rol in de onderhandelingen tamelijk verdacht. Het duurde dan ook niet lang of de Democratische senator Fulbright nam revanche met de mededeling dat de belofte van de staalindustrie om nog geen prijzen te verhogen, gezien moest worden als een verkapte bijdrage aan de verkiezingsfondsen van de Republikeinse partij.
Evenals Eisenhower is Nixon geen creatief politicus, maar een politieke ‘executive’ die de politiek als een ‘business’ beschouwt. Amerika's buitenlandse politiek is sinds 1952 een beleid van takelij kheid geweest waar geen werkelijke ideeën aan te pas zijn gekomen en waarbij op fantasieloze wijze de oude adagia werden toegepast. Wat Foster Dulles aan initiatief had, werd door zijn star dogmatische onwrikbaarheid te niet gedaan, en Christian Herten kreeg door de omstandigheden waaronder en het tijdstip waarop hij aan het bewind kwam nauwelijks een eerlijke kans om een eigen beleidspolitiek op te bouwen. Het ziet er niet naar uit dat daarin, met Nixon als president, een grote verandering zal komen. Meer nog dan Eisenhower zal Nixon vermoedelijk door de belangen van de grote industrieën geüsurpeerd worden en hij zal geneigd zijn de buitenlandse politiek als een verlengstuk van de nationale economie te hanteren, en niet als een delicaat instrument om het internationale evenwicht mee te bewaren.
Zij die tegen Nixon zijn, zijn in hun afkeuring veel radicaler dan de tegenstanders