Tentoonstellingen
In het Stedelijk Museum te amsterdam is nog tot 25 januari ‘De vitaliteit in de kunst’ te zien. Hoewel met vitaliteit voornamelijk krachtpatserij wordt bedoeld, valt hier veel bewonderenswaardigs te zien; van de tentoonstelling als geheel gaat ook wel een zekere overtuigingskracht uit, die echter slechts een openbaring zal zijn voor hen die reeds geloven. Ook tot 25 januari kan men in hetzelfde gebouw een overzicht zien van het naoorlogse werk van Gerrit Benner, en tot 1 februari van dat van Bram van Velde; de twee vormen samen een bijna allegorische voorstelling van het zuivere (Friese) platteland en de corrupte, geheel op de mode ingestelde wereldstad (Parijs). Ten slotte biedt het Stedelijk Museum nog een tentoonstelling van Erich Wichman, met voorbeelden van al diens talrijke activiteiten, zijn antisemitische ververijen uitgezonderd.
Verder in amsterdam een voortreffelijke expositie van werk van Dirk van Gulik bij Magdalene Sothmann, tot 30 januari.
Een andere oudere schilder van formaat exposeert in arnhem (Gemeentemuseum). Het is H.H. Kamerlingh Onnes, die tot 7 februari schilderijen en keramiek laat zien.
Tot 29 januari exposeert in 't Venster te rotterdam de groep Atol, naar de smaak van deze chroniqueur de beste groep jonge kunstenaars van het moment in Nederland.
Andere groepstentoonstellingen zijn die van de Hollandse Aquarellistenkring in het Huis van Looy te haarlem, en die van moderne Amerikaanse grafiek in de Lakenhal te leiden; beiden tot 18 januari.
In de serie tentoonstellingen voor fijnproevers die het Museum in dordrecht organiseert bij gebrek aan fondsen voor grotere ondernemingen, loopt thans (tot 31 januari) de expositie ‘Bekoring van het kleine’: minutieuze afbeeldingen van vlinders, vogels, insecten, vruchten en bloemen. Een groter contrast met ‘De vitaliteit in de kunst’ is wel niet denkbaar. En hiermee is deze kroniek rond.