monische combinatie wordt nog kleiner dan ik voor de theoretische gevallen heb uitgerekend. Daarbij komt dat twee willekeurige individuen meestal veel meer verschillen bezitten dan 25, wat de kansen op harmonie nog kleiner maakt.
Mendel had dus ontdekt dat de natuur in principe a-harmonisch is. En omdat natuurlijk en harmonisch tot op de dag van heden practisch als synoniemen worden beschouwd, moet dat voor hem wel een schok zijn geweest.
En toch bestaat ze, de natuurlijke harmonie, al is het dan niet primair. Tenslotte komen er in de natuur geen watervrezende dieren met zwemvliesjes voor, om het simpel te stellen.
Het antwoord op deze moeilijkheid is ieder bekend: Natuurlijke Selectie. Uit de chaos van a-harmonische combinaties die tijdens elke generatie door de grenzeloze vruchtbaarheid van de meeste planten en dieren wordt opgeleverd, worden de best gecamoufleerde of juist afschrikwekkend fel gekleurde, de moedigste of juist de lafste, degene die in gevaar opgewekt wordt tot snel vluchten of degene die juist in een toestand van schijndood vervalt, uitgeselecteerd. Daarbij komt nog dat de natuurlijke selectie oorzaak is dat bijv. in een waterige omgeving maar hoogst zelden de eigenschap watervrees zal voorkomen, omdat bij elke generatie deze eigenschap er uitgezift wordt en dus niet doorgegeven kan worden aan de volgende generatie. Kortom, de natuur is harmonisch doordat twee factoren samenwerken: 1. een vrijwel onbeperkte variatie, die door mutaties regelmatig wordt aangevuld en die volgens de Mendelwetten in toevallige combinaties aan het nageslacht wordt doorgegeven;
2. de vormende werking van de natuurlijke selectie, die uit de voorhanden combinaties slechts de met de omgeving harmoniërende vormen in leven laat.
Hiermee belanden we bij de eerste zin van dit schrijfsel: voor de mens geldt wel het eerste van deze twee punten, de toevallige, a-harmonische combinatie van eigenschappen, maar in plaats van het ordenend principe van de natuurlijke selectie hebben we een daaraan tegengesteld gedragspatroon ontwikkeld dat ik kortweg maar humaniteit noem: het met behulp van steeds ingewikkelder apparatuur in leven houden en tot voortplanting brengen van alles wat tot de soort Homo sapiens kan worden gerekend, het verdwijnen van het natuurlijke, sociale streven naar uitroeiing van de afwijking, de toenemende rassenvermenging.
Het gevolg is dat we van een natuurlijke conformiteit in uiterlijk en innerlijk tot een steeds groter variatie verbrokkelen. Om dit principe goed te begrijpen moet men zich voorstellen dat de tegenwoordige variaties der tamme honden afstammen van een vrij eenvormige, eenkleurige, ongeveer gelijk grote, wolf of jakhals. Bij de hond is de variatie dan nog kleiner dan bij ons, doordat slechts bepaalde vormen worden uitgeselecteerd en andere afgemaakt. Bij de mens mag en moet zelfs alles in leven blijven, alles zich voortplanten.
De consequenties zijn oneindig; ik noem er hier een paar van:
1. De natuurlijke mens (ik gebruik deze term ‘natuurlijk’ alleen om aan te duiden de mens vóórdat de natuurlijke selectie werd opgeheven) bezat dus maar een kleine variatie. Bij het kiezen van een partner moet dat erg eenvoudig zijn geweest. Behalve de leeftijd zal er nauwelijks keus zijn geweest. Als er n eigenschappen zijn bij de man, die responsie verwachten in een partner, is er bij de natuurlijke mens alle kans dat hij bij één op de vijf, desnoods bij één op de tien vrouwen die ideale partner vindt. Dat is dan niet omdat buitenissiger mannen of vrouwen door hun ongelukkig huwelijksleven al gauw door de natuurlijke selectie zouden worden weggeselecteerd (ofschoon dat eigenlijk best denkbaar is), maar in de eerste plaats omdat de harde buitenwereld alleen maar een vrij eenvormig type toelaat.
Zodra de grote verbrokkeling begint, onder invloed van de humaniteit, wordt de keus voor elke man en vrouw groter en daarmee moeilijker. Een Amerikaan heeft uitgerekend dat elke man slechts een kans heeft van één op de 50.000 dat hij een physiologisch bij hem passende vrouw ontmoet. En dat is dan nog maar alleen physiologisch. De psychologische diversiteit is waarschijnlijk nog veel groter, al is het aan de andere kant zo - tenslotte zou er anders helemaal geen conjugaal leven meer mogelijk zijn - dat juist in de psyche aanpassingsmogelijkheden te vinden zijn die zelfs physiologische kloven kunnen overbruggen.
In landen waar de man de baas is, is het bovenstaande de mechanische oorzaak van de harems. Aangezien de kans op de ideale