Meningen van lezers
Communisme en Indonesië
In haar bespreking van het boek ‘Rice Roots’ van Arthur Goodfriend in H.W. dd. 11 nov. citeert Bep Vuyk een gedeelte van een interview dat de auteur aan Hadji Agus Salim in de mond legt, met de opmerking dat dit gedeelte ‘door Nederlandse lezers is te controleren’. Met deze opmerking moet zij wel bedoelen: ten eerste dat Nederlandse lezers kunnen zien dat de geciteerde passage uitsluitend klinkklare en domme onzin bevat, ten tweede dat Nederlandse lezers weten dat Hadji Agus Salim een veel te verstandig man was om zulke onzin te verkondigen. Over het eerste is geen twijfel mogelijk; over het tweede ook?
Eind 1949 of begin 1950 bevatte het destijds in Djakarta verschijnende dagblad ‘Warta Indonesia’ een interview met Soetan Sjahrir over het probleem van het communisme in Indonesië. De mededelingen van Sjahrir kwamen in het kort op het volgende neer. Toen tijdens de eerste wereldoorlog in Nederlands-Indië een nationalistische massa-beweging opkwam in de vorm van de Sarikat Islam, zon het Nederlandse gouvernement op middelen om deze islamitische beweging van binnen uit aan te vallen. Daartoe haalde het Sneevliet, Baars en enige andere heren naar Indië met de opdracht, een communistische oppositie te organiseren. Conclusie: het communisme in Indonesië is een schepping van het Nederlandse bewind; het communisme in dit land is dus geen Indonesisch maar een Nederlands probleem, dat gedoemd is te verdwijnen met het verdwijnen van het Nederlandse bewind.
Ik heb indertijd mijn ogen uitgewreven, toen ik deze woorden las. Niet alleen wegens de vreemde legende over de ‘opdracht’ aan Sneevliet c.s., maar vooral wegens de onzinnige conclusie. Indien de bevolkingstoename op Java een gevolg is van het Nederlandse bewind, is daarom de overbevolking geen probleem meer voor de onafhankelijke Indonesische regering? Hoe het ook zij, als Soetan Sjahrir, een van de verstandigste mannen van Indonesië, het in de kracht van zijn leven niet beneden zijn waardigheid achtte in bovenstaande vorm politieke voorlichting te geven aan de Djakartaanse krantenlezers, is het niet uitgesloten dat Hadji Agus Salim, die in 1921 als leider van de Sarikat Islam het spit moest afbijten in de strijd tegen de communistische oppositie onder leiding van Semaoen, de vurige discipel van de Nederlanders Sneevliet en Baars, op het eind van zijn leven een variant van deze dolkstootlegende tegenover zijn Amerikaanse bezoeker ten beste heeft gegeven. Welke variant dan waarschijnlijk nog in verminkte vorm door de heer Goodfriend is naverteld.
Den Haag
J.H. Burgers