oud-voorzitter van de KAB, die als enige voor zijn partij heeft gesproken, met zo een nadruk en hardnekkigheid aan de regering de verzekering gevraagd dat zij alle gegevens zal verstrekken over de ontwikkeling van de vrijere loonpolitiek voordat het wetsontwerp op de huurverhoging in behandeling komt? Natuurlijk niet uit pure statistische belangstelling. Dan had hij beter tot 1 april kunnen wachten, de nieuwe einddatum voor het herzien van alle c.a.o.'s. Neen, de KVP'er wil die gegevens hebben vóór de definitieve beslissing over de huurverhoging. Met andere woorden: eerst eens kijken hoe groot de welvaartsstijging zal zijn voor de werknemers in de economische verdelingsruimte min het complex maatregelen van de regering, dan pas zullen wij beslissen over huurverhoging enz. Met nog andere woorden: eerst eens zien hoe de machtsstrijd buiten het parlement verloopt en of wij onze eigen arbeiders los kunnen houden van de zuigkracht van het NVV in de komende maanden en dan pas beslissen of wij de huurverhoging kunnen aanvaarden.
Over die machtsstrijd heeft het socialistische Tweede-Kamerlid De Kadt zeer duidelijke dingen gezegd in het juninummer van Socialisme en Democratie. ‘Wat in de PBO en de SER tot stand is gebracht rust uiteindelijk op een vertrouwen dat een overgrote meerderheid van ons volk in de regering had. En dat vertrouwen kan bestaan omdat de grote volksgroepen in de kabinetten hun eigen vertrouwensmannen zagen. Als dat voor een derde van ons volk niet meer het geval is - niet voor een episode maar voor een tijdperk - dan verdwijnen vertrouwen en samenwerking, en de instellingen die daar de uitdrukking van waren. En dan gaat op den duur de ongeremde machtsstrijd overheersen. Dat zal op alle gebieden overslaan, want de machtsstrijd heeft eigen wetten. En als men ons geen andere keus geeft zullen wij die strijd moeten voeren. Die strijd kan alleen in constructieve banen geleid worden als we deel uitmaken van de regering’.
En aan het slot: ‘Doch de vier partijen der antisocialistische coalitie hebben de verscherping gewild. De gevolgen ervan zijn voor hun rekening. En het Nederlandse volk, dat die gevolgen zal hebben te dragen, zal voor de afrekening zorgen. Wat mij betreft: zo snel mogelijk’.
De eigen wetten van die machtsstrijd heeft men reeds kunnen waarnemen in dat gezamenlijke adres van de vakbonden. Die wet der gezamenlijkheid gold in de Kamer niet.
Men kan over die buitenparlementaire machtsstrijd denken zoals men wil. Ik persoonlijk zie in de buitenparlementaire druk een groot gevaar voor het functioneren van de parlementaire democratie, die ondanks haar tekortkomingen een waarborg is voor de vrijheden die ik zeer hoog stel. Maar de veroordeling van die machtsstrijd staat geheel los van het aanvaarden van de strijd als een harde realiteit waarmee men vooral als regering rekening moet houden.
Doet het kabinet dat eigenlijk wel? Er zitten in het kabinet twee ministers en een staatssecretaris die het zeker doen: minister Zijlstra, minister De Pous en staatssecretaris Roolvink, een man uit de christelijke vakbeweging, een antirevolutionair. Zij hebben gedrieën het toekomstige beleid verdedigd, dapper verdedigd; de ministers heel knap met een overvloed van objectieve wetenschappelijke argumenten, de staatssecretaris op een nogal starre stijfhoofdige manier met, wonderlijk genoeg, dirigistische dreigingen, maar toch ook wel moedig. Zij moesten zich verdedigen tegen de alerte socialistische oppositie van Roemers (vice-voorzitter van het NVV) en van Koopman, een buitengewoon intelligente econoom, die qua wetenschappelijkheid voor de twee ministers niet onderdeed. De berekening van minister De Pous, dat er tegen de achtergrond van de ontwikkeling van de produktiviteit, van de betalingsbalans en van de inkomensverhoudingen en bij uitvoering van het regeringsprogramma van huurverhoging, compensaties enz. slechts een zeer kleine ruimte is voor welvaartsstijging via de vrijere loonvorming, was heel rationeel; de nadruk die prof. Zijlstra legde op de norm van de produktiviteit per man, die als enige mag gelden bij de vrijere loonvorming, kon men niet bestrijden; het beroep van de staatssecretaris op de wijsheid van het georganiseerde bedrijfsleven was ook geen onzin. Maar de verdedigingen kunnen wel eens niet bestand zijn tegen de krachten in de maatschappij.
Waar zal die sociale strijd op neerkomen? Het NVV zal zich niet verzetten tegen de uitvoering van de vrijere loonvorming. Men zal niet alleen trachten al het mogelijke eruit te halen, neen, men zal trachten er veel meer uit te halen dan erin zit. De regering zal door middel van de aanwijzingen aan het college van rijksbemiddelaars een grens stellen en, natuurlijk, c.a.o.'s die boven die grens gaan zullen niet worden goedgekeurd. Maar er zal onrust ontstaan, beginnend bij de werknemers-NVV'ers (zelfs is er nog een eerder beginpunt in de schakel: de niet-erkende revolutionaire EVC), overslaand naar de