Quetzalcoatl contra Tezcatlipoca
door H.U. Jessurun d'Oliveira
Het sacrale balspel wordt als volgt gespeeld. Er is een langwerpig veld, dat de kosmos voorstelt. Hierop speelt zich de strijd af van het leven tegen de dood, het licht tegen het donker, de hemel tegen de aarde. De rubberbal met een middellijn van ongeveer 35 cm. is het symbool van de zon die zijn baan door het heelal aflegt, geholpen door de offers der spelers, die in twee kampen verdeeld zijn: de partij van het donker en de partij van het licht, herkenbaar aan de kleur der uitrustingsstukken. Aan de beide smalle zijden van het veld staan ringen opgesteld: aan de ene zijde de ring der avondschemering, aan de tegenoverliggende zijde de ring van de ochtendschemering. Het spel heeft tot doel de zon door de ringen te krijgen; het magische karakter van het spel brengt mee, dat de werkelijke zon gedwongen is op te gaan, wanneer de bal door de ochtendring geworpen is, en onder te gaan als de bal door de avondring in de nacht verdwijnt. De overwinning van de doodpartij brengt onheil, de zege van de levenspartij betekent zegen.
Essentieel voor het spel is, dat het voortbestaan van de zonnecyclus alleen dan gewaarborgd is, als de celebrerende priesters zichzelf uitputten, zowel lichamelijk als ook in het bedenken van listen en tactieken. Vroeger werden voor het welslagen gruwelijke mensenoffers noodzakelijk geacht, maar later werd deze meedogenloze spelregel gewijzigd in een mildere vorm: de spelers die blijkens het maken van een bepaald aantal fouten volledig afgemat zijn, worden geacht dood te zijn en uit de strijd genomen. Dit verwijderen wegens persoonlijke fouten is een christelijke syncretisme van vrij late datum, dat de tweestrijd uitbreidt met de kategorieën goed en kwaad.
Elk volledig team bestaat uit twaalf spelers, gelijk aan het aantal maanden van het jaar, maar er mogen er maar vijf tegelijk in het strijdperk staan, een latere beperking die samenhangt met de kabbalistische betekenissen van het getal vijf: zowel volmaakte harmonie als overtolligheid, een mystieke eenheid van tegendelen. Het spel wordt gespeeld op een soort kothurnen. Vaak is het veld op een verhoging uitgezet, terwijl de gelovige toeschouwers in de diepte eromheen zitten, zoals om een boksring. De teams, ook in nederland, hebben namen die verband houden met de godenwereld: Thorero's (samensmelting van de dondergod Thor en de minoïsche stierenvechters), de Wolves, representanten van de aarde, de Universitairen, waarin het universum besloten is, en de Globetrotters, een al even kosmische naam.
Het basketbalspel (want daarover hebben we het) begint met een gebed om zegen: de yell. De spelers vormen een kring, voorovergebogen met de hoofden naar elkaar toe, waarmee ze het zonnewiel representeren, en spreken in koor een magische formule uit om de overwinning af te smeken, een sterk rhythmische aaneenschakeling van betekenisloze oerklanken die alleen schijnbaar bedoeld zijn als een hoofse groet aan de tegenstanders.
Eén merkwaardigheid in de kledij moet nog bekeken worden, omdat ze een aanwijzing geeft over de oorsprong van het spel. Vele strijders dragen een dikke elastieken kniebeschermer. Ieder zal u vertellen dat dit gedragen wordt ter versterking van de knieën die immers van het springen en lopen zoveel te lijden hebben. Dit is een rationalisatie, wat blijkt uit het feit dat er meestal maar één gedragen wordt, terwijl beide knieën even zwaar belast zijn, en bovendien ziet men vaak dat de kniestukken tijdens de wedstrijd afgeschoven worden omdat ze de bewegingsvrijheid belemmeren. In werkelijkheid bewijzen ze dat vijftien eeuwen geleden de bal met het bovenbeen gespeeld werd. Ter bescherming van het been werd de dij bedekt met een dikke leren gordel, en het onderbeen, dat bij het opwippen van de bal op de grond rustte, met een scheenstuk.
De bakermat van het basketbalspel is te vinden in de meso-amerikaanse culturen: bij de Maya's en de Azteken. In het Haags gemeentemuseum kan men hierover tal van bijzonderheden, afbeeldingen en sculpturen aantreffen op de tentoonstelling over ‘Dertig eeuwen Mexicaanse kunst’, die tot 24 augustus geopend is. Daar ziet men de Morgenster, een van de gedaanten van Quetzalcoatl, de gevederde slang, strijd leveren tegen de Avondster, Tezcatlipoca, de rokende spiegel, ieder met zijn bondgenoten. Nu nog wordt het spel in Mexico op zonen feestdagen gespeeld. De christelijke syncretismen waarop ik wees, zijn waarschijnlijk afkomstig van de herontdekkers van het spel: figuren uit de Y.M.C.A. en de A.M.V.J. die het omstreeks 1928 in Nederland introduceerden.