tekst, en daar zegt hij dan het zijne van. Het is het principe van de preek, en het komt goed uit dat er één is voor iedere week van het jaar, met twee over voor de verjaardagen van Stendhal en Mérimée.
Inderdaad gaat het ook in de trant van ‘Hoe moeten wij de apostel Prosper nu begrijpen?’ Die vertelt bijvoorbeeld dat Stendhal zei, als hij het met iemand niet eens kon worden ‘Vous êtes un chat, je suis un rat’. Dat zit zo, legt ons de voorganger uit: een rat is een vies en ongelukkig dier, ‘zich met hem te vergelijken geeft de vreugde van nederigheid die waarlijk trotse zielen zoeken’. Elders staat geschreven dat de aanwezigheid van een vervelend of onaangenaam mens Stendhal dadelijk verkilde en op de vlucht deed slaan; begrijp goed, zulke mensen zijn onuitstaanbaar voor gevoeligen, die moeten dan gaan letten op wat ze zeggen, en huichelen en liegen.
Het enige wat eraan ontbreekt is de nederigheid, vals of echt. Dutourd schrijft in de toon waar menigeen door Stendhal toe wordt geïnspireerd: hij was zo'n superieure ziel, en dat neemt mij voor hem in en begrijp ik goed, want zelf kan ik onsuperieure mensen niet uitstaan. Het standpunt is tot daar aan toe, en kan wel op een ondervinding gebaseerd zijn; er zijn vulgaire mensen en superieure, en het is heel goed dat er een onderscheid tussen gemaakt wordt, maar op deze manier komt het niet tot zijn recht. Men gaat niet zijn eigen superioriteit zitten betogen. Als die bestaat, dan wacht men af of wij haar opmerken, en als dat niet gebeurt doordat wij te vulgair zijn, dan is dat jammer. Dutourd zou de eerste zijn om het toe te geven; hij hoeft het zelfs niet meer toe te geven, want hij zegt het al, in het voetspoor van Stendhal, maar geen pagina van zijn boek of er wordt tegen gezondigd. Misschien zou hij dat rechtvaardigen met een beroep op ‘l'esprit de contradiction’, die hij al eerder in zichzelf heeft opgemerkt en die hij ook bij herhaling aan Stendhal toekent. Mooie rechtvaardiging! De tegensprekers-voor-de-aardigheid die ik ken horen bij de saaiste van mijn relaties, en de gedachte dat iemand interessant zou zijn omdat hij het tegenovergestelde zegt van wat anderen zeggen, lijkt mij van de opperste onbenulligheid.
Ook dat zou Dutourd wel weer toegeven, of al gezegd hebben. Hij moet altijd krediet ontvangen voor de voortreffelijkheid van zijn bedoeling, maar er is weinig te beleven als wij dat krediet niet verlenen. Gelukkig wordt er weer een roman van hem aangekondigd. Au Bon Beurre was een grappig boek, en Doucin een mooie uitvinding; het opzettelijk dom-gehouden patriotisme van Les Taxis de la Marne daarentegen, en de oude ideeën op hoge toon van Le Fond et la Forme, die helderen niets op, zij poetsen alleen op, oud koper dat al naar de zolder gebracht was. Zo ook L'Ame Sensible, uitleggingen van een tekst die zelf volmaakt helder is, en hier alleen aangedikt wordt.