Varia.
Idealisten gevraagd!
In De Telegraaf van 30 April j.l. lees ik een zeer ernstige en bange klacht van den Kameroverzichtschrijver, naar aanleiding van het gebleken tekort aan geneeskundige krachten bij de pest-bestrijding op Java. Bij de besprekingen dienaangaande in de Kamer werd door den minister medegedeeld, dat, mochten zich niet tijdig uit het ‘moederland’ de noodige krachten aanbieden, hij zich genoodzaakt zou zien zich te wenden tot het buitenland.
De oorzaak van dit gebrek aan doktoren schijnt gelegen te zijn in de te geringe belooning, welke hun voor hun moeitevollen en gevaarlijken arbeid in de peststreken is toegezegd. Zich voor het pestbestrijdingswerk beschikbaar stellende Hollandsche medici genieten ƒ 4800. - salaris, krijgen ƒ 1000. - voor levensverzekering en ƒ 1500. - voor uitrusting. Hoe weinig verlokkelijk deze cijfers zijn, blijkt uit het feit, dat slechts 11 sollicitanten zich aanmeldden, terwijl er 20 doktoren gevraagd werden! Ik voor mij geloof ook, dat de risico van zelf door de vreeselijke pestziekte aangetast te worden niet opweegt tegen de materieele belooning, die mij inderdaad niet zeer schitterend voorkomt. En dus zou de minister misschien verstandig doen met de salarissen zooveel te verhoogen als noodig is om de balans van risico en belooning in evenwicht te herstellen. Door zich te wenden naar het buitenland, zou Holland al een heel weinig vleiend getuigenis afleggen van zichzelf en zich laten kennen van een zeer egoïstische, lafhartige zijde. Wat te denken toch van een natie, waaruit zich geen twintig jonge medici aanbieden, die den moed en de lust bezitten zich te geven aan de schoone taak der pestbestrijding in het land, waaruit diezelfde natie haar schatten haalt?
Waarlijk, het zou, om met den Telegraaf-schrijver te spreken, ‘een driedubbele schande zijn voor ons volk’! Dat is te zeggen: voor die klasse van ons volk, die haar zonen naar Indië pleegt uit te zenden tot het innemen van invloedrijke en welbetaalde baantjes, die aandeelen heeft in Indische ondernemingen, welke ruime dividenden afwerpen, kortom, die op allerlei wijzen van Indië profiteert. En - - waaruit zich nochtans geen twintig jonge artsen aanbieden, om thans het minderaangename werk te verrichten van het bekampen der pest.
Ja, misschien, als de belooning hóóger was. - -
Kijk, hier komt ook een minder sympathiek ‘materialisme’ bij onze medici naar voren. Blijkbaar toch wordt door hen alléén gelet op materieel voordeel, op de geldelijke belooning. De voldoening, die het verrichten van goede en schoone werken met zich brengt, legt niet het minste gewicht in de schaal.
Waar is toch het idealisme?
Elf idealisten boden zich aan. - Dit moeten wèrkelijk idealisten zijn, dappere geestdriftigen, die beseffen dat de dienst der wetenschap óók, behalve kennis, opofferingsgezindheid, offervaardigheid eischt. Immers, het honorarium kàn hen niet hebben verlokt tot het aanvaarden hunner prachtige, maar gevaarvolle taak. - Elf idealisten dus - - - tien mannen en één vrouw - - - die de wetenschap dienen uit liefde en niet met materialistische bedoelingen.
Maar is hun aantal niet pover? Elf - uit een geheele natie?
Ziehier het bedroevend resultaat van de opvoeding, welke onze maatschappij haar leden geeft, dóòr haar praktijk. Die opvoeding leert je, bij alles wat je doet, te vragen: wat is er mee te verdienen? Geld alléén heeft waarde. Geld alléén wordt geëerd. De zedelijke voldoening uwer werken - - wat kóóp je ervoor?
Zoo is nu eenmaal de maatschappelijke moraal in de praktijk; in theorie, in de schoolboekjes en in de kerk-preeken is zij anders. -
En daarom: de minister zal de belooning moeten verhoogen. Idealisme komt nog maar héél sporadisch ter markt. En wel het minst bij ons, koud-egoïstische, berekenende, hebzuchtige Hollanders.
JOH. G. SCHIPPÉRUS.