de stilzwijgende verplichting tot koopen.
Al dwalend langs de verschillende afdeelingen wier aantal, bijna zou ik zeggen, legio is, wordt de aandacht van den bezoeker gevestigd op dingen, waaraan hij bij het binnenkomen dikwijls in de verste verte niet heeft gedacht.
Neem, om bij Amsterdam te blijven, ‘de Bijenkorf’. Ge wandelt in 't parterre, hebt uw blikken te gast laten gaan aan velerlei dingen van luxe en noodzakelijkheid; en zonder dat het in uw vooropgezette bedoeling lag, voert uw weg u langs tafels waar de nieuwste boeken op elk gebied geetaleerd liggen. Ge kijkt; en honderd tegen een dat ge iets ontdekt; een werk over een speciaal onderwerp dat U na aan 't hart ligt; de jongste pennevrucht van uwen lievelingsauteur, een aardig kinderboek, een uitgave die U interesseert; ge wordt, om welke reden dan ook, geboeid; de lust tot lezen is ontwaakt....
Op zoo'n moment openbaart zich, wat ik de opvoedende kracht van het warenhuis zou willen noemen.
Aanzien doet gedenken; en wanneer, zooals in het warenhuis goede lectuur zich als het ware opdringt aan den komenden en gaanden man, daar kân het niet anders of ook de menschen die zoo gauw en zoo graag beweren dat ze geen tijd hebben om zich met boeken te bemoeien komen er toe om ‘en passant’ een werkje mede te nemen waarvan de titel hen als een oude bekende in de ooren klinkt, hen om de een of andere reden boeit.
En.... is eenmaal de lust tot lezen opgewekt dan kan men hem niet onbevredigd laten. De vruchten van den boom der kennis smaken bijna steeds naar meer. Gelukkig dat het warenhuis naast den lichamelijken ook den geestelijken honger weet te stillen.
Hebt ge wel eens, ik kom weer met het eenige voorbeeld dat ik in Amsterdam citeeren kan, hebt ge wel eens de leesbibliotheek van ‘de Bijenkorf’ gezien, die, o wonderlijke speling van het toeval, aan de lunchroom grenst? Zeg niet dat dergelijke bibliotheken U antipathiek zijn; of liever laat ik, wat mij betreft erkennen, dat ik uw opinie deel wanneer een leesbibliotheek synoniem is met beduimelde bruine kaften, met boeken die... nu ja die in hun tijd wellicht het lezen waard zijn geweest maar thans worden gerangschikt onder wat men ‘rommel’ noemt om van een andere categorie niet eens te spreken.
De leesbibliotheek van ‘de Bijenkorf’ is gelukkig van een geheel ander gehalte. Daar hebben alle boeken, wat het uiterlijk betreft een smakelijk groen linnen band, daar zien de werken er uit alsof ze vóór U door niemand werden aangeraakt, en wat er tusschen den donker groenen omslag zit is van het allerbeste gehalte. Neem wie ge wilt uit de goede moderne litteratuur van Nederland, Frankrijk, Engeland, en Duitschland, ge vindt hem, 't zij met enkele, of wel met vele werken op den enormen catalogus vertegenwoordigt; en naarmate in de beneden afdeeling de te koop geboden boeken met de nieuwste uitgaven worden aangevuld vermeerdert ook de boekenschat op de tweede verdieping.
Wat over lectuur werd gezegd, geldt in véél grootere mate wellicht nog voor muziek. Het aanschaffen daarvan stuit nog véél vaker af op de moeielijkheid dat men niet weet wat te kiezen, en menigeen die thans zijn talent botviert op straatdeuntjes en operettewijsjes zou gaarne zijn krachten beproeven op degelijker, ernstiger muziek als iemand hem van voorlichting wilde dienen, als er een gelegenheid bestond waar hij op zijn gemak de verschillende uitgaven zou kunnen doorkijken.
Wéér noem ik het warenhuis; wéér wijs ik er op dat geen enkele zaak zoo ‘zonder eenige verplichting’ den muziekliefhebbers het nieuwste en het meest klassieke toont als ‘de Bijenkorf’ waar een geweldig aantal muziekstukken liggen uitgespreid en men ten allen tijde zich vergewissen kan of weer iets nieuws op dat gebied verschenen is.
Maar.... ‘de Bijenkorf’ doet meer. Een uitstekende pianiste brengt nieuwe stukken ten gehoore; en wilt ge zeker er van zijn dat, wat uw aandacht op de toontafel trok, ook inderdaad overeenkomt met uw smaak, ge hebt het slechts te vragen en 't nummer wordt U voorgespeeld.
Door nog één voorbeeld zou ik de opvoedende kracht van 't warenhuis, waaraan de meesten Uwer wellicht nooit hebben gedacht, willen demonstreeren. We weten 't allen nietwaar, dat niets zoozeer de smaak en den kunstzin ontwikkelt als het zien van mooie dingen; artistiek uitgevoerde teekeningen, goede reproducties van meesterwerken, waarvan de kans om 't origineel te bezitten slechts voor een héél enkele onder ons is weggelegd.
Méér dan eens heb ik gelegenheid gehad te constateeren dat ook bij den man met beperkte middelen het verlangen bestaat zich te omringen met ‘dingen van smaak’, maar denkt ge dat ‘de eenvoudige des harten’ het waagt een kunsthandel in den eigelijken zin des woords, binnen te loopen.
‘Niet al kreeg ik de plaat vergeefsch’ bekende me nog onlangs iemand die, wat ontwikkeling betreft bij menig beter gesitueerde niet ten achter behoeft te staan. ‘In een kunsthandel moet je met een zak vol rijksdaalders komen’ was zijn opinie, ‘daar moet