gevaarlijke bergbanen, welker aanleg somwijlen een sport gelijk wordt, steeds meer er naar streeft technische moeilijkheden zoo gedurfd mogelijk te overwinnen en meer schijnt te vragen naar het sensatiewekkend kunststuk dan naar het werkelijk te genieten geven van het beste der natuur, laat staan dus dit beste te eerbiedigen. Men heeft het Zwitserland der groote hotels, waar men een ‘train de vie’ kan genieten als in de meest mondaine oorden der wereld en waar men zich geen enkel gemak en geen enkele luxe behoeft te ontzeggen, zelfs dan niet, wanneer het verdere oord eenzaam en verlaten is. Men heeft het Zwitserland der historie, dat meer romantisch dan wereldschokkend belangwekkend is, en dat voor den buitenlander meer spreekt uit roman of opera dan uit de geschiedboeken. Men heeft het Zwitserland der werkelijke rust, waar alles nog is natuur en eenvoud, maar dit Zwitserland wordt met het jaar kleiner en zal waarschijnlijk wel eens geheel en al verdwenen zijn.
Men heeft ten slotte het Zwitserland der meren. En misschien is dit het beste ook daarom, wijl het het meest karakteristieke, het meest op zichzelf staand Zwitserland is, dat men zich denken kan. Dit Zwitserland, goed beschouwd en in zijn eigen omgeving gezien, is geheel iets bijzonders gelijk ook de kleur van zijne wateren al bijzonder is. Het is hier een niet sterk sprekende overgang, zich uitende in tinten en in kleuren van het meer nuchtere Noorden naar het zoo romantische en poëtische Zuiden; het is hier eene assimilatie als het ware van twee verschillende elementen, die in rustige rust aan elkander de hand geven. Maar het is in dit Zwitserland ook eene aaneenschakeling van om zoo te zeggen bijzondere persoonlijkheden, want elk der ruim twintig groote en kleine meren, die Zwitserland telt, heeft een eigen sprekend karakter, een eigen omgeving en een eigen geschiedenis. Elk meer is anders, en moet gezien worden in zijn eigen kleed.
Wanneer men vanuit Holland langs den Rijn met z'n reeks van bekende punten gekomen is tot Frankfort, en dan via het onovertroffen Heidelberg langs de Schwarzwaldbahn gegaan is naar Schaffhausen; wanneer men daar plichtmatig de watervallen heeft bewonderd en erkend heeft, dat de natuur toch grootsche dingen kan tot stand brengen; wanneer men die watervallen genoten heeft onder een kopje koffie en de tonen der muziek, die het Grand Hotel Bellevue 's avonds in zijn goed ingerichten hall schenkt, dan is het een klein eindje maar om naar Zürich te komen en daar het eigenlijk Zwitserland te betreden. Wat men in die korte Strecke vóór Zürich geniet, moet men eigenlijk niet als Zwitserland beschouwen, omdat het volkomen karakterloos is en eigenlijk evengoed in Holland of in Hongarije zou kunnen liggen en alleen eenige aantrekkingskracht heeft, wanneer men weet, dat daar achter dat eentonige landschap heel in de verte de burcht van Säckingen gelegen is, waar de Trompeter van von Scheffel's schepping moet hebben geleefd. Maar in Zürich ziet men voor het eerst de bergen en ook de sneeuwbergen; d.w.z. men ziet ze, wanneer het deze bergen noodzakelijk voorkomt zich te laten zien. Is dit echter het geval dan heeft men over het Züricher meer heen een der mooiste gezichten, die geheel Zwitserland biedt. Zürich zelf is eene fraaie stad, wijd uiteengebouwd, met ruime en mooie straten, met vele gebouwen, met eene quai langs het meer in verschillende gedeelten, die terecht beroemd is door geheel Europa en aan de stad een bijzonder typisch voorkomen schenkt, welk voorkomen door de imposante Funhalle nog wordt verhoogd; maar zonder zijn sneeuwbergen geheel op den achtergrond van het meer boven Wangen uit zou Zürich niets zijn. De sneeuwbergen geven aan de stad haar karakter en vanaf het oogenblik dat men de breede en lange Bahnhofstrasse is doorgegaan, en het eerst een blik heeft geworpen op dezen keten, laten zij den
bezoeker niet meer los en grijpen ze zelfs de bewoners der stad aan, die anders in den praktischen dagelijkschen arbeid van handel en industrie, waaraan Zürich zoo rijk is, wel andere bezigheden te zoeken hebben. En niet alleen aan Zürich zelf maar ook aan het meer, dat zich eerst in langwerpigen vorm voor de stad en daarna met een groote bocht als het ware loodrecht op het eerste deel uitstrekt, geven zij karakter en geven zij schoonheid.
Overigens is het meer van Zürich niet wat men noemt imposant. Integendeel, de tal van kleine plaatsjes welke men aandoet bij de aardige rondvaart over dit meer, Thalwill, Wädenswill, Lachen, Herzliberg, zijn alle schilderachtig gelegen en genieten alle in de zon eene heerlijke, landelijke rust te midden van vooruitstekende grasvelden, en eenvoudige omgeving, maar die rust is ook de voornaamste indruk, welke men