een zoo vredelievend land als het onze zijn er niet veel mindere Goden, die de edele taak van Prof. Steinmetz op zich wilden nemen.
Die vrouwen zijn ook bijzonder lastige menschen. Wij hooren: ‘De vrouwen als vrouwen zullen meegaan met haar volkeren, de ontzettende offers willig aanvaarden, zooals zij het thans doen in Engeland en Duitschland en overal.’ Daar laat Professor op volgen: ‘Maar laten de vrouwen dan ook zwijgen.’ Dat is volkomen juist. Als je de ontzettendste offers willig aanvaardt, als je man en zoon ziet weggaan om nooit terug te keeren, dan komt het niet te pas iets te zeggen. Laten die vrouwen dan ook zwijgen. Kongressen houden voor den Vrede, hoe ongepast. Zoo iets moest van staatswege verboden worden. En dan gaf dat Vrouwenkongres geen enkele nieuwe gedachte. Zoo iets komt ook niet te pas. Als men niets nieuws te zeggen heeft, zwijgt men. Vandaar dat Prof. Steinmetz spreekt, die had ons zooveel nieuws te zeggen dat men er van duizelde. Niets dan nieuwe gedachten.
Is het bijv. geen nieuwe gedachte mede te deelen dat ‘eerst wanneer de anti-oorlogsstemming universeel is, zal oorlog tot de onmogelijkheden behooren.’ En is het niet edel, nu die anti-oorlogsstemming niet universeel is, om dan tenminste mede te helpen door het houden van redevoeringen voor den oorlog om die stemming niet universeel te doen worden?
Aardig is ook te hooren dat Prof. Steinmetz ‘geen wreedaard is, veel van kleine kinderen en van dieren houdt, ja zelfs van vele menschen, hoewel niet van allen.’ Het laatste was onnoodig ons te zeggen. Als men pro-Duitsch is, kan men niet ook van de vijanden van Duitschland houden. Maar het griefde mij toch dat Prof. Steinmetz noodig oordeelde te zeggen, dat hij geen wreedaard is. Dat spreekt toch ook vanzelf. Zijn sympathie met het kultuur-volk van Europa staat ons daarvoor borg. Iemand, die sympathie voelt voor den oorlog, en speciaal voor den oorlog zooals die in België gevoerd werd, kan geen wreedaard zijn, moet van kleine kinderen houden. Dat goede hart herkennen wij ook waar wij de verzuchting hoorden, dat de oorlog iets is waaronder allen lijden, ‘behalve de velen helaas, die er van profiteeren.’ Ja, dat is jammer, het zou aardiger zijn als niemand er van profiteerde en ieder zonder één uitzondering er door leed.
De Nederlanders zijn ‘wild-anti-Duitsch’ hooren wij. Dat komt omdat ‘Kennismaking, geestesomgang en genieten met elkaar klaarblijkelijk niet leiden tot liefde, tot eerbiediging.’ Hoe mooi en hoe juist gezegd. Moest niet het schenden der Belgische neutraliteit en het, ondanks den tegenstand der Belgen, zoo humane optreden der Duitschers in België aanleiding geven, dat wij nu de Duitschers beter kennende, hen lief kregen en verlangden naar hun komst hier. Maar de meeste Nederlanders zijn zoo dom. ‘Wij Nederlanders voelen den oorlog verkeerd, en hebben niet het helder bewustzijn dat deze oorlog is een ontzettende worsteling.’ Ja, zoo is het, de meeste Nederlanders beschouwen dien oorlog alsof het een internationale voetbalmatch is.
En waarschijnlijk uit afkeer voor sport zijn de menschen hier niet op oorlog gesteld. ‘De Nederlanders doen hun best er niets van te begrijpen en slagen daarin eminent.’ Ja, als ze niet begrijpen willen, dan gaat het niet, gedachtig aan de onwillige honden. Maar anders zou ik zeggen: met voorlichters als Prof. Steinmetz zou het wel gaan.
Aan de Duitsche zijde, lezen wij, wordt de oorlog door het geheele volk gevoeld ‘harmonisch,’ en Prof. Steinmetz heeft gemerkt ‘hoe allen in Duitschland den oorlog willen.’ En toch klagen die edele Duitschers over den hun opgedrongen oorlog.
Ook hooren wij: ‘De menschheid is niet zóó, dat de oorlog tot de onmogelijkheden behoort, (och kom!) ergo begrijpt de pacifist het menschelijk gevoel niet.’
Het menschelijk gevoel, daardoor ontstaat de oorlog. Die domme Nederlanders denken, dat men geen gevoel moet hebben om lichtvaardig over oorlog te denken, laat staan om oorlog te voeren. Glad verkeerd. ‘Ieder gezond, ieder krachtig, ieder levend volk heeft de begeerte zich uit te breiden.’ Ziet daar een der voornaamste oorlogsmotieven. Frederik de Groote leerde ons al in zijn Mémoires, dat een vorst niet als een eenvoudig burger verplicht is zijn woord te houden, en dat hij zijn woord mag breken als het belang van zijn land dat eischt. Gelukkig land, dat een vorst aan het hoofd der regeering heeft met dergelijke begrippen. Men ziet dus, dat het praatje over ‘het vodje papier’ kwaadaardige onzin was. Met dergelijke juiste begrippen is het te begrijpen dat men surrogaten van den oorlog afkeurt, zooals Prof. Steinmetz ook terecht doet. Stel je eens voor ‘dat de Amerikanen hun negers niet meer lynchen, of de Russen hun geliefde Joden niet meer