| |
Jena en Sedan.
door P.J. de Bruïne Ploos van Amstel.
In 1805 bestond in Pruisen geen krijgszuchtige stemming tegen Frankrijk, terwijl er van haat tusschen beide volkeren geen sprake was. Wel hadden Pruisen en Franschen reeds op de slagvelden in het Argonnewoud en bij Valmy met elkander kennis gemaakt, maar men was de vijandschap met den vrede vergeten.
De Pruisische Koningin Louise is er echter in geslaagd Pruisen en Frankrijk tot onverzoenlijke vijanden te maken, zoodat men wel zeggen kan, dat ook de nu nog bestaande afkeer van beide volkeren dagteekent uit den tijd van Koningin Louise, terwijl zij als de grondlegster daarvan beschouwd mag worden.
Napoleon wenschte geen oorlog met Pruisen. In een zijner brieven aan Frederik Wilhelm schreef hij: ‘Qu'il considérerait une guerre avec la Prusse comme une guerre civile, tant les intérêts de nos Etats sont liés.’
Niettegenstaande ook de Pruisische Koning vrede met Frankrijk wenschte had de Koningin doorgedreven dat 3 November 1805 een verbond gesloten werd tusschen Pruisen, Oostenrijk en Rusland. De Koningin had het sluiten van dit verbond te Potsdam zeer plechtig en indrukwekkend willen maken en liet daarom Frederik Wilhelm en Alexander dit verbond bezegelen door elkander vriendschap en trouw te zweren voor het graf van Frederik II. Bij dit verbond was vastgesteld dat Pruisen Napoleon een onaanneembaar ultimatum zou stellen. Haugwitz haastte zich niet erg met het overhandigen van dat ultimatum, zoodat men zoo ver nog niet was toen Napoleon Oostenrijk reeds definitief bij Austerlitz geslagen had.
Haugwitz wenschte Napoleon geluk met zijn succes, maar deze was geen dupe van
| |
| |
iemand als Haugwitz en antwoordde: ‘Voilà un compliment dont la fortune a changé l'adresse.’
Maar al kende Napoleon de slinksche handelwijzen der Pruisische politiek, zoo wenschte hij toch geen oorlog met Pruisen en stelde daarom Haugwitz voor een verbond met Frankrijk te sluiten, waarbij Frankrijk zou krijgen Kleef en Neuchatel, waartegenover Pruisen Hannover zou ontvangen.
Haugwitz nam dit voorstel aan en bracht het naar Berlijn, waar men toen het land had over dat plechtige verbond bij het graf van Frederik. Aanvankelijk wenschte men dit verbondsverdrag niet te teekenen, vooral ook door den invloed der Koningin, Hardenberg en Prins Lodewijk Ferdinand. Later, 26 Februari teekende de Koning het toch alsof er geen verbond met Oostenrijk en Rusland bestond.
De Koningin bleef echter intrigeeren tegen Frankrijk. Zij liet zich benoemen tot Kolonel van het Regiment van Bayreuth, dat zij toen noemen liet de dragonders van de Koningin. Herhaaldelijk kwam de nieuwe kolonel in uniform het regiment inspecteeren. Op haar verjaardag liet zij veertien kinderen, gecostumeerd in uniform uit den tijd van Frederik de Groote optreden, en haar een gedicht reciteeren, waarin Frederik aan haar opdroeg te zorgen voor de eer en den roem van Pruisen.
Waar het haar maar mogelijk was wakkerde zij een vijandige stemming tegen Frankrijk aan, en stond in verbinding met alle vijanden van Napoleon.
De oorlogspartij in Pruisen was niet groot, maar wel invloedrijk. Mannen als Stein en Hardenberg waren er de ziel van, maar ook in het leger vond men voorstanders van oorlog met Frankrijk, zooals Blücher, Rüchel, Hohenlohe, Tauenzien e.a.. Die allen waren jaloersch op den militairen roem van Napoleon en van het Fransche leger en verbeeldden zich dat het onoverwinnelijke Pruisische leger zonder veel moeite die Franschen wel op hun plaats zou zetten.
Clausewitz, Blücher, Reiche, Hohenlohe, ja eigenlijk ieder Pruisisch officier was overtuigd van de superioriteit van het Pruisische leger. Het Fransche leger was nog steeds dat van Rosbach, het aanvallen, wil zeggen het verslaan.
Een kinderachtige uitdaging der Pruisische officieren uit dien tijd was dat zij hun sabels zaten te slijpen op de trappen van de Fransche ambassade. Hohenlohe, dit ziende riep uit: ‘Ik versloeg de Franschen reeds zoo dikwijls, zoodat ik op mijn woord verklaar Napoleon ook te slaan. Maar daarvoor hebben wij geen sabels noodig, dit kunnen wij wel af met knuppels.’
Dezelfde geest dus als in Frankrijk voor 1870. Ollivier schreef: ‘La guerre à dater de Sadowa, était déclarée dans les âmes.’ En iedereen dacht als de hoofdofficier die tot Ollivier zeide: ‘Nous l'emporterons, mais ce sera un grand, un terrible duel.’ Le Boeuf was ook overtuigd van de overwinning en zeide zooals Mac Mahon mededeelde, ‘(Souvenirs inédits. Archives de la guerre): l'armée française, même inférieure en nombre, battrait l'ennemi.’
Evenzoo oordeelde de Minister van Marine admiraal Rigault de Genoully, die zeide: ‘Jamais, je n'ai cru à une institution comme j'ai cru à notre armée.’ Napoleon III ‘savait ou croyait savoir, que la Prusse pouvait en réalité opposer 550000 combattans à 300.000 Francais.’ Om het nadeel van die minderheid op te heffen zegt Welschinger, ‘Ce qui importait donc, c'était de gagner l'ennemi de vitesse.’
In 1806 wenschte Napoleon vrede met Pruisen en in 1870 wenschte de Fransche Keizer dit ook. Maar beide keeren werd Frankrijk tot den oorlog gedwongen door Pruisen. In 1806 was het machtsoverschatting van de Pruisische oorlogspartij, en in 1870 het juiste inzicht van v. Moltke en Bismarck, die wisten, dat het Fransche leger niet vlugger kon zijn dan het Duitsche, dat zijn sporen verdiend had in 1866.
Dat Napoleon in 1806 vrede met Pruisen wenschte blijkt overal uit zijn ‘Correspondance’. Zoo vindt men daarin, dat hij 17 Augustus 1806, aan Berthier schreef: ‘Il faut songer sérieusement au retour de la Grande Armée, puisqu'il me parait que tous les doutes d' Allemagne sont levés. Il faut cesser tout préparatif de guerre et ne faire passer le Rhin à aucun autre détachement et que tout le monde se tienne prêt à repasser en France.’
Wel wist Napoleon, dat de Koningin bezig was ‘de mettre le feu à son propre palais,’ maar hij dacht niet, dat de Pruisische Regeering dom en flink genoeg tevens zou zijn, om een konflikt uit te lokken.
Later 26 Augustus schreef hij Berthier: ‘J'espère enfin que le moment n'est pas éloigné où vous allez revenir à Paris.’ Ook toen hij nadere oorlogsberichten omtrent Pruisen ontving, geloofde hij niet aan het
| |
| |
optreden van die Mogendheid. Zoo schreef hij 12 September aan Talleyrand: ‘Je ne crois pas que les Russes se rehasardent à envoyer 100.000 hommes en Allemagne, et l'idée que la Prusse puisse s'engager seule contre moi me parait si ridicule qu'elle ne mérite pas d'être discutée.’
Napoleon III schreef te Wilhelmshöhe een brochure over den oorlog van 1870. Hij eindigde die met de woorden: ‘Dieu veuille que le drame terrible qui s'est déroule serve de leçon pour l'avenir.’
De geschiedenis geeft voortdurend dergelijke lessen, maar nooit profiteert iemand daarvan. Een dergelijke les toch was ook te trekken uit het optreden van Pruisen tegen Napoleon in 1806. Ondanks alle vredelievende pogingen van Napoleon wilde Pruisen oorlog. De les uit dezen dwazen oorlog te leeren, is evenmin door iemand ter harte genomen als de les van het ‘drame terrible’ van 1870. De 1 Juli 1806 had Pruisen opnieuw een verbond gesloten met Rusland: ‘pour mettre leurs armées sur un pied formidable’. De mobilisatie van het Pruisische leger werd daarop 9 Augustus gelast en 12 September trok het Pruisische leger zonder oorlogsverklaring over de grenzen.
Onmiddellijk vertrekt Napoleon van Saint Cloud en is daar op 2 October bij zijn leger te Würzburg aanwezig. De 7 October ontving Napoleon te Bamberg het Pruisische ultimatum, eischende dat het Fransche leger Duitschland ontruimen zou, te beginnen op 8 October. Napoleon ontving dit lachende en zeide tot Berthier: ‘On nous donne un rendez-vous d'honneur pour le 8. Jamais un Francais, n'y a manqué. Mais comme on dit qu'il y a une belle reine qui veut être témoin du combat, soyons courtois et marchons, sans nous coucher, pour la Saxe.’
Napoleon had reeds van uit Saint Cloud bevolen, dat zijn leger geconcentreerd moest worden in de omstreken van Bamberg. Deze order werd door de verschillende corpsen, die van Berthier, Lannes, Davout, Soult, Ney, Augereau Murat en de Garde onmiddellijk uitgevoerd. Die corpsen bevonden zich daardoor met 256 kanonnen respectievelijk te Kronach, Köningshofen, Bamberg, Neurenberg Würzburg.
Tegenover die snelheid van concentratie lag het Pruisische leger verspreid over een front van 140 Kilometer van Eisenach tot Swickau. Het Pruisische leger was ongeveer even sterk als het Fransche leger. Beiden telden ongeveer 160.000 man.
Het leger van den Hertog van Brunswijk met de corpsen van Rüchel en Blücher stond bij Eisenach, Gotha, Erfurt en Weimar. Het leger van Hohenlohe stond bij Jena, Roda, Hoff, Gera en Swickau.
Ieder Pruisisch Generaal had een ander plan van aanval zonder te bedenken, dat Napoleon reeds vlak bij was. Terwijl men nog aan het beraadslagen was, werd het corps van Tauenzien bij Schleitz de 8 October al door Murat aangevallen.
Generaal Wattier verjaagt de Pruisen uit Saalburg. Napoleon laat den volgenden dag Tauenzien aanvallen door Bernadotte, maar Tauenzien inziende dat de Saals-linie op dat punt niet te houden is, replieert op Auma en Triplisz, scherp achtervolgd door de huzaren van Wattier en de infanterie van Maison.
Prins Lodewijk Ferdinand van Pruisen bevond zich met 10000 man en 40 kanonnen bij Rudolstadt en besloot Saalfeld tegen de Fransche aanvallen te verdedigen. Dit was een dwaas besluit, maar sterk de Franschen hatende en zeker van de overwinning op die horden, was hij verheugd de eerste te zijn die de Pruisen ter overwinning voerde.
De Prins liet zijn infanterie zoo opstellen, dat die op de stad steunde, terwijl zijn cavallerie zich in de vlakte bevond. Hij had geen goede terugtochtslinie, maar dat behoeft ook niet als men overwint. Lannes naderde nu met de divisie Suchet en met het negende en tiende regiment huzaren, en viel ondanks zijn geringe getalsterkte den vijand aan. Toen de Prins inzag, dat zijn stelling niet houdbaar was, besloot hij vechtende terug te trekken op Rudolstadt. Aanvankelijk verdedigde hij zich goed, maar toen de geheele divisie Suchet den aanval begon, zag hij in verloren te zijn. De aanvallen van de brigade Claparède, van Suchet en Lannes was onweerstaanbaar. Daarop deed de Prins een wanhopige charge aan het hoofd van vijf Saxische escadrons. Aanvankelijk slaagde die charge, maar het tiende regiment huzaren wist ze terug te slaan naar de Saale. De Prins zelf werd vervolgd door een der huzaren, Guindey genaamd, weigerde zich over te geven en sneuvelde in het sabelduel, dat hij daarop met dien huzaar had.
Deze overwinning der Franschen had uit een taktisch oogpunt even weinig waarde als de eerste overwinningen der Duitschers in 1870, maar het moreele effekt was in beide gevallen ontzettend groot. Zij die zich zeker van de overwinning waanden, waren
| |
| |
definitief geslagen, wel is waar in nog onbeteekende gevechten, maar toch geslagen door den zoo geminachten vijand.
Onder dien indruk beval Hohenlohe aan de verschillende corpsen van zijn leger terug te trekken. Hij deed dit zoo, dat zijn linkervleugel bij Jena stond en zijn rechter bij Kapellendorf.
Te recht schreef Napoleon aan Talleyrand over de Pruisen: ‘Leurs généraux sont de grands imbéciles.’
Ook schreef hij: ‘Les affaires vont ici tout à fait comme je les avais calculées, il y a deux mois, à Paris, marche sur marche, presque événement par évenement. On ne conçoit pas comment le duc de Brunswick, auquel on accorde des talens, dirige d'une manière aussi ridicule les opérations de cette armée.’
Dat laatste hielp niet weinig mede. Ollivier zegt sprekende over Sadowa: ‘Croyez-vous que, si l'armée autrichienne eut été conduit par Moltke, la campagne de Bohème ne se fut pas déroulée autrement?’
Die zelfde vraag kan men ook stellen wat betreft de oorlog met Pruisen in 1806. Napoleon behoefde zelfs geen v. Moltke te vreezen, maar in dezen oorlog had hij geen enkele veldheer van eenige beteekenis tegenover zich.
Brunswijk bleek inderdaad een prul generaal te zijn. Onophoudelijk veranderde hij zijn plannen.
Ten slotte deed hij het leger van Hohenlohe positie innemen van Jena tot Weimar over een front van 10 K.M. Het leger van Brunswijk zelf bevond zich oostelijk van Weimar. Op die wijze had Brunswijk zijn leger in een goede positie geconcentreerd in staat om slag te leveren. Maar weer verandert hij van gedachte. Zijn leger zou terug trekken over Auerstädt en Freyburg naar Maagdenburg, terwijl Hohenlohe voorloopig de positie Jena-Kapellendorf bezet moet houden om die terugtocht te dekken. Hohenlohe krijgt daarbij de direkte order van Brunswijk door den Kolonel Massembach ‘in geen geval den vijand aan te vallen, daar al de gevolgen van overtreding van dit bevel voor zijn rekening waren.’
Het gelukte Lannes met een kleine troepenmacht Jena te nemen. Hohenlohe wilde juist van zijn overmacht gebruik maken om de Franschen terug te werpen, toen hij genoemde dwaze order van Brunswijk ontving.
Hohenlohe was zeer ontevreden maar maakte zich toch niet ongerust omdat hij wist hoe moeilijk het was voor de Franschen uit Jena te deboucheeren door de gesteldheid van het terrein. De Landgrafenberg, later de Napoleonsberg genoemd, was zeer geschikt voor een aanval op Jena, maar Hohenlohe deed die niet bezetten, omdat hij die berg te stijl achtte voor een leger om met artillerie en bagage te beklimmen.
De Landgrafenberg een onoverkomelijk bezwaar voor legers voor wie geen Alpen bestonden.
Napoleon begreep het beter en gaf onmiddellijk order aan het vijfde corps en aan de Garde onder Levebvre om de Landgrafenberg met cavallerie en artillerie te bezetten. Gedurende den nacht geschiedde dit door de divisies van Lannes en door de Garde, maar de artillerie verscheen niet.
Voor Napoleon had men een nachtverblijf ingericht in het Kasteel van Jena, maar de Keizer gaf de voorkeur aan het gezelschap van zijn soldaten, die voor hem een soort tent bouwden. Napoleon was niet een Keizer die slechts naar het front ging om redevoeringen, te houden. Daarom ging hij gedurende de nacht er zelf op uit om te zien waar de artillerie bleef. Hij ontdekte toen, dat al de artillerie van Suchet met bagage opgehoopt stond in een ravijn, waarin men ongelukkigerwijze te recht was gekomen.
Napoleon trad hier onmiddellijk op in zijn oude functie van artillerieofficier en dank zij zijn beleid en de opwekkende werking van zijn tegenwoordigheid vergaten de soldaten alle vermoeienis en gelukte het om alle stukken op de hellingen der Landgrafenberg in positie te brengen.
Daarna inspecteerde hij zelf de voorposten en nam de posities van het vijandelijke leger in oogenschouw. Ten slotte gaf hij Berthier de orders voor den dag. Daarna sliep hij enkele uren, om weer vroeg op de been te zijn. Hohenlohe had wel waargenomen dat de Franschen op den Landgrafenberg verschenen waren, doch deed niets om hen daar aan te vallen. Hij had trouwens slechts het Corps van Tauenzien daar ter plaatse tegenover de Franschen gesteld.
In den morgen liet Napoleon zijn troepen aanvallen. Suchet rukte op naar Closewitz en de divisie Gazan naar Cospoda. Beide dorpen werden spoedig genomen, terwijl de divisie Gazan ook spoedig het gehucht Lutzenrode nam. Het corps van Tauenzien werd terug geworpen op de afdeeling van generaal Holzendorff, die den vorigen avond door
| |
| |
Brunswijk gedetacheerd was naar Dornburg.
Door deze eerste overwinning op Tauenzien had Napoleon reeds s'ochtends negen uur zijn eerste doel bereikt, ruimte gewonnen ter ontplooing van zijn troepen. Holzendorff was echter op het geluid van het kanon reeds aangerukt en viel het corps van Soult aan. Na een kort gevecht werd hij teruggeslagen en vluchten de Pruisen over Sleebritz naar Nerkewitz.
Ook nu nog kon Hohenlohe niet gelooven, dat er een veldslag geleverd werd. Toen hij dit eindelijk inzag, liet hij onmiddellijk zijn stelling veranderen. Verder zond hij generaal Rüchel bevel zoo spoedig mogelijk op het slagveld te verschijnen. Maar het dorp Vierzenheiligen, de sleutel van zijn nieuwe positie, deed hij niet bezetten. De voltigeurs van Ney bezetten daarop dit niet verdedigde dorp.
Neij had ondertusschen den slag als het ware opnieuw begonnen. Met een veel te geringe macht, twee bataillons en de cavallerie van Colbert, twee regimenten, viel hij de vijandelijke stellingen aan. Napoleon achtte die aanval te vroeg, maar besloot toch Ney te ondersteunen en zond daartoe de brigade Treilhard van het corps van Lannes.
Toen pas begreep Hohenlohe, dat de nu door de Franschen ingenomen posities voor hem van groote waarde waren. Hij beval daarom de divisie Grawert Vierzenheiligen en Iserstädt aan te vallen. Inderdaad werd Iserstädt door de troepen van Rosen en Erichsen genomen. Maar in plaats van Vierzenheiligen te bestormen, deed Hohenlohe zijn leger, op korten afstand daarvan halt houden om daar nutteloos door de Fransche batterijen beschoten te worden.
Heftige cavalleriegevechten geven Hohenlohe hoop, dat hij de overwinning nog behalen zou. Zijn generaals waren echter van verschillende gedachten omtrent het verder optreden. Grawert achtte het noodzakelijk te wachten op het corps van Rüchel, en daarom achtte hij tot dat oogenblik, een verdedigende houding aangewezen. De chef van den Staf, Massenbach wilde Vierzenheillgen met de bajonet doen bestormen, te gelijk met een cavallerieaanval op Krippendorff. Ondanks die goede raad van zijn chef van den Staf besloot Hohenlohe te wachten op Rüchel.
Rüchel echter kwam niet. Wel verschijnen nieuwe Fransche versterkingen terwijl het corps van Soult, dat Holzendorff niet meer te vreezen heeft, ook tot den aanval overgaat. De divisies Marchand en Gardanne van het corps van Ney verschijnen in de gevechtslinie, waarop Napoleon zelf met de Garde oprukt met Murat aan het hoofd van zijn cavallerie.
Tengevolge van die geduchte aanval moet Hohenlohe op alle punten wijken. Aanvankelijk ging de terugtocht langzaam, maar de cavallerie van Murat joeg spoedig de regimenten van Grawert uit elkander, zoodat de terugtocht een algemeene vlucht werd.
Als Lannes en Soult reeds voorbij Gross-Romstädt zijn, ontmoeten zij eindelijk het corps van Rüchel. Massenbach had Rüchel Kappellendorf als doel aangewezen. Hij had onder zijn bevelen 26 bataillons en 28 escadrons en besloot onmiddellijk het overwinnende Fransche leger aan te vallen. Gross-Romstädt werd door hem genomen, de Fransche cavallerie van Soult teruggeslagen, maar de divisie Saint-Hilaire weerde ten slotte de Pruisische cavallerie-aanval af.
Ondanks de moed der Pruisen sprak het van zelf, dat Rüchel het geslagen leger niet meer redden kon. Binnen een half uur was ook zijn corps gebroken. Om drie uur in den namiddag was al datgene wat er nog overbleef van het corps van Hohenlohe op de vlucht naar Weimar. Vijftien duizend gevangenen, twaalf duizend gesneuvelden of gewonden verloren de Pruisen bij Jena, behalve bijna hun geheele artillerie en de meeste vlaggen.
De Saksische divisie Zeschwitz had ten gevolge van de slechte beschikkingen van Hohenlohe niet mede gevochten. Napoleon hoorde dat te Kapellendorff en deed nu ook deze divisie vernietigen door de divisies Marchand van het corps van Ney en Heudelet van het corps van Augerean.
Weimar werd zeer spoedig ook door het corps van Ney bezet, zoodat Napoleon daar reeds vier uur was.
Gedurende den slag bij Jena had Davoust het leger van Brunswijk even beslissend geslagen bij Auerstädt.
Davoust had slechts onder zijn bevelen drie regimenten jagers en drie divisies infanterie, Gudin, Morand en Friant. Bernadotte had geweigerd zijn vijand Davoust te helpen zich beroepende op een dépêche van Berthier waarin stond: ‘mais l'Empereur espère qu'il sera dans la position qu'il lui a indiquée à Dornburg.’ Toch viel de dappere Davoust
| |
| |
het sterke Pruisische leger aan. Brunswijk sneuvelde evenals generaal Schmettau, terwijl Mollendorf gewond werd.
Nu de aanvallen der Pruisen op Hassenhausen afgeslagen waren, ondanks alle moeite van Schmettau en Blücher, ging Davoust zelf tot den aanval over waarop het Pruisische leger terug trekt. Blücher wilde ook nu weer, zooals altijd, den slag opnieuw beginnen, maar de Pruisische Koning besluit dien op te geven en te retireeren gedekt door de reserve onder Kalkreuth, bestaande uit de divisies Arnim en Kuhnheim en 25 escadrons.
De divisie Arnim wordt daarop aangevallen door Friant en Gudin en met verlies van 22 kanonnen terug gejaagd naar Eckardtsberg, terwijl ook de divisie Kuhnheim bij Gernstadt geslagen en op de vlucht gejaagd werd.
Het leger van Brunswijk verloor de geheele artillerie, 10.000 man gewonden of gesneuvelden en eenige duizenden gevangenen. Bij Apolda ontmoette het geslagen leger de overblijfselen van het leger van Hohenlohe en werden zij verder gezamentlijk vervolgd door Murat, al vluchtende naar Erfurth en Sommerda.
De Koningin, die bij Weimar op overwinningsberichten wachtte, vluchte zeer teleurgesteld. Den 25 October deed Davoust zijn intrede in Berlijn, waar Napoleon zelf den 28 aan kwam.
Zoo eindigde dus de oorlog van Pruisen tegen Napoleon, een oorlog, die het Pruisische volk opgedrongen was door de Koningin en door een deel van het hooger officierencorps. De Koningin haatte het revolutionaire Frankrijk en de Pruisische officieren waren jaloersch op den wapenroem van het Fransche leger. Zij begrepen absoluut niet, dat dit Fransche leger onweerstaanbaar was, dat Napoleon een buitengewoon opperbevelhebber was, terwijl hun eigen aanvoerders niet deugden. De Pruisische generaals beweerden, dat Napoleon nog niet goed genoeg was om korporaal in het Pruisische leger te zijn. Ja Napoleon overwon schitterend bij Austerlitz en overal waar hij zijn vijanden bestreed, maar dat kwam slechts omdat hij geen Pruisen te bestrijden had. Uit gekwetste ijdelheid gedeeltelijk, moest Pruisen Austerlitz wreken.
Het treurige resultaat van dezen oorlog was echter het ontstaan van den haat van Pruisen en wel van het geheele Pruisische volk tegen Frankrijk. De Koningin bereikte hierin haar doel wel. Behalve die gekwetste militaire ijdelheid, die Jena nooit vergeven kon, was de vrede van Tilsit na Eylau en Friedland daarvan de oorzaak.
Napoleon sloot een verbond met Rusland en Pruisen kwam geducht in de knel. De vraag is of het geen politieke fout van Napoleon geweest is, dat hij na Tilsit niet een gouden brug bouwde voor Pruisen en met dat land een innig verbond sloot in plaats van met Rusland. De valschheid der Pruisen en hun toen zoo geringe militaire waarde deden Napoleon dit denkbeeld verwerpen. Zeker is het echter dat een verbond met Rusland voor Frankrijk, toen evenmin als nu, veel waard was, terwijl een verbond met Pruisen niet alleen het Eerste Keizerrijk tegen alle mogelijke aanvallen beschermd zou hebben, maar ook de nationale haat zou doen verdwijnen, waarvan de zoo treurige oorlogen van 1870 en van 1914 het gevolg waren.
Na de eerste nederlagen in 1870 werd o.a. in een proclamatie aan het Fransche volk gezegd: ‘Comme en 1792, comme à Sébastopol, que nos revers ne soient que l' école de nos victoires.’
Voor Pruisen is Jena inderdaad die school geweest. Wel werden minderwaardige generaals, zooals Blücher, geen Napoleon, maar het leger zelf werd beter, door den volksgeest, die in het leger het middel zag om zich te wreken en Pruisen op te heffen.
Het Fransche leger keerde na 1815 terug tot den toestand van voor 1792.
Alsof er nooit een Napoleon bestaan heeft gebruikt men voor de instructie van de troepen wederom het reglement van 1791. Op dezelfde wijze werd in de Ordonnance royale van 1829 bepaald, dat de cavallerie op de oude wijze geoefend zou worden. In 1832 verscheen het reglement ‘sur le service des armées en campagne.’ De makers van dit reglement deelden mede dat ‘cette nouvelle édition est dégagée de ce qui appartenait trop spécialement aux grandes armées d'invasion de l'Empereur et plus rapprochèe de l'époque actuelle sous le rapport des forces et de l'avenir de la France.’
Terwijl men in Frankrijk al datgene wat Napoleon geleerd had als onnoodig beschouwde, was het in Duitschland Clausewitz, die aan de Krijgs-Academie te Berlijn onderwijs gaf in de krijgswetenschappen en daarbij op den voorgrond stelde datgene, wat hij in de Napoleontische oorlogen van den Grooten Keizer geleerd had.
| |
| |
Dien ten gevolge was zooals Delanne te recht zeide: ‘En 1870 l'armée française une armée du dix-huitiême siècle de Frédéric, tandis que l'armée allemande était une armée du dix-neuvième siécle formée à l'école de Napoléon.’
Von der Goltz zegt ook in zijn ‘Nation armée: ‘Pour les Allemands, faire la guerre, c'est attaquer,’ Inderdaad was de Pruisische taktiek in 1870: ‘n'avoir qu'un objectif: rechercher l'armée ennemie, l'aborder, la détruire.’ De Fransche taktiek ‘revenue aux procédés du dix-septième et dix-huitième siècles, se préoccupait surtout des positions à défendre.’
En toch moest de Fransche generale staf weten, niet slechts uit de eigen Napoleontische geschiedenis, maar ook uit de oorlogen van Pruisen tegen Denemarken en tegen Oostenrijk dat de aanvallende methode de beste was. Maar buitendien had men door Sadowa moeten leeren, dat het Pruisische leger een uitstekende machine de guerre was. De Pruisische legers overwonnen slechts omdat zij geen Franschen te bevechten hadden en evenals in 1806 Pruisen Austerlitz wreken wilde, zoo oordeelde Frankrijk dat het Sadowa met Pruisen moest verrekenen.
Maar ook zonder Sadowa was de Pruisische generale staf reeds lang bezig met plannen voor een eventueelen oorlog tegen Frankrijk. In de Correspondance de v. Moltke lezen wij, dat hij in een memorie van 3 Juni 1862 al spreekt over ‘Offensive contre l'Autriche, La Bavière et la France,’ en in dat stuk zegt hij: ‘Le résultat à atteindre, c'est d'unir de force toute l'Allemagne contre la France.’ Het vorige jaar had hij trouwens reeds geschreven, zooals ook te vinden is in de Correspondance militaire du Maréchal von Moltke: ‘L'offensive, partant du Main, est dirigée contre la partie de la frontière française la plus faiblement fortifiée. Si nous pouvons conquérir l'Alsace et la Lorraine, provinces jadis allemandes, il est bien à penser que nous les garderons.’
Men ziet dus dat Duitschland Elsas en Lotharingen niet behield om gevrijwaard te zijn tegen een nieuwe aanval van Frankrijk, maar dat reeds lang in vredestijd besloten was, die provincies te veroveren.
Dat wist men niet, maar wel dat v. Moltke een uitstekend chef van den generalen staf was, opvolger van mannen als Müffling, Krauseneck en Reyher.
Tegenover v. Moltke stelde Frankrijk Napoleon.
Generaal Zurlinden schreef: ‘Le rôle du chef d'état major de l'armèe n'est pas sans avoir une importance capitale pour les destinées du pays. Ce rôle veut de l'expérience, du jugement, de l'intelligence, du caractère, une grande puissance de travail.’ In de laatst genoemde eisch ligt opgesloten gezondheid.
Napoleon de Eerste schreeft 10 vendémiaire van het jaar zes aan den Minister van buitenlandsche zaken: La santé est indispensable et ne peut être suppléée par rien à la guerre. ‘De Maarschalk Gouvion Saint Cyr uit zich op dergelijke wijze in zijn “Campagnes du Rhin” waar hij spreekt over “la nécessité d'une forte constitution”.
Er zijn voorbeelden, dat generaals ziek zijnde toch hun plicht deden, zooals Saint Arnaud aan de Alma, de Maarschalk van Saksen bij Fontenoy, Narses in zijn strijd tegen de Gothen, maar om aan het hoofd van het geheele Fransche leger te staan moet men gezond zijn. En Napoleon was ziek.
Toen Napoleon zich naar het leger begaf had de Keizerin aan Professor Nélaton laten vragen den Keizer een vertrouwd chirurg mede te geven. Deze stuurde daarvoor Théophile Anger met de volgende instructie: “L'Empereur a une rétention d'urine intermittente. Alors il éprouve des angoisses inexprimables. Au bout de quelque temps, cela cesse. Vous le suivrez pour obvier à ses inconvéniens, s'il se produisent, en emportant avec vous les instruments de sondage et même d'opération.” Anger wist toen natuurlijk, dat de Keizer aan steen leed.
Zoo iemand is niet geschikt om actief op te treden. Alles vermoeide hem. Na een korte bespreking met Le Boeuf, Frossard en Bazaine over een aanval op Sarbrücken is hij zoo, dat een van zijn aides de camp, Castelnau, zeide: “L'Empereur revint à son quartier général brisé de lassitude”, terwijl Prins Napoleon opmerkte: Il est malade, fatigué, il souffre.’
Zoo iemand was niet geschikt om op te treden tegen v. Moltke, die alles voor den oorlog met Frankrijk zoo zorgvuldig voorbereid had, ‘Dans la période de 1857 à 1870, on ne compte pas moins de vingt mémoires de von Moltke, rien qu'en ce qui concerne l'éventualitè d'une guerre avec la France’, zegt generaal Langlois.
Het eenige wat v. Moltke vreesde was een plotseling snel oprukken der Franschen
| |
| |
maar de Keizer meende ‘nous avons tout intérêt à traîner la guerre en longueur’. Bij het gevecht bij Sarbrücken was de Keizer zoo lijdende, dat Le Boeuf hem zeide: ‘Ne montez pas à cheval, sire.’ Napoleon deed dit toch, maar moest na eenigen tijd tot Lebrun zeggen: ‘Soutenezmoi, Lebrun, je ne puis me tenir à cheval’. Iedereen in Europa was verbaasd over het wachten der Franschen. De Koning van Pruisen schreef 4 Augustus 1870 aan de Koningin: ‘Het is ongeloovelijk, maar de Franschen, die eerst zich zoo gehaast hebben om aan de grenzen te komen, versterken zich daar, alsof zij besloten hebben slechts defensief op te treden.
De Nederlandsche Koningin Sophie zeide, bij het bezoek, dat zij van Le Boeuf te Amsterdam ontving: “Pourquoi donc n'avezvous pas passé la Sarre?”
Nu beteekende die aanval op Sarbrücken niets, maar het Fransche leger was krachtig genoeg om door flink op te treden het leger van Steinmetz te verslaan en al had die overwinning voor het eindresultaat niet veel waarde, zoo zou het moreel van het Fransche leger er zeer door verhoogd zijn. Nu werd dit afwachten integendeel een oorzaak van vermindering van dat moreel, waarvan Napoleon zoo juist zeide: “A la guerre tout est moral”.
Maar Napoleon en diens ziekte was niet alleen de schuld. Anger schreef 4 Aug. na het vertrek van Nélaton. die de Keizer was komen bezoeken: “Enfin soulageons mon coeur. Je n'ai pas trouvé jusqu'ici au quartier général un seul homme.”
Terwijl v. Moltke tot Bismarck zeide: Avec ces diables de Français, il faut s'attendre à tout; s'ils venaient se jeter comme des fous au milieu de notre mobilisation, je ne sais pas trop ce qui arriverait’, seinde Bazaine aan Frossard: ‘L'Empereur interdit des engagements qui pourraient entraîner hors de la frontière.’
Het Fransche leger was uitstekend, maar de aanvoering deugde niet. Generaal Déligny zeide van dit leger: elle offrait tout ce que la France était capable de fournir de mieux en fait de troupes. Cette belle armée ne demandait qu'à être comandée, conduite et dirigée; elle possédait à un tres haut dégré le sentiment de sa valeur; son énergie et son dévouement pouvaient défier les plus dures épreuves; malgré son infériorité numérique elle était capable de remporter d'éclatans succès.’
Maar dat leger werd aangevoerd door Le Boeuf, Mac Mahon, Bazaine, Bourbaki, Felix Douay, Frossard, Lebrun, Coffinières de Nordeck, Forton en Soleille.
Kranige dappere officieren, waarvan Bourbaki wel een der kranigste was. Hij diende onder Lamoricière en Cavaignac in Afrika, gedroeg zich buitengewoon moedig bij den slag van Inkerman en in den Italiaanschen oorlog van 1859 en was nu aanvoerder van de Garde. Maar hij, zoowel als zijn wapenbroeders Canrobert en Mac Mahon, bleken niet opgewassen te zijn tegen hun taak. Iedere dag wachten, maakte de nederlaag zekerder, de overmacht der Duitschers grooter en toen bleek, dat zooals Napoleon de Pruisen bij Jena versloeg, diezelfde Napoleon nu in den persoon van v. Moltke de Fransche legers even schitterend vernietigde bij Wörth, Sedan, kortom overal waar veldslagen plaats grepen.
De geheele oorlog van 1870 is één aaneenschakeling van fouten door de Fransche generaals begaan. De eerste noemden wij reeds, namelijk het niet onmiddellijk na de oorlogsverklaring offensief optreden. De tweede eigenlijk nog grootere fout was, dat men, eenmaal besloten hebbende niet offensief op te treden, de verschillende legers niet concentreerde tot een defensief in een stelling die te verdedigen was.
Daarbij komen een zoo groot aantal fouten, dat men die allen noemende de geschiedenis van den geheelen Fransch-Duitschen oorlog zou moeten beschrijven.
Noemen wij onder die vele fouten bijv. het aannemen van den slag bij Wörth door Mac Mahon, terwijl die wist numeriek sterk in de minderheid te zijn. Napoleon had ook te dien opzichte reeds geleerd: ‘Une bataille ne doit pas se donner si l'on ne peut d'avance calculer soixante-dix chances en sa faveur et seulement lorsqu'on n'a plus de nouvelles chances à espérer.’ Die kansen had Mac Mahon niet voor zich, zoodat hij den slag had moeten ontwijken door te retireeren. In elk geval zou op die wijze zooals Generaal Delanne schreef: ‘L'ensemble de nos forces aurait ainsi formé une seule masse qui, en communication constante avec le reste du pays, pouvait manoeuvrer et combattre, sans s'exposer à des désastres comme ceux de Metz et de Sédan.’
(Wordt vervolgd.)
|
|