waarin beweerd wordt, dat hij die wijn drinkt bloed verorbert. Dit is natuurlijk ook in figuurlijken zin onjuist. Juister is het Latijnsche ‘Nunc vino pellite curas’ waarop wij reeds doelden toen wij zeiden dat alcohol, wijn de zorgen wegspoelt.
Anderen beweren in ernst dat ook zonder zorgen men wel eens dronken moet zijn. Men kent het lied: ‘Wer niemals einen Rausch hatte ist kein braver Mann.’ Maar er is ook een spreekwoord: ‘Ou'il faut à chaque mois, du moins s'enivrer une fois.’ Misschien zegt men daarom ook wel: ‘Dieu aide à trois sortes de personnes, aux fous, aux enfants et aux ivrognes.’
Het malste spreekwoord is wel het ‘in vino veritas.’ Alsof dronken menschen de waarheid spreken! En toch zit er iets waars in. Dronken menschen missen de contrôle van hun verstand, zeggen dus domheden, die zij beter verzwegen en die domheden zijn dan de waarheden van den beschonkene. Dit zelfde wordt ook gezegd in het Latijnsche spreekwoord: ‘Quod in corde sobrii, id in lingua ebrii.’ Wat de nuchtere man als geheim in zijn hart bewaart, ligt op de tong van den dronken man.
Al is drinken zeer slecht voor de gezondheid, gaat toch op: ‘They that drink longest live longest.’
Dat drinken ons onvast op de beenen maakt wordt heel aardig door Plautus gezegd, die de wijn vergelijkt met een worstelaar, die ons omgooit.
‘Magnum hoc vitium vino est, pedes, captat primum, luctator dolosus est.’
Juist daarom is het ook al weer beter niet te drinken, tenzij volgens het Italiaansche spreekwoord: ‘A fame pane, a sete acqua, a sonno planca.’ Tegen den honger brood, tegen de dorst water en een bank om op te slapen. Een Fransch spreekwoord zegt ook: ‘Pain le meilleur mets à qui a faim.’ Hetzelfde zegt het Engelsche: ‘Bread at pleasure, drink bij measure.’
Zeer eigenaardig is de Engelsche uitdrukking voor een bakvischje: She is a mere bread and butter miss.’ Van iemand die men knap acht zegt men: ‘Il sait mieux que son pain manger,’ terwijl wat brood zelf vermag aardig verteld wordt in het Engelsch: ‘New beer, new bread and green wood will make a man's hair grow through his hood.’ Als dit middel tegen kaalheid algemeen bekend wordt zullen de broodprijzen nog wel wat hooger worden.
Wel eigenaardig is dat de Hollander spreekt van hij: ‘laat zich de kaas niet van zijn brood eten’, terwijl de Duitscher dezelfde gedachte vertolkt met ‘Er lässt sich die Butter nicht vom Brote nehmen.’ Die uitdrukking stamt zeker uit den tijd toen Duitschland nog met een niet belegde boterham tevreden was. Boter op het brood wordt trouwens ook als een blijk van welstand in spreekwoorden beschouwd, zooals blijkt uit de uitdrukking: ‘He knows on what side his bread is buttered.’ Het maximum van welstand wordt in dit opzicht voorgesteld door ‘bread buttered on both sides.’ Van iemand die vreest dat zijn belangen geschaad worden kan men zeggen: ‘It takes no butter of your bread’ indien dit niet het geval is.
Uit alles blijkt dat in de spreekwoorden de hooge waarde van brood algemeen erkend wordt, terwijl men van den alcohol zeggen kan, dat men er evenzeer over eens is dat ‘Qui est maître de sa soif est maître de sa santè,’ m.a.w. dat ieder weet dat drinken van alcoholische dranken slecht is wanneer die gedronken worden in kleine hoeveelheden, maar zeer nadeelig zoodra de gebruikte hoeveelheid ook in strijd komt met de beginselen der matigheid. Maar terwijl men zich wel wachten zal voor onmatigheid, inziende de waarheid van het: ‘Nil similius insano quam ebrius’ (niets lijkt meer op een krankzinnige dan een dronkaard) schrikken de meeste menschen voor zoogenaamd matig gebruik niet terug.
In Shakespeare's Othello lezen wij hoe Cassio uitroept: ‘O God, that men should put an enemy in their mouths to steal away their brains’ en hoe Jago daarop antwoordt: ‘Come, come, good wine is a good familiar creature if it is well used.’
Tegen die opvatting moet ten strijde getrokken worden. Alcohol is altijd slecht en nadeelig, ‘well used’ bestaat niet voor dit vergif.
De bestrijders van den alcohol hebben echter voorloopig een even wanhopige taak te vervullen als de voorstanders van wereldvrede en antimilitairisme. Er moet echter ook iets te verbeteren overblijven voor het nageslacht.
P.J. DE BRUÏNE PLOOS VAN AMSTEL.