mijn, dulden doet ge een heimelijk aangeslopen, moordend schot, dat duizenden levens doet eindigen, dat schatten en vindingen, door 't menschelijk vernuft uitgedacht, in uw peillooze diepten doet vergaan. Ge ontsluit uwe golven voor hoopvolle levens, vertwijfelende moeders, onschuldige kinderen, voor geloof en hoop en liefde en ze sluiten zich weer aaneen als ware niets geschied en verspreiden zich verder en verder en rimpelen zich weer uit aan de vlakke oevers, toegelacht door de spelende jeugd.
Is niet dat strand een beeld van 't leven?
Vóór ons die zee, aanlokkend en uitdagend, misleidend en toch weer benoodigd, want:
Alles ist aus dem Wasser entsprungen!
Alles wird durch das Wasser erhalten!
Ocean, gönn' uns dein ewiges Walten!
Wenn du nicht Wolken sendetest,
Nicht reiche Bäche spendetest,
Hin und her nicht Flüsse wendetest,
Die Ströme nicht vollendetest,
Was wären Gebirge, was Ebnen und Welt?
Du bist's der das frischeste Leben erhält.
Maar verder dan tot aan de grens kunnen we niet zien. Te ontraadselen zijn de geheimenissen niet, die verborgen liggen in die wereldzee. Onzeker is die nevelwereld. Mijnen komen aandrijven die vernietigen uw streven, uw zinnen, uw verlangen, uw hopen; ijverzucht en wraak, nijd en haat belagen u en schieten onzichtbaar hunne verderfelijke projectielen op u af en waar ge u zeker waandet op de kruisers der levenszee voert een maalstroom u in den afgrond en om u heen zullen er zijn die juichen en lachen tot ook een golfstroom ze verplettert tegen onzichtbare klippen. En ge vraagt u af:
Was kann die Welt mir wohl gewähren?
daar waarschuwen de golven:
Entbehren solist du! solist entbehren!
Das ist der ewige Gesang,
Der jedem an die Ohren klingt,
Den unser ganzes Leben lang
Uns heiser jede Stunde singt.
Zullen we nu overpeinzen als Hamlet of het beter is de slagen en de peilen van 't dreigend noodlot te ondergaan, dan wel de wapenen op te nemen tegen een zee van onheilen en door tegenstand ze te doen eindigen? 't Zou een hindernis op den levensweg kunnen worden. De zee kent geen rust. 't Heden aan het effen strand biedt geen zekerheid voor morgen. Wereldsch goed is eb en vloed. Zullen we dan hopeloos blijven toezien? Lijdelijk afwachten dat de wassende vloed de oevers in bezit neemt en alles verzwelgt?
Neen, er is hoop:
Und es ist möglich! - Flutend wie sie sei,
An jedem Hügel schmiegt sie sich vorbei.
Sie mag sich noch so übermütig regen,
Geringe Höhe ragt ihr stolz entgegen.
Geringe Tiefe zieht sie mächtig an.
Da faszt ich schnell im Geiste Plan auf Plan:
Erlange dir das köstliche Genieszen,
Das herrische Meer vom Ufer auszuschliessen
Der feuchten Breite Grenzen zu verengen
Und weit hinein sie in sich selbst zu drängen.
Von Schritt zu Schritt wuszt' ich mir's zu erörtern.
Das ist mein Wunsch, den wage zu befördern!
Niet den enkelen is 't gegeven den onheilspellenden stroom te begrenzen en te leiden. Aan de gemeenschap is de opgaaf gesteld de dammen te leggen tegen vernietiging en verraad, haar zij de macht gegeven den indringer te ontwapenen, te waken dat de eerzuchtige heerscher, die meent over 't wel en wee der volken te kunnen beschikken, het zwaard in de weegschaal werpt.
De gemeenschap als leidster der menschheid moet de paden op onzen levensweg vereffenen. Wanneer de vloed moge dreigen:
........ gewaltsam einzuschieszen,
Gemeindrang eilt, die Lücke zu verschlieszen.
Ja! diesem Sinne bin ich ganz ergeben,
Das ist der Weisheit letzte Schlusz:
Nur der verdient sich Freiheit wie das Leben,
Der täglich sie erobern musz.
Und so verbringt, umrungen von Gefahr,
Hier Kindheit, Mann und Greis sein tüchtig Jahr.
Solch ein Gewimmel möcht ich sehn,
Auf freiem Grund mit freiem Volke stehn.
Zum Augenblicke dürft' ich sagen:
Verweile doch, du bist so schön!
Es kann die Spur von meinen Erdetagen
Nicht in Aeonen untergehn!
Zullen dan de grenzen van een land bepalen de afstand der volken? Neen, de aaneensluiting der gemeenschap moet de beperkingen opheffen om mede te werken tot één doel: de verheffing der menschheid - een vrij volk op vrijen bodem -. Bolwerken, die den vooruitgang stuiten, moeten gesloopt, dammen en dijken bevestigd worden waar ondergang en vernietiging dreigt. 't Ruwe geweld moet beheerscht, 't gemeenschapsgevoel aangekweekt worden.
Veilig kunnen we ons dan neervlijen aan 't strand, opzien naar den gezichtseinder met de zekerheid, dat vereende krachten ons waarborgen te kunnen keeren wat onheil