In tuin of op platform late men de kat haar gang gaan, de beschadiging van planten en bloemen is meestal niet zoo erg als men zich dit voorstelt en geschiedt gewoonlijk door indringers.
Men wake er voor dat het dier overdag bij droog weer van zijn bakje, dat dan buiten kan gezet worden, gebruik blijve maken, daar het anders het zand uit de bloemperken zou bederven.
Gelijk onder de menschen vindt men ook onder de honden en katten verstandige en domme, phlegmatieke en nerveuze, melancholici en opgewekte dieren, egoïsten en altruïsten.
Ik heb een hond gehad, die met geen stok van zijn etensbak was weg te slaan, en, ofschoon verzadigd, de restanten oppeuzelde, wanneer de muschjes er beslag op wilden leggen.
Hare dochter daarentegen, mijne tegenwoordige hond, laat oogenblikkelijk het heerlijkste eten staan, wanneer zij geroepen wordt en gunt de gevederde vrienden de overgeblevene kruimpkens.
Er wordt wel eens beweerd dat sommige menschen als hond en kat met elkander leven, waarmede dan bedoeld is een onharmonieus samenzijn.
Dit gezegde berust echter op eene groote dwaling. Hond en kat uit een huisgezin verdragen zich als regel uitstekend, ja zijn zelfs groote vrienden van elkander.
Dagelijks ben ik hier getuige van en zag het ook herhaaldelijk elders.
Bestaat humor bij dieren? Wij aarzelen niet deze vraag bevestigend te beantwoorden.
Wanneer menschelijke eigenschappen als liefde, haat, medelijden, jaloerschheid, enz. bij hen aanwezig zijn, wat vaststaat, is er zeer zeker ook plaats voor andere, w.o. zin voor humor.
Trouwens men lette slechts op het spel tusschen hond en kat, wanneer zij gelijk kleine kinderen krijgertje spelen en op hunne bewegingen, wanneer wij, menschen, met hen stoeien.
Hondentrouw is bekend, doch eene zuster van trouw, gehechtheid, bestaat bij katten.
Het voortdurend vertoeven van deze in de vertrekken, waar meester of meesteres zich bevindt, wijst op genegenheid.
Er zijn zelfs katten, die hun meester, wanneer deze in den tuin of op 't veld gaat arbeiden, vergezellen. Wij weten van een kat, die zijn heer dagelijks naar de mailboot bracht wanneer deze in zijne woonplaats voor anker lag.
Eenige jaren geleden, wellicht herinneren de lezers het zich nog, werd bij een nachtelijke brand, te Amsterdam, de bewoner daarop attent gemaakt door zijn kat, die op bed sprong en hem over zijn gezicht streek.
Een dresseur vertelde mij zijn Angorakater, dien hij verkocht had, terug te hebben genomen, omdat het dier niet wennen kon en ging kwijnen. Bij hem teruggekeerd, was hij weldra weer de oude.
Een ander frappant geval is het volgende.
Een mijner kennissen, voor eenigen tijd afwezig zijnde, verzocht zijn broeder dagelijks naar zijn kat te komen zien, aan welk verzoek door dezen voldaan werd.
Poes nam echter weinig of geen notitie van den belangstellenden bezoeker en kwam nooit naar beneden.
Toen echter zijn meester weer tehuis kwam, herkende zij diens stem, vloog de trappen af en sloeg haar pooten om zijne beenen, van vreugde miauwende en spinnende.
Uit het een en ander blijkt o.i. duidelijk, dat ook katten, al missen zij het initiatief om hun meester te verdedigen, gelijk de hond (en ook niet alle), zij toch wel degelijk genegenheid voor hen koesteren.
Het dollen en ravotten met een hond moge voor dierenvrienden en kinderen al eene aangename verpoozing zijn, met een kat is dit niet steeds het geval.
Deze is niet altijd in eene stemming om te spelen, en gewoonlijk niet verzot op handtastelijkheden, of zij moet zelve hiertoe aanleiding geven, en dan wenscht zij eene uiterst zachte behandeling. In het tegenovergestelde geval komen al heel gauw de nageltjes voor den dag en wordt ook wel eens van de tandjes gebruik gemaakt. Al is het wellicht niet kwaad bedoeld, toch doet het pijn.
Een kat moet als een bakerkindje, als een stuk porcelein behandeld worden, want door eene ruwe bejegening verliest men hare sympathie en wordt zij schuw.
De hond likt zijn meester na een voelbare réprimande, de kat echter zet het hem wel eens betaald, en liefst op een oogenblik, dat hij er het minst op bedacht is.
Terwijl slechts bij enkele typen van den hond diens wilde afkomst te voorschijn treedt, b.v. door het doodbijten van schapen, het aanvallen van menschen, enz., blijft de kat ten allen tijde een getemd roofdier.
Bij het kattengeslacht onderscheiden wij