De Hollandsche Lelie. Jaargang 29(1915-1916)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 633] [p. 633] Verscholen Bloemen. Nu schijnt de zon naar binnen door het hooge raam En glijdt haar glans over de stille bloemen, Die weidsch zich hooren violetten noemen, Maar zelf nauw durven luistren naar dien naam; Wen zij zichzelven weten bijna onbekwaam, Om stil te ontplooien haar fluweelen bloemen; Wier zoete geuren zij steeds hooren roemen Als voor de menschen wonder aangenaam. Met fletse bloeme' en donker doffe blaan Schuilen zij schuchter in schaduw van muur, Waar zij den ganschen dag te wachten staan; Geduldig, tot in 't late middaguur De zon naar binnen lacht bij 't dalen gaan: Dan is 't een geurenweelde en kleurenflonkervuur. JOHAN VAN GALEN LAST. Vorige Volgende