wijderd was, en men zei mij, dat ik, indien ik doormarcheerde, tegen den middag in de stad zou zijn.
Nu en dan werkte ik in Seattle bij het laden en lossen van stoomschepen, die vanuit alle wereldsteden de haven van Seattle komen bezoeken.
Seattle is de grootste handelsplaats van den staat Washington en tevens de grootste stad in het Noord-Westen van Noord-Amerika.
Seattle heeft stoombootverkeer met Europa, verder met alle belangrijke havens van de Westelijke kust van Noord-Amerika, zooals met Portland (Oregon), San-Francisco, San-Pedro (Californië), San-Diëgo (Cal.), Mexico, Honoloeloe, Japan, China en Indië.
Uit Azië worden hoofdzakelijk ingevoerd thee, rijst, katoen, zijde, terwijl hout, steenkool, visch, hooi en meel worden uitgevoerd.
Gedurende het jaar 1911 werd eene groote hoeveelheid meel naar China uitgevoerd, vanwege de slechte rijstoogst in dit land. Wanneer rijst ontbreekt, schijnen de Chineezen brood in plaats van rijst te gebruiken.
In de nabijheid van Seattle ligt Tacoma. Tacoma is eene belangrijke plaats voor den uitvoer van hout, meel en cement. Een uitstapje naar Tacoma is daarom zoo interessant, omdat men dan éen van de mooiste gedeelten van de Pugetsound streek ziet. Men gaat eene kleine stoomboot nemen, die eenige keeren elken dag de tocht van Seattle naar Tacoma doet. Vanaf de boot aanschouwt men groote bosschen van verschillende naaldboomen.
Het klimaat van den staat Washington is ongeveer gelijk aan het klimaat van Nederland. Aan de kust zijn de winters zeer zacht, terwijl het oosten van den staat Washington soms in den winter met sneeuw wordt bedekt. Aan de kust echter vriest het zelden of nooit.
Nabij Tacoma ligt het wereldvermaarde nationale park, temidden waarvan zich de ruim 4800 meter hooge berg Rainier verheft.
Van dezen berg zegt El Comancho: ‘Wanneer de zon schijnt, gelijkt deze berg op eene glimmende, kokende massa van rusteloos, gesmolten en smeltend zilver en wanneer de zon ondergaat, dan laat hij eene kleur zien, die gelijkt op het rosa van een juist geopenden appelbloesem en terwijl gij dit zegt, wordt het rosa warmer en gloeiender, en rooder en heeter, naarmate de zon meer daalt, totdat de groote piek op een gloeiend vuur gelijkt en gij als het ware de hitte ervan gevoelt.
Langzamerhand verdwijnt deze kleur en sterft en wordt koel en verandert in eene blauwe, bronzen en koperen kleur. En wanneer de maan verschijnt, krijgen we wederom al de zilverblauwachtige kleurschakeeringen, die het maanlicht in een berglandschap kan te voorschijn tooveren.
Deze berg verandert steeds en is tevens onveranderlijk. Zijn grootte, zijn sneeuw en zijne gletschers zijn altijd dezelfden en geen twee keer gelijk, en veranderen voortdurend, zooals zijne kleuren.
Deze berg is met zijne duizend aspecten, zijne duizend stemmingen, en zijne tienduizend kleuren, een geheimzinnige, betooverende vorm, die zich verre boven de wereld verheft en zoo oud, dat de aardrijkskunde van een land ontelbare male veranderd is, terwijl hij daar steeds stond, standvastig als de wereld, onbekommerd om de beukende zeeën en den gloeiend heeten lavastroom.
Deze berg is altijd kalm, altijd schoon in zonneschijn of storm - dood en koud, toch krachtig levend om zijne wonderlijke, persoonlijke tegenwoordigheid, schijnbaar beheerscht door een wezen, dat in staat is hem zijne stemmingen en zijne gewoonten in te prenten, zooals aan een mensch, en zijne sneeuw met kleuren te teekenen, zoodat een kunstenaar zijne zwakte gevoelde, om dien berg op het doek weer te geven.
Geen wonder dan ook, dat de Indiaan dezen berg vereerde als een god, en hem Tah-ko-bet noemde, wat beteekent: de witte voedster - de moeder der rivieren.
De Indiaan is een droomer, die in enge gemeenschap met de Natuur leeft en zijn namen, altijd dichterlijk, zijn zoo eenvoudig en begrijpelijk. Daarom heeft hij dezen berg Tah-ko-bet genoemd; ten eerste, omdat de berg hoog is en wit van de sneeuw van alle eeuwen.
Verder is deze berg degene, die alle rivieren voedt, die naar beneden bulderen en neerstroomen naar het lage land, met donderend geraas vanaf zijne met ijs bedekte pieken.
Ook noemen de Indianen dezen berg wel ‘het groote geneesmiddel.’
En waarlijk, hij is de verpersoonlijking van het groote geneesmiddel - zijn reine hoogte, waarin hij vertoeft, zijn eeuwenoude onveranderlijkheid, de berg, die steeds door zijne grootsche, onvergetelijk schoone en krachtige indrukken den mensch leerde bescheiden te zijn, zoo machtig is deze vorst, die met zijne sandalen in de zee rust en eene hoofdbe-