De Hollandsche Lelie. Jaargang 29
(1915-1916)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdHoofdartikel
| |
[pagina 402]
| |
spreken; en diepe ontroering maakt zich van ons meester bij het beschouwen van die onnaspeurlijke Wijsheid, schitterende schoonheid, en volmaaktheid van de wonder-heerlijke Schepping. Mijne heeren materialisten, als men U vertelde dat Uw huis, waarin alles met smaak en overleg is geregeld, zoodat in uw studeerkamer zich alles bevindt voor uwe eigene werkzaamheden, zoodat zich in de ontvangkamer datgene bevindt, wat noodig en aangenaam is voor het ontvangen van gasten, zoodat in de keuken alles aanwezig is om het raderwerk der huishouding geregeld en ordelijk te doen loopen, en men vertelde u dan dat uw huis met alles wat daarin is ontstaan was, ja, door wat?....? hier zit gij met de handen in het haar als gij b.v. tot dien tijd zeebewoners waart geweest. Wel, door een draaiing der moleculen; wel, de stof ging aan het draaien, en toen draaide die heeleboel precies zoo netjes in elkaar. Ja, dat is heel duidelijk!! Maar wie deed de moleculen draaien? O, menschen van onlogische gedachten?!? Wij zien dat de Schepper met doelgerichten Wil, en ondoorgrondelijke Wijsheid de majestueuze Schepping heeft voortgebracht. Het ongeluk van ons menschen is, dat wij altijd en altijd God willen verklaren. God is.... en nu volgen allerlei verklaringen, van datgene wat ver boven ons verstand uitgaat, en wat wij ook volstrekt niet noodig hebben te weten, want elk mensch vindt zijn Tempel in zichzelve; daarover te twisten is geheel vruchteloos. Vrije mensch, hoe heerlijk had voor u de Aarde niet kunnen zijn, en wat hebt gij er van gemaakt!! Een jammerpoel van ellende en ongerechtigheid. Maar keeren wij tot ons onderwerp terug. Waar kunnen wij leeren van en kennisse opdoen omtrent de Godheid, Godsdienst? Dat is alleen in de heilige gewijde boeken, die elk volk bezit. Wij hebben den Bijbel, andere volkeren hebben andere heilige boeken, die allen denzelfden geest ademen en in hoofdlijnen precies hetzelfde zijn. Zij stammen in één grond. Eén Godheid gaf den geest er aan. Opmerkelijk is 't dat de andere volkeren hunne Heilige Boeken in eere houden. Alleen bij ons, bij de Christenen is de Bijbel geworden tot een Niets. In de Roomsche kerk is de eeredienst van Maria gekomen en de Roomsche weet alleen van den priester en van de kerk met al haar cermoniën. De Bijbel is voor den Roomsche niets. De Orthodoxe Protestanten houden weliswaar het Bijbelboek hoog in eere; maar het is voor hen een onbegrepen en onbegrijpelijk boek. Zij belijden met hun lippen de goddelijkheid van den Bijbel en de Orthodoxe predikers, dat zijn de farizeeën en schriftgeleerden, houden zich krampachtig vast aan den dooden letter van den Bijbel; maar de levende geest van Onzen Meester verstaan zij niet. In waarheid heeft de verharde Orthodox in zijn leven, in zijn hart niets aan den geest des Bijbels. De Vrijzinnigen, de modernen, die winden er heelemaal geen doekjes om, zij verklaren openlijk dat de Bijbel een boek is waar veel moois in staat, doch wij moeten dat Boek niet beschouwen als een werkelijkheid. Het zijn symbolen, mythen, het is allemaal bloemspraak. De verhalen van het Nieuwe Testament! Dat zijn allegorische voorstellingen. Voor hen is de Bijbel wel geheel en al geworden tot een niets. Jezus is niet bovennatuurlijk geboren. Het verhaal van Zacharias, die een zoon kreeg op buitengewone wijze, dit was Johannes, de voorlooper van den Messias, ‘wel neen, dat wordt maar verteld,’ dus niet waar. De wonderen, die Jezus verrichtte, doordat Hij de geestelijke wetten kende, en die naar goedvinden kon gebruiken, waarover Hij macht had; die zijn nooit gebeurd; die wonderverhalen: dat is beeldspraak. Het verhaal hoe Saulus van Tarzus tot een Paulus werd is.... allegorie. Jezus is niet ten hemel gevaren. De Heilige Geest kwam niet als vurige tongen op de hoofden der apostelen, dat geheele Pinksterverhaal is ook maar zoo maar verteld. De Handelingen der apostelen zijn ook allemaal maar fictieve daden, natuurlijk nooit zoo gebeurd. Nu vraag ik: of ik één woord verkeerd zeg als ik uit het bovenstaande concludeer, dat: het geheele Nieuwe Testament op die manier tot een niets, neen erger tot een leugen wordt gemaakt. Wel een mooie leugen, want zij haasten zich om te verklaren dat Jezus een zeer verheven persoonlijkheid was, tot een leugen met een zeer verheven, liefdevolle strekking. Maar nog eens zeg ik geen woord ten onrechte als ik herhaal dat onze Bijbel het | |
[pagina 403]
| |
geestelijke Boek bij uitnemendheid door hen gemaakt wordt tot een sprookje. Net precies als een sprookje van moeder de gans. Ik vraag U menschen, als al de verhalen zooals ze daar geschreven staan in het N.T. alleen maar beeldspraken en allegorische voorstellingen zijn en bloemspraak; waar is dan het verschil tusschen de zeer schoone sprookjes, die ons verteld worden ook met zedelijke strekking, en den Bijbelsprook? Op dit standpunt stond de gansche moderne, vooruitstrevende, denkende Christenheid in het midden dezer eeuw, met aan het hoofd de officieele wetenschap. De Bijbel had zijn Heiligheid en Gezag verloren. Niemand wist in waarheid in zijn hart, wat er mede aan te vangen. De kerken liepen leeg, massa's keerden zich van den Godsdienst af. Overal kritiek, overal afbreken, overal ontkenning van het bestaan van iets wat geen stof was. Er heerschte een dikke duisternis omtrent de kennis der geestelijke dingen. Het materialisme vierde hoogtij. En toen... geschiedde het: dat plotseling de geestelijke wereld zich begon te openbaren; dit is een historisch feit, 1848. De kruistochten begonnen met de eerste kinder-kruistocht in dat en dat jaar - historisch feit. - De hervorming begon met het aanplakken der stellingen op den slotkapel in Wittenberg in dat en dat jaar - historisch feit -. De geestelijke sfeer openbaarde zich in 1848 doordat een bewoner van dat rijk door voortdurend onophoudelijk kloppen gehoor vraagde - historisch feit. Niets vreemders dan andere historische feiten. Een stortvloed van verschijnselen veroorzaakt door onzienlijke krachten openbaarde zich vervolgens allerwegen. In Amerika, Frankrijk, Engeland, Rusland, Italië, overal. De menschen stonden verplet, verschrikt, verbijsterd. Niemand wist wat er mede aan te vangen, het klopte, tikte, luidde en bewoog in de paleizen der koningen en in de hutten der armen. Nooit van gehoord, - bedrog, hallucinatie, ‘leugens’ kreetten de materialisten. En de deftige wetenschap schudde het hoofd en herhaalde ‘nooit van gehoord’, en hulde zich geheel in haar zwarte tabbaard, om de verschijnselen, die zij niet kon verklaren, en die niet pasten in hun kunstmatig theoretisch gebouw, niet te zien en die zij haatte deswegen met fellen haat. Het was niet de eerste keer dat de officieele wetenschap zoo dom, onlogisch en onwetenschappelijk handelde, denkt maar aan Copernicus. Galileï werd verbrand. Franklin voor gek verklaard, Boué vierkant uitgelachen in de vergadering der hooggeleerden. En later moesten de heeren erkennen, dat zij ongelijk hadden en werden de zeilen verhangen. Een bijzonder vooroordeel tegen de Openbaring der onzienlijke wereld was: dat zij zich verstoutte zich te openbaren zooals zij was. ‘Neen’ zeide men, ‘als er een onzienlijke wereld is, dan moet zij zoo en zoo wezen.’ O, denkende menschheid!! Precies als in Jezus' tijd, ‘wel neen’, zeiden de Joden, als de Messias komt is hij natuurlijk bekleed met purper en goud en omstraald door wereldsche pracht. Dat Jezus kwam in nederigheid en onaanzienlijkheid, zooals het Hem goeddacht te komen; neen, dat werd niet aangenomen. Een geest, die klopt!! 't was bespottelijk in de oogen der wereld. Maar wat had hij dan moeten doen? Ik vind 't uiteraard geheel natuurlijk, dat iemand die gehoor wil krijgen, klopt.
Ga naar voetnoot1) ‘Ik word aangevallen door twee zeer verschillende secten - de geleerden en de weetnieten. Beiden lachen mij uit en noemen mij een dansmeester van kikvorschen. Toch weet ik, dat ik een der grootste natuurkrachten heb ontdekt’. Galvani.
Den 20sten Juni 1853 werd aan de tafel van koning Friedrich IV over het onderwerp (Spiritisme) gesproken en Alexander von Humbolt's meening gevraagd. Hij antwoordde: ‘de feiten zijn onloochenbaar - de verklaring blijft de wetenschap schuldig’.
‘De volmaakte opmerker op eenig gebied van wetenschap zal zijne oogen als het ware steeds geopend houden, opdat zij dadelijk mogen gevestigd worden door eenige gebeurtenis, die volgens aangenomen denkbeelden, niet geschieden moest, want dit zijn de feiten, die den weg tot nieuwe ontdekkingen banen’. Sir John Herschell.
Gevoegelijk zal de toekomst leeren, dat bij de kikvorsch van Galvani, het tuitklepje van Fulton's waterketel, de vlieger van | |
[pagina 404]
| |
Franklin, de dansende tafel een plaats zal krijgen, en door dit geheel en al onaanzienlijk begin zich een Nieuw Veld van Wetenschap zal gaan ontwikkelen, als waarvan de menschheid in zijn stoutste verbeelding niet heeft gedroomd, onmetelijk en onbegrensd. Aan het spirit(ual)isme is het nu reeds te danken, dat er nieuw licht is gekomen op de Bladen van den Bijbel; dat de Bijbel wederom is geworden Ons Heilig Boek, tintelend van Waarheid en Leven, omdat wij nu kunnen begrijpen alles wat voorheen duister was. De woorden van Jezus, alles wat verhaald werd, we wisten er eigenlijk geen weg mee. Wat hadden de zoekenden, de twijfelenden eraan, al die verhalen behoorden toch immers maar in het fabel- en bloemenland; het was allemaal in theorie zoo mooi, maar wat gaf het toch eigenlijk voor ons leven en voor ons zelven. Maar nu wordt alles helder en waar en levende werkelijkheid voor ons. Nu begrijpen wij: de geboorte van Jezus, het Pinksterverhaal, de hemelvaart. ‘In het huis mijns Vaders zijn vele woningen.’ ‘Die in de schuilplaats des Allerhoogsten is gezeten, die zal vernachten in de schaduw des Almachtigen, geen kwaad zal u wedervaren, want Hij zal zijn Engelen van u bevelen, dat zij u bewaren op al uwe wegen.’ Ps. 91. ‘Ga tot den Vader, gij verslagenen van harte, daar alleen is rust te vinden.’ En het geheele Evangelie, het is alles waarheid, heerlijke heilige Waarheid. De Nieuwe Openbaring brengt de twijfelende en vertwijfelende ziel wederom tot den Bijbel, tot God, tot Jezus. Nu weten wij. Arnhem. S. Hoogendijk-Hesse. |
|