voet beneden de rivierbedding en het zal meer dan 187.500.000.000 liter water per dag aan de metropolis verschaffen tegen eene schatting van 165 millioen dollars, incluis de verschillende reservoirs.
Het is waar, dat het aquaduct van Los Angeles niet veel meer dan de helft van de watercapaciteit bezit; het is echter tweemaal zoolang, gaat door eene onvergelijkelijk woestere landstreek, en zijne kosten zullen minder dan eén vijfde zijn van de kosten van de groote New-Yorksche onderneming.
Nadat ik een weinig, heel weinig geholpen had om die Aquaduct-onderneming tot stand te krijgen, keerde ik naar Los Angeles terug.
Weldra maakte ik kennis met eene inrichting, waar men de menschen voor niets wil laten werken. Dat wordt nog wel genoemd op echt christelijke wijze ‘liefdadigheid.’ Ik was ook nog zoo stom om daar eenige dagen voor nix te werken.
Amerika is het land der avonturen en wisselvalligheden. Zoodoende kwam ik dan terecht bij een spoorwegkamp in het noorden van Arizona.
Daar werkte ik ongeveer een week. Het was er koud. Regen, storm en sneeuw wisselden elkaar af. Ik sliep in een vrachtwagen. Ga in zulk weer maar eens werken. De dieren hielden zich schuil, maar de mensch moet werken, anders verhongert hij. Ziek, verkouden, teringlijder, lijders aan afschuwelijke rheumatische pijnen, onverschillig of ge u ziek of gezond gevoelt, ge moet werken, want de maag moet gevuld worden. Durft gij het wagen, om U ziek te melden, dan wordt ge ontslagen, en ge staat zonder middelen midden in de woestijn.
Ellendig is het lot van duizenden, die altijd juist genoeg verdienen om niet van honger te sterven, maar nooit genoeg verdienen om eens geheel en al onafhankelijk te zijn van allerlei kapitalistische drijvers of drilbazen.
Het eenig goede in dat kamp was de kost, die overvloedig was en goed. Die kost werd door Chineesche koks bereid. Daar waren een paar honderd arbeiders, die in drie à vier vrachtwagens, waarin tafels waren gezet kwamen eten. Hier kon men terstond gadeslaan, hoe minachtend de Amerikaansche werkman op zijn Mexicaanschen broeder neerziet.
Er waren eenige tafels alléén voor Mexicanen en andere tafels, waaraan alleen Amerikanen gingen zitten. Geen Amerikaan zou zich vernederen?? om aan de tafels der Mexicanen te gaan zitten. Hier had men goede gelegenheid om het rassenvooroordeel te bestudeeren, dat sommige volken tegen andere naties hebben. Persoonlijk beschouw ik rassenhaat als een der meest verachtelijke zonden. Dus gaf ik er niet om, aan welke tafel ik zat. Ik gevoelde me zelfs meer op mijn gemak tusschen de Mexicanen dan tusschen de Amerikaansche werklieden. Een verstandig mensch moet boven alle vooroordeel verheven zijn.
Op de geheele westelijke kust van Amerika, van Britsch-Columbia tot aan de grens van Mexico, heerscht die onbeschaafde rassenhaat.
Niet alleen worden de Chineezen, Japanners, Hindoes, Negers en Mexicanen gehaat, maar dat vooroordeel tegen andere volken strekt zich zelfs uit tot de Italianen, Grieken, Hongaren, Russen, Turken en Portugeezen.
In het algemeen zijn de Italiaansche arbeiders vrij wat beschaafder dan de Amerikaansche werklui.
Hadden de Italiaansche, Grieksche, Russische en Oostenrijksche arbeiders niet bij den aanleg van de Amerikaansche spoorwegen geholpen, dan zouden hoogstwaarschijnlijk de helft der spoorwegen, die er nu zijn, nog niet in werking zijn.
Groote gedeelten van Californië zouden nog woestijn zijn, indien de Italianen niet met volharding en ijver de woestijn hadden vruchtbaar gemaakt.
Het was op een Zaterdag, den veertienden dag van de eerste maand van het jaar 1911, dat ik Fairview verliet. Nadat ik voor mijne kost en voor mijn jas, die ik gekocht had om de koude van mij af te houden, betaald had, was mijn kapitaal groot 85 cent.
Tegen den middag kwam ik in Ashfork aan, dat ongeveer 12 mijlen van Fairview verwijderd is.
In Ashfork bestelde ik een maaltijd. Dat kostte me 25 cent. Er bleef dus nog zestig cent over. Met dit kapitaal in handen, wandelde ik te voet van Ashfork naar Prescott, een afstand van 57 mijlen. Dus op dien Zaterdagnamiddag om ongeveer 1 uur verliet ik de plaats Ashfork, wandelde den geheelen namiddag door en de geheele nacht, zoodat ik Zondagmiddag in Jerome Junction aankwam, waar ik eenige beschuiten en vruchten kocht, te zamen voor ongeveer 30 cent, die ik tot mijn ontbijt gebruikte. Daarop zette ik den tocht te voet verder, totdat ik tegen Zondagavond door eene hooge bergachtige streek kwam.