| |
De avonturen van een handelsbediende van New-York naar Londen
door O.G. Thoden van Velzen.
Einde 1906 kwam ik in Hoboken-New-York aan.
Eenige uren vóor de aankomst in de haven van New-York stonden alle passagiers op het dek van het stoomschip en bewonderden het vrijheidsstandbeeld, dat aan den ingang van de haven van New-York geplaatst is.
Toen de tusschendekspassagiers, waaronder het meerendeel Russen waren, dit monument aanschouwden, zongen ze uit volle borst op roerende wijze verscheidene vrijheidsliederen en men dacht onwillekeurig aan het land, vanwaar ze kwamen, en waar weinig vrijheid heerscht.
We stoomden het vrijheidsstandbeeld voorbij en we zagen nu de ‘luchtkrabbers’ van New-York. Deze luchtkrabbers zijn gebouwen, bestaande uit tien, twintig, dertig, veertig en meer verdiepingen, die verre boven de hoogste kerktorens uitsteken en vanuit de verte gezien kunnen worden.
Evenals vroeger de kerktorens boven alle andere gebouwen verheven waren, zoo steken in de Vereenigde Staten de handelshuizen boven alle andere gebouwen uit.
Na een kosthuis in Brooklyn (New-York) gevonden te hebben, begaf ik mij dagelijks naar New-York, dat met Brooklyn door de bekende Brooklyn-Bridge (Brooklyn-brug) verbonden is.
Brooklyn is namelijk van New-York door de East-River gescheiden. Mijn plan was in New-York eene betrekking te zoeken.
Na korten tijd vond ik eene positie als bureau-assistent bij eene import-firma.
Den vrijen tijd bracht ik door met lezingen aan te hooren in de groote zaal van de Cooper-Vereeniging of ik zat in de leeszaal van de bibliotheek bladen, tijdschriften, en boeken te lezen.
Tot afwisseling ging ik 's Zaterdagsavonds naar den circus (Hippodrome).
Een paar uurtjes in den circus te vertoeven is een waar genot, want het paard is éen van de dieren, dat sinds de tijden der mythologie de sympathie van een voor schoonheid gevoelig mensch opwekt.
Des Zondags bezocht ik soms de Carnegie-Hall, waar de ‘Ethical Cultury Society’ bijeenkomsten houdt en waar sprekers uit alle deelen der Vereenigde Staten over allerlei onderwerpen van belang redevoeringen houden.
Zelfs komen er menschen van beteekenis uit andere landen en ik herinner mij nog eene redevoering van den welbekenden Rus Tchaikofsky, die later, toen hij naar Rusland terugkeerde, om zijne idealen en menschlievendheid gearresteerd werd en langen tijd in een Russischen kerker moest doorbrengen.
Ook sprak toen de heer Aladin, vertegenwoordiger der Russische boeren, die op treffende wijze het ellendige lot der landbouwers van Rusland wist te schetsen.
Ik raad ìedereen aan, die New-York bezoekt, eens op Zondag-morgen naar ‘Carnegie-Hall’ te gaan en een dienst van de ‘Ethical
| |
| |
Culture Society’ bij te wonen, niet alleen om wat te leeren, maar ook om van de heerlijke muziek en het schoone zingen te genieten, die aan den dienst voorafgaan en waarmee de dienst eindigt.
Zondagsnamiddags ging ik meestal in het grootste ‘Central Park’ wandelen en bezocht nu en dan het welberoemde ‘Metropolitan-Museum’.
Ook de dierentuin in het ‘Bronx-park’ verdient een bezoek en eene wandeling langs de ‘Hudson-Rivier’ zal men niet mogen verzuimen.
Tal van andere merkwaardigheden zijn in New-York en omstreken te aanschouwen, maar ze zijn in vele boeken beter beschreven dan ik zulks zou kunnen doen.
In New-York werden vaak lezingen gehouden over de gunstige gelegenheden van de Westersche Staten van de Unie, waar volop werk zou zijn en werkkrachten te kort schoten. Die lezingen waren zoo boeiend, dat menigeen meende, dat het goud op de straten van de Westersche Steden lag en dat men zich alleen maar de moeite moest getroosten om zich te bukken om het goud op te rapen.
Ik begon ook mijne blikken op het Westen te richten en kwam bij een boer in den Staat Jowa terecht.
Goud noch diamanten vond ik. Van den vroegen morgen tot den laten avond was ik bezig óf in de schuur, óf met melken, voederen, bemesten van het land, ploegen, zaaien en allerlei werk, dat op de boerderij te doen valt.
Ik hield van paarden, koeien en van al het gedierte des velds. Mijn baas was steeds opgewonden en de dieren beminden hun drilbaas geenszins. Deze ging elken Zondag ter kerke en hij meende het voorbeeld van een echten Christen te zijn, terwijl hij zijn hond bijna liet verhongeren, die dan ook wijselijk de boerderij voorgoed verliet, om nooit weer te verschijnen.
Kort daarop volgde ik het voorbeeld van den Ketterschen hond, die toonde wijzer te zijn dan de mensch. Voorwaarts ging de tocht naar het naastbijliggende spoorwegstation.
Onderweg hield ik bij eene Schotsche landbouwers-familie stil, die me zoo gastvrij onthaalde, dat ik niet licht mijn kort oponthoud aldaar zal vergeten.
Verder ging mijne reis over het schilderachtig gelegen Denver (Colorado) voort naar San Francisco, waar ik in het voorjaar 1907 arriveerde, ongeveer een jaar na de aardbeving. Destijds zagen de straten van San Francisco er als een ruïne uit, vol met groote steenblokken van ingestorte huizen. Er werd echter met nerveuze gejaagdheid gebouwd en een paar jaar later was de stad zoo goed als geheel herbouwd en mooier verrezen dan ooit te voren.
Het was wel wat moeilijk in dien tijd werk in San Francisco te verkrijgen vanwege het onnoemelijk aantal werklieden, die van alle landen toegestroomd waren, om de stad te helpen herbouwen.
Daar ik geen huizenbouwer was, begaf ik me naar de kippenstad Petaluma, waar mij aangeraden werd naar Santa Rosa te gaan en werk te vragen bij den alom bekenden Luther Burbank.
Deze verschafte mij een weinig werk in zijne proeftuinen in Sebastopol (Californië).
Wilhelm Bölsche schrijft over dezen tuinier het volgende: ‘De Californische kweeker Luther Burbank, die de practische evolutieleer en verovering der aarde voor menschelijke doeleinden in die positief wijzigende en planten kweekende richting uitoefent met de middelen en op de grootsche wijze, zooals dit in het moderne Noord-Amerika gebruikelijk is, heeft in den laatsten tijd een nieuwen gekweekten aardappel in omloop gebracht, den naar hem genoemden Burbank-aardappel.
Die Burbank-aardappel heeft volgens de mededeeling van het ‘United-States Agricultural Department’ de jaarlijksche opbrengst van den Amerikaanschen aardappeloogst met zeventien millioen dollars doen toenemen!
Dit is dezelfde Burbank, die een pruim heeft gekweekt, die geen steen heeft, een braam, die geen doornen heeft; en de bekende, anders zoo krachtig gewapende vijgencactus (Opuntia), zoodat zij vrij is van stekels.
Het oude praatje, dat het ook hier alleen maar onbelangrijke aardigheden van liefhebbers betreft, die den eigenlijken denkenden natuuronderzoeker, bij zijn studiën over de groote biologische fundamenteele vragen, niets aangingen, en die hij volstrekt niet behoefde te weten, zal niemand wel tegenover dergelijke schitterende resultaten durven volhouden.
Laat ons voor de beteekenis van het veroveringsbegrip een oogenblik stilstaan bij de stekelvrije Opuntia.
De schepping van de cactus, oorspronkelijk bijna uitsluitend tot Amerika beperkt en eerst door den mensch zelf geschikt en pasklaar gemaakt voor de geheele aarde, is op zichzelf
| |
| |
één der schitterendste voorbeelden van eene goedgelukte aanpassing ter bescherming voor een bepaald milieu, dat oorspronkelijk de plant zelf voor zich veroverde. De cactus speelt het klaar, in de geheel van water beroofde, overigens voor al het levende huiveringwekkende woestijn een hooger plantenbestaan te leiden met een rijkdom van ontplooiing, die in haar soort zelfs overloopt van sappen en van kracht.
Vanbuiten ziet zij er uit als versteend. Haar geheele leven steekt in den stengel, in den stam. Maar daar leidt zij in het verborgene een des te weelderiger bestaan.
Hij, die de (door den mensch hier reeds ingevoerde) Opuntia in den zonnegloed op het naakte puin in het binnenland van Sicilië eens zijn fantastische arabesken heeft zien vormen, zoo stijf als steenen, behoudt een onvergetelijken indruk van het aanpassingsvermogen der planten - men zou wel kunnen zeggen ‘aanpassingsgenie’ der planten.
Men zou zich kunnen voorstellen, dat de maan in haar van water beroofde vlakten bevolkt was met dezelfde Opuntia's. Alleen de Korstmos, die nog minder behoeften heeft, overtreft haar nog daarin op haar granietrots, en tevens de sprookjesachtige merkwaardige platte Welwitschia der Afrikaansche steppe. Maar die gewassen zijn dor als het terrein, waarop zij gevonden worden; de cactus daarentegen loopt in haar diepste schuilhoeken over van sap.
Juist dat sap beteekende nu echter op de hoogte van haar verovering der woestijn een gevaar voor haar.
Het hoogere dierenleven zocht eveneens de woestijn te veroveren, en dat wel door middel dier plant. Plantenetende hoefdieren wilden zich, als zij de woestijn doorkruisten, daaraan verzadigen, en wilden in de eerste plaats aan het druipende vleesch van haar stam, waaraan zij haast haar geheele bladerenwerk had opgeofferd, den brandenden dorst lesschen. Door dien aanval ten zeerste bedreigd, reageerde de cactus daartegen door de ontwikkeling van haar vreeselijk stekelachtig kleed.
Zij trok een heg van stekels in de eigenlijke beteekenis om haar lichaam. Uit eigen ervaring ken ik niets afschuwelijkers dan een strijd met stekels en brandende borstels van Opuntia's. Eén enkele van die stekels kost niet zelden het leven aan de groote hoefdieren in Mexico, die het stekelachtige draadwerk van de Opuntia's der woestijn met de hoef trachten te verbrijzelen.
Zoo heeft zich de cactus weten te helpen. Op dit punt was de zaak reeds in de grijze oudheid tot stilstand gekomen. Wie wil den ouderdom van eene dergelijke ter bescherming dienende aanpassing bepalen! Misschien hebben de cactusplanten reeds de plantenetende Sauriërs der krijtperiode zoo afgeweerd, en zeker wel de doortrekkende Mastodon-olifanten en inheemsche Amerikaansche wilde paarden der diluviale periode.
Maar nu, misschien na millioenen jaren, komt de mensch.
De enge grenzen van verbreiding der Cacteeën (slechts een enkele van haar vele vormen schijnt oorspronkelijk tot het tropische Afrika te behooren, alle andere zijn planten van de nieuwe wereld) wordt de Opuntia (evenals de daarmede volstrekt niet verwante Agave Americana - honderdjarige Aloë -) in den loop der paar honderd jaar sedert Columbus zóo zeer de karakteristieke plant der landen aan de Middellandsche zee, dat wij tegenwoordig reeds droomen, dat de helden van Homerus tusschen haar moeten hebben gewandeld, en de schaapskooi van den cycloop daarmede moet omgeven geweest zijn.
In het begin is dat medetrekken met den mensch waarschijnlijk grootendeels toevallig geweest, - zooals de musch, de rat, het konijn en verschillende planten met hem de reis om de aarde hebben afgelegd.
Maar spoedig vertoonde zich bij de op de oude plaats verwilderende gewassen hier iets belangrijks.
Zooals eertijds de dieren het beproefden in den strijd om het bestaan, in den strijd om de ruimte, zoo slaat ook de mensch steeds weer de handen uit naar de woestijn.
Ongelukkige beschikkingen hebben landen omgeschapen in de latere woestenij, ook daar, waar vroeger weelderig woud was. Op den kalen grond aan de Aziatische Zee, zoowel als in het bovenland van Sicilië, is het woud in vroegere tijden onvoorzichtig geveld, en de regen heeft de humuslaag weggespoeld. Zulke landen weer met bosschen te bedekken, of alleen maar in weiland te veranderen, dat voedsel levert voor het vee, zou onmetelijk groote kapitalen vereischen, daar eerst de aarde weer op de kale rotsen bebouwd moest worden. De cactus echter verdraagt dien rotsgrond als zoodanig, zij tiert daarop en draagt daarop sappen in verkwistende pracht. En hier komt zij plotseling binnen de sfeer ook van de menschelijke belangen.
De Opuntia levert een eetbare vrucht. Doch
| |
| |
meer dan dat, hij zou dieren kunnen voeden, voor deze een echte voederplaats kunnen leveren.
En dat wel dieren, in wier verovering der ruimte ook de mensch een zeker belang heeft, niet willekeurige, onverschillige dieren, maar cultuurdieren. Dat wat de plant juist wilde beletten, zou juist nu met de wenschen van den mensch overeenkomen.
Maar nu hij de plant tevens zijn steun verleent, haar verzorging en uitbreiding op andere wijze waarborgt, bedreigt die wensch niet meer werkelijk haar bestaan. Het is thans slechts eene schatting, die de plant betaalt, eene zekere decimeering (zooals dat bij de door ons gekweekte graansoorten het geval is), waartegen echter het kweeken en zaaien duizendmaal opweegt.
Op dit oogenblik heeft de stekelheg, die de Opuntia eenmaal om zich heen heeft getrokken, ruimschoots haar rente opgebracht. Zij is niet meer noodig voor het behoud der soort, maar is bovendien slechts een beletsel voor het nieuwe doel.
De mensch handhaaft dus zijn volmaakte toeëigeningskracht, als hij zijn beschermeling in de steenachtige woestenij in den kortst mogelijken tijd weer noopt, de stekels af te leggen. Hij voedt haar tot ‘stekelloosheid’ op. Van nu af aan zal de cactus voor hem eene pioniersplant zijn, waarmede hij terrein, dat tot nu toe onvruchtbaar is, zegevierend verovert. Niet in staat, om zooals Mozes water uit de rots te tooveren door een slag met zijn staf, heeft hij een aanwezige kans, die de natuur hem gaf, zoo weten practisch te gebruiken, dat die woestijn eene groene voederplaats voor het vee is geworden, die door geen stekelheg aan het gebruik wordt onttrokken.
Wie kan de meening van zich afzetten, dat zich ons hier een onbegrensd vergezicht opent?
Maar voor den vriend van vreedzamen vooruitgang vertoont zich daarbij het schoone beeld van een cultuur, die niet meer ruw vernielt, niet meer alleen grof en woest wordt, maar den aanleg ontwikkelt, die ook binnen het leven voorhanden is, aanwezige krachten leidt, het levende als iets levends voor een grootsch levensdoel verhoogt en daaraan tooverkracht toevoegt.’
Na korten tijd in Sebastopol vertoefd te hebben, keerde ik naar Santa-Rosa terug. Santa Rosa is eene der voorspoedigste plaatsen van Noordelijk-Californië. Bijna ieder huis is omringd door een tuin vol van allerlei variëteiten van rozen en andere bloemen.
Weldra reisde ik naar Oakland, dat aan de Baai van San Francisco ligt. San Francisco en Oakland liggen tegenover elkaar en zijn alleen gescheiden door de Baai van San Francisco.
Ik verkreeg werk als tuinier op eene schilderachtig gelegen buitenplaats in Piedmont nabij Oakland. Eene Japansche vrouw zeide eens tot mij: ‘wat ge moet doen, dat kunt ge doen’. En zoo ging het ook met het tuinieren. Ik moest tuinieren, en hoewel ik met dat werk volstrekt niet vertrouwd was, ging alles uitstekend en kon ik over een paar dagen wieden, grasmaaien, bloemenplanten, groenteplantjes verplaatsen, alsof dat steeds mijn werk geweest was.
Nadat ik eenige maanden op die buitenplaats aan den arbeid geweest was, vond ik werk als klerk bij eene Spoorwegmaatschappij in San Francisco.
Ik ging in Oakland wonen en begaf me per trein en verder per ferry-boot elken morgen naar San Francisco, om aldaar op het Kantoor der Spoorwegmaatschappij te gaan werken.
Vanaf de ferry-booten heeft men een ruim uitzicht op de baai van San Francisco, op de stad San Francisco, op de ‘Gouden Poort’ de ‘Mount Tamalpais’, die de hoogste berg in de nabijheid is, verder op de eilandjes in de baai, op de steden, die aan den overkant van San Francisco liggen, waaronder Oakland eene eerste plaats inneemt, verder Berkeley, Alameda, Fruitvale, Richmond, enz.
Over Oakland en Berkely heen ziet men tegen de heuvels op, en kan men de uitlijnen van de hoogste toppen zeer goed onderscheiden. De hoogste toppen dier bergen, zooals Redwood-Peak en Mount Diablo kan men bij helder weer duidelijk zien.
Talrijke wandelingen heb ik naar Redwood-Peak gedaan. De kortste en meest aantrekkelijke wandeling naar Redwood-Peak vanuit Oakland gaat per tram naar het naastbijliggende Fruitvale, dan te voet door het Dimond Canyon, dat men een natuurlijk park kan noemen, waardoor een bergriviertje stroomt met rotsachtigen bodem en waarlangs verderop een welaangelegde weg den wandelaar leidt voorbij de woning van den welbekenden dichter van de Sierra's, Joaquin Miller. Daarna moet men links afdraaien en een smal bergpad volgen, dat aan weerskanten met struik en bosch begroeid is. Weldra
| |
| |
komt men bij de woning van eene Deensche familie aan, die er eene kleine boerderij op nahoudt. Hier kunt ge ontbijten en van de frissche berglucht genieten. Tien minuten verder en hooger op ligt de hoogste top van Redwood-Peak, welke omgeven is van bosch en groote rotsblokken. Wanneer men terugkeert en ongeveer in de nabijheid van de woning van den dichter Joaquin Miller is aangekomen, aanschouwt men het aan den voet der bergen liggende Oakland, zijn park met het bekoorlijke meer ‘Merritt’, en de met boomen en villa's versierde boulevards, die rondom dat meer zijn aangelegd. Verder over Oakland heen ziende, bewondert men de baai van San Francisco, de ‘Gouden Poort’ en het omliggende heuvelland.
Berkeley, dat aan Oakland grenst, is bekend om zijne universiteit en zijn wereldberoemd Grieksch theater, waar des Zondags musikale matinées met vrijen toegang gehouden worden. In datzelfde theater worden klassieke opera's opgevoerd, die met de klassieke schouwspelen, die in het Grieksch theater in Orange of in de Arena's in Nimes (Zuid-Frankrijk) gehouden worden, wedijveren kunnen.
Men kan Oakland in Californië als een middelpunt beschouwen, vanwaar men talrijke uitstapjes kan maken.
Een van de aangenaamste uitstapjes is, om op een zonnigen morgen de ferry-boot naar San Fransisco te nemen en dan naar eene andere ferry-boot over te stappen, die den toerist naar Sansalito brengt.
Vervolgens neme men de electrische spoor naar Mill-Valley, dat prachtig gelegen is aan de voet van den berg ‘Mount-Tamalpais’ met schilderachtige, boschrijke wandelwegen, waarlangs kabbelende beekjes met kleine bruisende watervallen de schoonheid der natuur nog verhoogen. De lucht geurt van den adem der naaldboomen en der struiken en varens, die de oevers der beekjes versieren. De vogeltjes kweelen van plezier en de waternimfen vertoonen zich als vroolijk van bloem tot bloem vladderende vlinders.
Wanneer men te Mill-Valley is aangekomen, kieze men den kortsten weg over de bergen heen naar de Muir-Woods. Dit is een bosch van zoogenaamde Sequoia gigantea oftewel reuzenboomen van Californië.
Iemand, die de wandeling nog verlengen wil, zette zijne schreden voort tot aan de oevers van den Grooten Oceaan. De weg, die van de Muir-Woods naar de zee voert, is zeer bekoorlijk, gaat door een dal, langs een snelvlietend beekje, wiens oevers begroeid zijn door dicht struikgewas.
Dr. A.J.C. Snijders beschrijft in zijne ‘Zwerftochten door de Natuur’ de reuzenboomen van Californië, die in het Mariposapark gevonden worden. Dezelfde soort boomen vindt men in de ‘Muir-Woods’ (Muir-Wouden). Muir is de man, die dat bosch aan het Amerikaansche gouvernement ten geschenke heeft gegeven om er een Nationaal park van te maken. Het publiek heeft ten allen tijde vrijen toegang tot dit grootsche en overschoone park.
.... ‘De geschiedenis van deze woudreuzen is reeds zeer oud. Vóór vele duizenden jaren bestond er in de gematigde luchtstreek van het noordelijk halfrond eene rijke flora van deze, en eenige verwante reuzenboomen, welke haren bloeitijd beleefde in de Tertiaire periode, doch tijdens den ijstijd - op de weinig, thans nog overgebleven resten na - volkomen teniet ging.
Toch is het hoogst merkwaardig, aan hoevele gevaren en ongunstige voorwaarden deze overgebleven boomen gedurende zooveel duizenden van jaren weerstand hebben geboden, want hun ouderdom wordt geschat op 2000 tot 6000 jaren.
Zij hebben dus nog de volksverhuizing beleefd, die de heerschappij van het oude Rome vernietigde en zij kunnen met trots neerzien op den tijd, toen Amerika ontdekt werd. Eigenlijk kan men de Sequoia's inderdaad als onsterfelijk beschouwen, want zij zijn aan geene ziekten onderhevig en hebben geene vijanden in de planten- of dierenwereld. Alleen door storm of buitengewone hitte, aardbevingen of boschbrand kunnen zij vernield worden.
Tegenover zulke reuzen van sterkte, grootte en duurzaamheid gevoelen wij, menschen, eerst recht, hoe nietig en klein wij zijn. De geschiedenis der Sequoia's is zoo oud als die der menschheid: het zijn grijsaards, die de eeuwige jeugd genieten en die den tand des tijds tot in lengte van dagen met onverminderde kracht trotseeren.’
‘Het is een groot voorbeeld,’ zoo zegt von Garvensburg in eene studie over het Mariposapark, ‘dat de natuur ons in deze boomen voor oogen houdt en dat zijne uitwerking niet mist.’
‘Ziet: deze boomen, aan wier groei wij geen einde zien, verkondigen ons de bemoedigende openbaring, dat het bestaande niet gedoemd is om onder te gaan, doch, dat het een groote
| |
| |
wijde toekomst voór zich heeft. Aldus vertegenwoordigen de Sequoia's zoowel het verledene als het tegenwoordige en de toekomst.
Zij zijn onzen tijd niet ontgroeid en evenmin schijnen zij ons verouderd, zooals de middeleeuwen, die hunne beteekenis en doel reeds lang overleefden. Integendeel: zij vervullen nog heden ten dage hunne bestemming, even goed als weleer. Het zijn waardige, rijpe patriarchen, die zich in onverminderde kracht en forschheid verjongen. Niemand weet, wanneer zij zullen ondergaan en zij zelve denken niet aan den dood en drijven elke lente nieuwe loten, in alle hoeken en gaten. En het is een heilige natuurdienst, als deze wonderen der aarde telkens weer door duizenden bezocht en geprezen worden.’
San Francisco is de voornaamste haven en tevens de grootste stad op de Westkust van Noord-Amerika. Het ‘Golden Gate Park’, het grootste en prachtigste park van San Francisco, is welbekend.
De aardbeving van 1906, die de oorzaak is geweest van de bijna geheele verwoesting der stad, is nu al vergeten en de stad is herbouwd en schooner verrezen dan voorheen.
Uit San Francisco worden goud, zilver, kwikzilver, wol, katoen, petroleum, koren, meel, ijzerwaren, allerlei metalen en vruchten en groenten geëxporteerd, terwijl zijde, rijst, thee en suiker uit China, Japan en Indië worden ingevoerd.
San Francisco is niet alleen per spoor met alle voorname plaatsen van de Vereenigde Staten, Canada en Mexico verbonden, maar ook is er een geregelde stoombootdienst met Santa Barbara, San Pedro - de haven van Los Angeles -, San Diego (deze plaatsen zijn allen in Zuidelijk Californië gelegen), verder met Portland (Oregon), Seattle (Washington), Victoria en Vancouver (Britsch-Columbië) en verscheidene havens in Alaska.
Verder heeft San Francisco directe stoombootverbindingen met Panama; de booten, die naar Panama varen, doen vele havens van de Centraal-Amerikaansche republieken aan, zooals Mexico, Guatemala, Salvador, Honduras, Nicaragua, Costa-Rica en Panama.
Ook de Cosmos-lijn, die een stoomboot via Zuid-Amerika van Hamburg naar San Francisco en Seattle onderhoudt, doen verschillende Centraal-Amerikaansche havens aan.
Er bestaat ook een geregeld stoombootverkeer tusschen San Francisco, en Honoloeloe en Hilo (Hawaii eilanden), Japan, China, Manila (Philippijnen), Australië en Nieuw-Zeeland.
Ook Japansche stoomschepen varen geregeld naar San Francisco.
Gouvernements-transportschepen voor het vervoer van soldaten tusschen San Francisco en Manila onderhouden den dienst een keer per maand.
Wanneer men in San Francisco is, moet men niet nalaten een tochtje te maken met den spoorweg, die langs de kust naar Santa Cruz leidt.
De trein gaat soms dwars door groote rotsblokken heen. Aan de ééne zijde bewondert ge den Grooten Oceaan, terwijl aan den anderen kant geweldige rotsblokken worden afgewisseld door liefelijk glooiende berglandschappen.
Na een paar jaar in San Francisco en Oakland vertoefd te hebben, vertrok ik naar Arizona.
In de Vereenigde Staten werkt men heden, morgen werkt men niet. Men ontslaat en engageert, al naarmate men werkkrachten noodig heeft. Ook verlaat men dikwijls eene goede betrekking, wanneer men maar durft en men neemt soms werk aan, waarvan men niets verstaat.
Eindelijk kwam ik in Springerville terecht, een klein plaatsje, 7000 voet hoog, gelegen in het noordwesten van Arizona.
Ik reisde per trein van Oakland (Cal.) via Fresno, Bakersfield, (het centrum van een petroleumdistrict), Mojave, Barstow, Bagdad. Dit is niet het beroemde Bagdad aan de oevers van de Tigris gelegen, maar dit is Bagdad, waar slechts eén huis staat en wel de woning van een eenzamen spoorwegambtenaar en van een telegrafist en in San Bernardino County gelegen, in het zuidelijk deel van Californië, verder via Needles aan de Colorado-rivier gelegen, zoo genoemd naar de toppen der bergen, die er uit de verte als naalden (needles) uitzien.
Needles ligt op de grens tusschen Californië en Arizona. De trein houdt ongeveer twintig minuten stil aan dit station; tal van Indianen bieden hunne met eigen hand gevlochten mandjes, halsbanden en andere sieraden aan, die door hen vervaardigd zijn.
Verder stoomde de trein door het noorden van Arizona via Ashfork, Flagstaff naar Holbrook, waar we uitstapten.
Holbrook is eene kleine, maar zeer bedrijvige handelsplaats. De Mormonen hebben het hoofdaandeel in den handel der plaats en hare omgeving.
| |
| |
Er zijn eenige Kolonies van Mormonen in de nabijheid van Holbrook, waaronder St. Johns, - dat een dagreis per postwagen van Holbrook af ligt, - de meest bekende Mormonen kolonie is.
Het dorpje Spingerville is per postwagen van Holbrook in twee dagen te bereiken. Het meerendeel der bevolking van Springerville, die uit eenige honderden zielen bestaat, zijn Mexicanen en Mormonen.
Nadat we Holbrook per postwagen verlaten hadden, ging onze weg dwars door de woestijn, totdat we voorbij eenige versteende boomen kwamen. De koetsier liet de paarden stilhouden en nu hadden we alle gelegenheid om die versteende boomstammen te bewonderen. Allerlei kleuren versieren die versteeningen, meestal donkerrood, purper, violet en andere warme kleuren; vele duizenden jaren moeten die boomen daar wel al gelegen hebben.
In de nabijheid van Holbrook en Adamana zijn geheel versteende bosschen te vinden, maar we hadden nu geen tijd die te bezoeken.
Tegen den avond kwamen we in Hunt aan. Hier zijn een paar boerenplaatsen en rondom liggen groene weilanden als eene oase te midden der woestijn. We spanden uit om den paarden rust te gunnen, en zelf bracht ik den nacht door in éene dier woningen, om den volgenden morgen bij zonsopgang de reis naar Spingerville voort te zetten. De ontvangst door de familie van een Mormoonschen priester, was uiterst gastvrij. Terwijl men als het ware midden in de woestijn zat, was men toch niet van de beschaafde wereld afgesloten.
Ik passeerde daar een gezelligen avond en genoot zeer van het avondeten dat toegediend werd. Indien men zin aan lezen had, talrijke interessante boeken versierden de bibliotheek. Dagbladen uit Salt Lake City (Utah), dat de voornaamste kolonie der Mormonen in de Vereenigde Staten is, waren er in grooten getale, zoodat men het laatste nieuws der wereld lezen kon. Den volgenden morgen dus verliet ik deze gezellige boerderij en verder ging de tocht naar Springerville, waar ik op den avond van den tweeden dag, sinds het verlaten van Holbrook, aankwam. De winkel of bazaar, waar alles te koop was, zooals schoenen, lintjes, petten, hoeden, allerlei grossierswaren en zelfs haver, zadels en postzegels, was geopend van zeven uur 's morgens tot negen uur 's avonds. Men moet nu niet denken, dat een winkel in een klein dorpje als Springerville (Apache County) in Arizona, dat 7000 voet hoog ligt en eene oase temidden eener woestijn is, geen toeloop heeft.
Integendeel, er kwamen steeds koopers; nu eens was daar een boer, voor wie men 50 zakken haver gereed moest maken, dan weer kwam er een Cowboy, - er waren er honderden in die woestijn, - een zadel koopen voor zijn paard. (Een cowboy is iemand, die bang is voor niemand en op groote kudden koeien moet passen). Ook schapenherders kwamen inkoopen doen. Wol was ook eene der artikelen, die door mijn patroon werd opgekocht en dan per vrachtwagen naar de naastbijliggende spoorwegstations vervoerd. Die tochten per vrachtwagen door de woestijn duurden minstens acht tot tien dagen, meestal meer.
Dicht bij Springerville ligt een klein meertje met helder water, dat door bergstroomen steeds wordt aangevuld. Soms zag ik groote kudden paarden hier hunnen dorst bevredigen.
Wanneer ik ook maar eenigen tijd daartoe vond, ging ik in dit meer zwemmen. Door de Parsisten wordt reinheid als hoofddeugd beschouwd. Waarom niet bij de Nederlandsche christenen?
Waarom is er geen badplaats met warm en koud water in ieder oord van Nederland? Of meenen de Nederlanders, dat de naam ‘Christen’ voldoende is om rein te zijn?
Na eenigen tijd begaf 'k mij van Springerville naar Tucson, waar ik wederom voor eene spoorwegmaatschappij ging werken.
De reis duurde vier dagen, twee dagen per postwagen door de woestijn en dan twee dagen per trein. Dit geeft iemand een denkbeeld, hoe groot een staat als Arizona is. Arizona is een land, dat grootendeels woestijn is en toch geene doode woestijn, vol plantengroei, als daar zijn cactussen, yucca's en saliestruiken.
Tucson is eene kleine stad met ongeveer 15000 inwoners, waaronder tal van Indianen, Mexicanen, en ook eenige negers. De stad ligt als het ware in de Papago-Indianen-reservatie. Indien men lust en tijd daartoe heeft, kan men de Papago-Indianen in Tucson van nabij bestudeeren en leeren kennen.
Tucson heeft een verrukkelijk klimaat. Het kan er zeer heet in den zomer zijn, maar de lucht is er rein, gezond en droog.
Tucson is eene der oudste steden in de Vereenigde Staten van Noord-Amerika. In het oude gedeelte wonen bijna alleen Mexi- | |
| |
canen. Mexicanen noem ik ze: zoo worden ze daar algemeen genoemd. Ze zijn halfbloed Spanjaarden en Indianen. In de nabijheid van Tucson stroomt een kleine rivier, de Rillito genaamd.
Tal van kolonisten hebben zich langs de Rillito gevestigd en gebruiken het water dezer rivier om het land vruchtbaar te maken.
Tucson ligt eigenlijk midden in de woestijn. Zoodra dit land echter in aanraking met water komt, groeit er alles en is het uitstekend geschikt voor tuin- en landbouw. De woestijn rondom Tucson is meestal begroeid met hooge cactussen en yucca's, die eene hoogte van verscheidene meters bereiken.
Na eenigen tijd begaf ik me op weg naar San José (Californië).
San José is de hoofdplaats van Santa Clara County in Californië. Ik wilde daar eene groote onderneming op touw zetten, maar alles, wat een klerk begint, gelukt niet altijd.
San José is eene zeer bedrijvige plaats, heeft eene normaalschool voor onderwijzers, en talrijke parken.
Santa Clara County is bekend om zijne pruimen, die naar alle landen worden geëxporteerd. Wijders worden er allerlei vruchten en groenten gekweekt. Wijnbouw is er ook niet onbekend en hier en daar vindt men zelfs gaarden met olijfboomen beplant.
In de nabijheid van San José ligt een boschrijk, schilderachtig park, waarin alle soorten van mineraalbronnen gevonden worden.
Het duurde niet lang, of ik zat in den trein naar Los Angeles (Californië). De trein gaat voorbij Santa Barbara, dat beroemd is om zijn prachtig strand, en verder om de ‘Santa Barbara Mission,’ die wel een bezoek waard is.
Bijna alle woningen in Santa Barbara's residentiegedeelte zijn omgeven van tuinen met fraaie bloemen van alle variëteiten en boomen en planten, zelfs ontelbare palmen, zoodat men zich waant in een tropisch land te zijn.
Los Angeles is eene groote stad met eene bevolking van 320,000 zielen. Men kan Los Angeles als het centrum van een toeristenverkeer beschouwen, dat zich over geheel Zuid-Californië uitstrekt.
Van Los Angeles kan men uitstapjes naar alle kanten ondernemen en steeds weer iets nieuws zien. Eén van de eerste uitstapjes, die men allicht maakt, is naar Long Beach, ongeveer een uur met de electrische tram van Los Angeles verwijderd. In Long Beach vertoevende, kan men den aanblik der zee niet weerstaan en zij lokt U uit en, om aan hare uitnoodiging gehoor te geven, neemt ge 's morgens en 's avonds een bad, dat U weer jong en frisch maakt.
Vanuit Long Beach maakte ik eens een uitstapje naar het eiland Santa Catalina. Om zich daarheen te begeven vanuit Long Beach, doet men het best, wanneer men een motorbootje neemt, dat den toerist in minder dan een uurtje naar San Pedro brengt.
Van San Pedro bestaat een geregelde stoombootdienst naar het eiland van Santa Catalina, dat in 3 uur per stoomboot bereikt wordt. Men kan ook direct van Los Angeles naar het eiland Santa Catalina komen, door de electrische tram naar San Pedro te nemen en vandaar per boot tot Avalon (Santa Catalina eiland).
Deze reis duurt niet meer dan vier uur. Avalon is de hoofdplaats van het eiland Santa Catalina, waar de stoombooten komen aanleggen. Avalon is schilderachtig gelegen met het front naar de zee toegekeerd en aan den tegenovergestelden kant liggen de bergen.
Avalon is eene bekende badplaats en het eiland is een eldorado voor jagers en de zee rondom het eiland is het paradijs van visschers.
In Avalon aangekomen, wordt men uitgenoodigd om een tocht te maken met de zoogenaamde Glass-bottom-boats. Dit zijn motorbootjes, wier bodems met glas bedekt zijn. Door dit glas kan men 50 tot 100 voet diep zien en, terwijl de boot zich voortbeweegt, ziet men door het glas heen visschen van allerlei soorten en in allerlei kleuren zwemmen en zelfs kan men de schelpen op den bodem van de zee zien liggen zoó helder is het water. Er zijn duikers op die motorbootjes, die naar den bodem der zee zwemmen om naar aballones te zoeken.
Aballones zijn groote prachtige schelpen. Zoodra de duikers een paar aballones gevonden hadden, verschenen ze weer aan de oppervlakte van het water en boden de aballones te koop aan.
(Wordt vervolgd).
|
|