‘En dan wouen Ras en v.d. Velde beweren, dat die niet dronken waren.’
‘Smoordronken waren ze’, gilde hij.
‘Alleen om me te sarren, tegen te werken, beweerden ze dat, maar ik zal die onnoozele dorpsveldwachters wel krijgen.’
‘Wacht maar....’
Moe liet hij zich op 'n stoel vallen.
‘Heb je nog wat te eten?’
‘Ja zeker,’ zei ze dadelijk bereid. ‘Zal ik nog versche koffie voor je zetten?’
‘Heel graag.’
Netjes spreidde Lize een servet voor hem uit, zette er brood op en kaas, haalde toen de koffiepot uit de keuken.
Vriendelijker, mededeelzamer dan anders was hij en dat deed haar goed, ondanks de onrust om zijn optreden tegenover de menschen. Dikwijls kon hij haar zoo uit de hoogte, zoo onverschillig behandelen, alsof ze zijn meid was, in plaats van zijn vrouw. Dat deed haar meer verdriet dan ze deed blijken. Ze begreep 't wel; hij vond haar wat burgerlijk, wat min van afkomst. Hoogmoedig van aard, streelde 't hem, dat hij hier zoo veel te zeggen had. Hij voelde zich 'n persoon van gewicht en daardoor zag hij dan op haar neer, maakte aanmerking op haar kleeding, die hem te boersch, of op haar haar, dat hem te leelijk opgemaakt was. En ook hun beide jongetjes, Henri en Piet, vier en drie jaar oud, mochten niet op klompjes loopen, zooals de andere kinderen van haar stand deden.
‘Ik ben toch bang, dat je de menschen te veel tegen je maakt,’ zei ze, toen ze weer binnenkwam met 't koffie-gerei.
Maar hij schudde 't hoofd overmoedig en op een toon van gewicht zei hij: ‘Ik heb den burgemeester op mijn hand en dat zegt alles en wat drommel, ben ik hier niet Chef van politie? Dat beteekent wat.’
Een trek van niet-overtuigd-zijn bleef om haar lippen hangen, zweven in haar zachtblauwe oogen.
Het ontging hem niet.
Dom vrouwtje, dacht hij. Dom vond hij ook haar breed, wat grof, maar door de frissche kleur toch niet van aantrekkelijkheid ontbloot gezicht en als ze liep, hinderde hem weer haar plomp figuur, zoo heel anders dan de elegante dames, die hij zag bij den burgemeester, den vol-bloed aristocraat, met wien hij dweepte.
‘Jij bent hier goed thuis in je keuken, maar hoe zou je over mijn zaken kunnen oordeelen?’ zei hij toen op de hem-eigen toon. Lize kleurde. Ze voelde de spot in zijn woorden. Dikwijls at zij met de kinderen in de keuken, zooals ze dat gewoon was, vroeger bij haar thuis, later in betrekking, ook omdat ze 't gemakkelijk vond, maar dat wilde hij niet; daar hoorde hij niet.
Toen ze de boel weer opruimde, zuchte ze: ‘Och, wat 'n korte nacht hebben we nu maar!’
‘Zooveel slaap heeft 'n mensch niet noodig,’ antwoordde hij geeuwend en zacht ging hij de kleine trap op naar boven.
Dien volgenden morgen vroeg werden de broers, Jaap en Kees Pel op vrije voeten gesteld. Hun ergernis over de handelwijze van den chef-veldwachter, met wien zij 't al eens meer aan den stok hadden gehad, was groot. Zij waren vast van plan de zaak aan te geven.
De beide veldwachters, Ras en v. de Velde, zouden kunnen getuigen, dat ze niet dronken waren geweest. Alleen hadden ze voor de aardigheid geroepen: ‘Daar is chefje, chefje, chefje,’ toen de chef er aankwam. En dat had deze zoo kwaad opgenomen, dat hij ze had gearresteerd.
Maar de oude Pel, 'n eenvoudig landbouwer, was er tegen, dat de jongens de zaak zoo hoog zouden opdrijven.
‘Jullie moeten de chef ook niet sarren,’ vond hij. ‘Er zijn hier deugnieten, appeldieven en andere kwaaddoeners, daar kan ik van mee spreken. Die moet de chef eronder krijgen. Dat heeft de burgemeester hem opgedragen.’
Maar de jongens waren van 'n andere meening.
Dien avond zochten ze de beide veldwachters op, die getuige waren geweest van het voorval, en die sterkten hen in hun plan.
Ras en v. de Velde koesterden een diepe wrok tegen den chef en ze waren blij, dat zich nu eens 'n gelegenheid zou voordoen, waarop zij hem eens zouden kunnen krijgen. Want het dorp bestond, om zoo te zeggen, uit twee generaties: de oude en de nieuwe.
Ras en v. de Velde behoorden tot de oude generatie.
De chef vertegenwoordigde de nieuwe generatie.
De eerste stoot tot de nieuwe strooming was ontstaan door de komst van het garnizoen.
Dat had een heele uitbreiding en verandering gegeven.
Gasfabriek en waterleiding bleken toen dadelijk onmisbaar; de telefoon was aange-