De Hollandsche Lelie. Jaargang 29
(1915-1916)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 288]
| |
haar naar aanleiding der redactie-aangelegenheden toegezonden door niet-abonnés, kan beantwoorden langs particulieren weg. De correspondentie in dit Blad dient zoowel tot de beantwoording van brieven, als tot de mededeelingen betreffende aangenomen en geweigerde bijdragen, en zij, die zelve geen abonné of abonnée zijn, kunnen dus niet verwachten langs een anderen dan den correspondentie-weg te worden beantwoord. Wanneer zij door leesgezelschap, kring, of samen-lezen, of op welke wijze dan ook, gelegenheid kunnen vinden de correspondentie-rubriek te volgen, dan is de redactrice bereid hen dáárin te beantwoorden. Op dezen regel wordt voortaan géén uitzondering meer gemaakt, en afzonderlijke nummers, correspondentie-antwoorden aan niet-abonné's behelzend, worden niet meer toegezonden. Alle brieven moeten, om in de d.a.v. week omgaand te kunnen worden beantwoord, uiterlijk Zaterdag-ochtend in mijn bezit zijn. Redactrice. P.S. Het spreekt vanzelf, dat deze regel alleen geldt voor eerstbeginnenden, èn voor briefschrijvers, die in de corr:-rubriek thuisbehooren.
W.v.E. (Ned: Ind:). - Het boekje ontving ik, met uwen brief. Gij zult intusschen hebben gelezen dat en waarom ik de redactie nederleg bij den nieuwen jaargang. Om die reden acht ik het minder wenschelijk mij thans nog met zulk een zaak in te laten, wijl ik alleen het loopende werk wensch af te doen. Vriendelijke groeten.
Leo II. - Uw vertalingen nam ik aan. Voor Uw gelukwenschen dank ik U hartelijk. - Vriendelijke groeten.
Martinia. - Hartelijk dank voor Uw laatsten brief. Ja, natuurlijk begrijp ik U nu nog veel, veel beter dan vroeger. Ik stel mij voor dat het juist zoo is zooals gij schrijft, namelijk dat het bezit van een kind van hem dien men waarachtig liefhad een héérlijke troost moet zijn bij zijn verlies, vooral indien dat kind op den afgestorvene gelijkt naar lichaam en vooral naar ziel. Ik heb zelfs de stellige overtuiging dat eene weduwe, die onverschillig staat tegenover hare kinderen, nooit zielsveel kan gehouden hebben van haren man. Trouwens, m.i. zijn de meeste vrouwen ijskoud, ook in hare zoogenaamde liefde, en blijven zij ook dan vóór en boven alles egoïsten. Ik feliciteer U van harte met Uw succes op literair gebied. - Wat het mij-gezondene betreft, dat is stellig wel terecht gekomen. Wijl ik nu tijdelijk van huis ben, kan ik het niet nazien, doch meen mij te herinneren dat het in orde is. Ik zal een en ander zoo spoedig mogelijk plaatsen. - Ja, gij hebt volkomen gelijk dat men, temidden van eigen groot geluk, te veel vergeet die vreeselijke oorlogsellende om ons heen. En toch is het zoo waar wat de Génestet dicht: ‘O zeg toch niet: Lichtzinnig maakt de zegen, 't Geluk de ziel afvallig van haar God, Daar zijn toch ook wien voorspoeds effen wegen, Geleide tot Uw liefde, Uw leiding in hun lot’. Wie weet wáár en hoè het toeval (?) ons nog eens te zamen brengt. Gij zult mij zeker steeds welkom zijn. Hartelijk gegroet.
J.S. - De schets nam ik aan. Vriendelijke groeten.
Mevr: O.-S. den Haag. - Ik beantwoord U nog particulier. Uw schets is in orde ontvangen. Koos. - In mijn leven heeft eene groote verandering plaatsgegrepen sinds ik Uwen lieven brief ontving. Vergeef mij daarom, indien ik U op deze plaats slechts kort antwoord. Het zal mij steeds aangenaam zijn particulier van U te blijven hooren, want gij behoort tot die Lelie-Corr: wier lot en leven mij boeien, en lief zijn geworden, door het groote vertrouwen dat gij steeds in mij hebt gesteld. Dat ik U thans meer dan ooit kan navoelen, dat zult gij wèl begrijpen. Hartelijk gegroet.
Homo Sum. - Ik vind het artikel: Liefde minder geschikt, en vernietigde het. Het andere werd reeds geplaatst.
Rosalius. - Uw bijdrage over Schiller, dezen zomer ontvangen, nam ik aan. Vriendelijk dank voor begeleid-brief.
B. te S. - Uw schetsjes zijn geweigerd. Particulier wordt niet geantwoord.
H.v.W. te den B. - Vriendelijk dank voor Uw schrijven, in zake mijn huwelijk.
Mevr: E.v.B. - B. te B. - Gij hebt intusschen gezien, dat het on-dit ditmaal waarheid was. - Op Uw lateren gelukwensch daaromtrent zal ik U nog particulier antwoorden om U te danken. - Ik stel het zeer op prijs zoozeer door U en velen te worden gemist in de Lelie, maar daaraan valt niets te veranderen. Het klinkt U misschien wel heel pedant in de ooren indien ik U eerlijk antwoord op Uw vraag ‘of ik 't zelve niet vreemd vind dat ik zóóveel ben voor mijne lezers,’: Neen, dat vind ik niet vreemd, want ik gaf mij zoo geheel aan hen, en ik ben nu eenmaal zulk een uitgesproken persoonlijkheid, dat ik als het ware leef in het Blad, en het dus wordt gelezen om mij, door vrienden en door vijanden beiden. 't Zou m.i. valsche schaamte en aanstellerij zijn te ontkennen, dat ik mij hiervan zeer goed ben bewust. Met mijn deugden en mijn feilen beide droeg ik het Blad, en ben ik daardoor degene die U allen iets anders, iets eerlijkers, iets oprechters, iets daardoor meer lezenswaards heb gegeven, dan dat wat gij vindt in jan-en-alleman-leuter-bladen, iets om over na te denken, om U aan te ergeren, of over te verheugen, al naar gelang Uw aard is, maar in elk geval iets van een Iemand, waar de meesten die schrijven, vrouwen bovenaan, niemanden zijn, en daardoor geijkte phrasen kletsen, zonder durf en zonder zin. Vriendelijke groeten. - En het beste met Uw gezin.
Mevr: S.-v.d. W. - Uw briefje handelt over eene nu reeds afgeloopen quaestie. Een zinnetje erin trof mij: ‘Ik denk niet dat zulke mannen hunne zinnelijke natuur geheel overwonnen hebben.’ Wat verstaat gij daaronder? Mag een man geen zinnen hebben? Ik herinner mij, om U de waarheid te zeggen, niet precies meer dat gekibbel. Vriendelijk dank voor Uw woorden aan mij.
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. |
|