ons Uwen heiligen bodem betreden en ons luisterend nederzetten, om te vernemen of wij hier het antwoord kunnen hooren op onze vraag.
Doch de aarde en de wateren zwijgen. - - - - - - - - - - - - - - - -
Er gaat in den tegenwoordigen tijd een zucht door de wereld naar Waarheid.
Wij worden het zoo moe; de leugen.... overal.
Ds. de Ligt zegt in zijn prediking waardoor hij werd verbannen o.a. ‘Zinnelijk is de mensch van onze dagen geworden ten zeerste, en onwaarachtig, onwaar, verleugend. Er woont een leugengeest in de lucht. Wij worden in allerlei leugens geboren, en in leugens gewikkeld, en met leugens opgevoed.
Het pharizeeïsme viert in deze dagen hoogtij. Een pharizeeër is bovenal een onbewuste zelfbedrieger.
Daarom is de strijd met het pharizeeïsme zoo moeielijk, daarom heeft Jezus die menschen naar den geest zoo hevig aangegrepen; zoo heen en weer geschud; daarom geeselde Hij ze zelfs met zijn woorden; sneed Hij hun in de ziel, zoo diep zoo diep, - omdat het verderf zoo was doorgedrongen, dat zij zelfs welhaast gevoelloos waren geworden voor hunne zonde.
Het is de leugengeest, die zich heeft doorgedrongen in onzen Godsdient, en waardoor deze de menschen brengt in plaats van naar God, van God af.
Het is de leugengeest, die het huwelijk ontwijdde en het heilig sacrament maakte tot een belachelijke satermuts.
Het is de leugengeest, die den man inblies dat hij is de gebieder en de vrouw zijn dienares.
En... behoeven wij wel verder te zoeken naar de waarheid? Ik geloof, zij bevindt zich in alle dingen, als wij maar eerst den leugen hebben onderkend en verjaagd, komt zij vanzelve stralend te voorschijn. -
Ik geloof: - - - dat er maar één leugen is. Eén leugen, en dat al die andere leugens in onafzienbare reeksen, ontelbaar in aantal, al de leugens in kerk en staat, in huwelijk, in de maatschappij, in de verschillende verhoudingen onder de menschen allen afkomstig zijn van die eene groote leugen.
En die eene groote leugen is:
De man is de heerscher der aarde - de vrouw zijn onderworpene, zijn dienares.
Het is de natuur verloochenen - het is heiligschennis.
Hier is de man de pharizeeër; hij bedriegt zichzelve en hij weet niet eens hoezeer hij liegt.
Hierdoor is alles verworden - bedorven - verleugend - door die eene leugen.
Daardoor is de mensch geheel verzinnelijkt geworden - daardoor ligt het heiligste in den onreinsten poel - daardoor is het huwelijk ontheiligd, het jonge geslacht bedorven, de godsdienst zinloos, en de bloeiende aarde een jammerpoel van ontzetting.
De vrouw geschapen alleen voor het begeeren en gemak des mans! heillooze leugen! Hoe kunnen de menschen het zich indenken! Hoe kunnen de godsdienstleeraars de leugen over de lippen laten komen bij het inzegenen van een huwelijk - het gebod: gij vrouw zijt gehoorzaamheid verschuldigd aan uw man! Hoe kan de wetgever ditzelfde gebod medegeven in het wettig huwelijk; het nog wel vastleggen in de wetten des lands.
Hemeltergende leugen!
Vandaar het bederf - de verleugening, het gehuichel.
Wilt gij hooren wat Ds. Pierson zegt:
‘Onze beschaafde maatschappij rust zoo geheel op gewoonten, op vooroordeel, op conventioneele voorstellingen, op nabootsen en naspreken, op leugen, op duizend ongerechtigheden, die men niet bij haar naam mag noemen... dat een persoon te willen zijn en er op aan te dringen dat anderen het zijn, den menschen den schrik om het hart doen slaan.
Werd in de plantenwereld het vruchtbeginsel en de stamper alleen geschapen ten gerieve van het stuifmeel? Vraagt het aan den plantkundige, hij zou vragen of gij ijlhoofdig waart met het opperen van zoo dwaas een vraag, het tegendeel is waar.
Werden de vrouwelijke dieren geschapen ten gerieve van de mannelijke? Het tegendeel is waar.
Als het vruchtbeginsel gereed is voor de ontvangst van het stuifmeel, dan eerst kan er bevruchting plaats hebben.
De Schepper lag den tijd daarvoor in het vrouwelijk deel.
Zoodra de tijd voor de bevruchting daar is geven de vrouwelijke dieren zich tot paring - anders nooit. -
De Schepper gaf dit instinct aan het vrouwelijke dier; geen mannelijk dier heeft daar eenigen invloed op.
Hier schuilt de oorzaak van al de ellende onder het menschdom, dat de man nog niet tot de kentnisse is gekomen van de stem der natuur; dat hij die stem niet wil verstaan,