De Hollandsche Lelie. Jaargang 29
(1915-1916)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdCorrespondentie van de redactie met de abonnésDe redactrice van de Holl: Lelie brengt ter kennis van de lezers van dit Blad, dat zij géén manuscripten of brieven, haar naar aanleiding der redactie-aangelegenheden toegezonden door niet-abonnés, kan beantwoorden langs particulieren weg. De correspondentie in dit Blad dient zoowel tot de beantwoording van brieven, als tot de mededeelingen betreffende aangenomen en geweigerde bijdragen, en zij, die zelve geen abonné of abonnée zijn, kunnen dus niet verwachten langs een anderen dan den correspondentie-weg te worden beantwoord. Wanneer zij door leesgezelschap, kring, of samen-lezen, of op welke wijze dan ook, gelegenheid kunnen vinden de correspondentie-rubriek te volgen, dan is de redactrice bereid hen dáárin te beantwoorden. Op dezen regel wordt voortaan géén uitzondering meer gemaakt, en afzonderlijke nummers, correspondentie-antwoorden aan niet-abonné's behelzend, worden niet meer toegezonden. Alle brieven moeten, om in de d.a.v. week omgaand te kunnen worden beantwoord, uiterlijk Zaterdag-ochtend in mijn bezit zijn. Redactrice. P.S. Het spreekt vanzelf, dat deze regel alleen geldt voor eerstbeginnenden, èn voor briefschrijvers, die in de corr:-rubriek thuisbehooren.
P.B. (Ned. Ind.). - Ik heb Uw manuscripten, en den brief voor den medewerker, in orde ontvangen, en een en ander doorgezonden. Voor | |
[pagina 272]
| |
Uw vriendelijke sympathiebetuiging ben ik U zeer dankbaar. Intusschen zal U de tijding van mijn huwelijk en mijn terugkeer daardoor tot het particuliere leven bereikt hebben.
Wanhopige. - Met de door U aangehaalde woorden van Alter Ego ben ik 't volkomen eens (Lelie van 3 Jan: 1912 no. 27). ‘Het is een schandaal dat “men” voor elke wilde-harenman een vergoelijkenden glimlach over heeft, en de vrouw die “valt” krasweg doodverft als slet. Of beiden verontschuldigen of beiden veroordeelen. Het feit is hetzelfde: beiden hebben hun maagdelijkheid prijs gegeven. En het zijn de omstandigheden die moeten uitmaken waar te laken, en waar te verontschuldigen is’. Naar mijne meening is echter het ‘laken’ over het algemeen veel te algemeen en het ‘verontschuldigen’ veel te weinig. Want, de fout in de algemeene redeneering, ook in de Uwe, zit 'm daarin dat er zoo zonderling en onoprecht wordt rondgeschermd met de woorden rein en onrein. Wat b.v. verstaat gij nu eigenlijk onder een ‘reinen’ man? Wat onder een ‘nette’ vrouw? Ik herhaal Uw woorden hieromtrent uit Uw brief: ‘Een reine man is überhaupt niet te vinden, en wij nette vrouwen kunnen toch niet allen ons verlangen naar liefde naar zich geven, naar kinderen te hebben, enz., dooden? M.i. is het met die ‘netheid’ van de meeste zoogenaamdfatsoenlijke vrouwen al heel eigenaardig gesteld. Eenerzijds namelijk gaan zij precies zóó ver als de geijkte moraal dat haar toestaat, in het kittelen b.v. van 's mans begeerten door nauwe rokken, lage halzen, coquetterieën, blikken en lokken, wat niet al van dien aard, waarin iedere vrouw, die niet misdeeld is, zich meesteresse weet, anderzijds bestaat haar ‘fatsoen’ in een gedwongen onthouding, omdat zij alleen door het ‘wettige huwelijk’ zich kan bevredigen, en velen harer dit ‘wettige huwelijk’ nooit wordt geboden, tengevolge der hedendaagsche maatschappelijke eischen en toestanden. Daarentegen kan elke man, van jongs af, zijn zinnelijke eischen bevredigen, ook buiten het wettige huwelijk om. En zelfs veel vollediger dan dáárin. Is hij daarom ‘onrein’? M.i. is dit een veel misbruikt woord, waarmede vooral de vrouwen om zich heen schermen zonder zich de minste rekenschap te geven van wat het eigenlijk beteekent. Ook geloof ik dat Uw voorstel aan de vrouwen: een ‘Don Juan nimmer aan te nemen’ gebouwd is op heel weinig kennis van het werkelijke leven. Mannen immers die veel met vrouwen omgingen vallen veel meer in den smaak, ook van het onschuldigste meisje, dan ‘reine’ ‘jongelingen.’ Ik heb eens aan een onzer meest bekende reinheidsdames, die indertijd het land afreisde met speeches over de reinheids-beweging, (m.i. meer om de aandacht te trekken voor zichzelve dan om de zaak), gevraagd of zij zelve zulk een evenzeer zeer bekenden ‘reinen’ man, haar en mij persoonlijk bekend, tot echtgenoot zich wenschen zou. Ik kreeg toen tot antwoord dat ‘zij ervan rilde!’ Wij zijn nu eenmaal geschapen niet alleen met een ziel maar ook met zinnen. Dat men een man op dit gebied niet denzelfden maatstaf mag aanleggen die voor de vrouw wordt gebruikt, dat staat m.i. vast, maar wel geloof ik dat zeden, fatsoen, leugen en schijn, de vrouw, de zoogenaamd fatsoenlijke vrouw, dwingen in een keurslijf van quasi-reinheid, waarin zij slechts noodgedrongen zich laat inpantseren, en waaruit menigeen harer wat graag zou uitspringen als ze 't maar durfde. Gij zult - dit wat Uw verzoek aangaat - mijn huwelijk, en mijn daarmede verbonden neerlegging van het redactrice-schap van dit Blad reeds hebben vernomen bij lezing van deze correspondentie. Ik zal U dus als Lelie correspondent niet meer kunnen accepteeren. Wilt gij mij particulier schrijven, dan sta ik gaarne tot Uw dienst.
N.L. Schamp, Rotterdam. - Het aanbod mij drie vert: ged: ter inzage te zenden wijs ik beleefd van de hand.
Voorjaar. - Heel graag wil ik van U nog eens iets vernemen, en, ook al leg ik het red:-schap neder, met U in corr: blijven, want Uw brieven en Uw lot dwingen mij oprechte belangstelling af. Ja, voor kleine kinderen heb ik een oprecht moederlijk gevoel. Ik beklaag echter de tegenwoordige ouders, bij de tegenwoordige opvoeding en de tegenwoordige tijds-omstandigheden, als hunne kleinen groot worden, en in aanraking komen met de onvermijdelijke fratsen en kunsten en dwaasheden van den tegenwoordigen tijd. Dáárom zou ik-voor-mij geen kinderen wenschen. - Uw woorden van belangstelling in mijn huwelijk en mijn geluk stel ik zeer op prijs.
Mevr. J.G. - H. den Haag. - Ofschoon Uw welwillendheid wel wat laat komt, wil ik toch gaarne nogmaals het bewuste recept afdrukken, wijl het telkens opnieuw wordt aangevraagd: Geachte Mevrouw! Daar wij nalezers zijn in eene portefeuille, lees ik heden pas de Holl. Lelie van 3 Febr. '15. Daarin staat onder de correspondentie (B. brievengaarder) dat U niets weet van een middel tegen suikerziekte. Nu vond ik een poos geleden in de Lelie van 24 Dec. '13 een stuk onderteekend door ‘Dirk Beerends’Ga naar voetnoot*), die beweerde door het volgend recept (dat ik bewaarde) volkomen genezen te zijn na het 3 maanden gebruikt te hebben. Middel tegen suikerziekte: aftreksel (als thee) van 10 ct. Duizendblad (Achillea millefolium), en 10 ct. Gezegend Distelkruid (Carduus benedicti), iedere 2 uur een lepel. ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. Sluiting Red: Ged. |