is de reden dat die jongen linksch is; waarom kan hij niet evengoed rechts leeren schrijven, enz. als de anderen? Mankeert er iets aan zijn hand? Maar hij zou met evenveel reden en recht kunnen vragen: waarom al die rechtsche kinderen niet links kunnen leeren schrijven of teekenen. En - onder schoolmeesters zijn altijd lui geweest van eigen meening en eigenmachtig optreden - hij zou dan eens probeeren of die andere rechtsche kindertjes niet links konden leeren schrijven. De ervaring, die hij opdeed, was dezelfde als bij de linksche. Met de meeste inspanning gelukte het de rechtschen niet links te zijn, evenmin als de linkschen rechtsch konden worden. Maar meester besloot vol te houden. 't Was toch al te dwaas, dat men maar met één hand behoorlijk kon schrijven. Zelf schreef hij ook zeer gebrekkig met zijn linkerhand, maar in zijn jongen tijd werd het op school niet geleerd. Doch: jong geleerd, oud gedaan. En nietwaar? men kan door ongeluk of door ziekte 't gebruik van de rechterhand, ja de heele hand verliezen, en hoe gelukkig is het dan, als men met de linker even vaardig, even handig is, of er zich althans mee te redden weet. Zoo'n meester uit nu lang geleden tijden werd geprezen door boeren, burgers en buitenlui. 't Aantal van die vooruitziende paedagogen is echter ook in die tijden steeds zeer gering geweest en de resultaten van hun...... linksche bemoeiïngen dito. 't Was wel vreemd, maar een vaststaand feit: met de linkerhand bleef 't erg linksch.
Ligt het misschien aan de opvoeding dat rechts handig en links onhandig is?
Reeds als klein kind leert men ons de rechterhand te gebruiken, iets met de rechterhand aan te nemen. Bij 't begroeten reikt men elkaar de rechterhand; wij zweren door 't opsteken van de voorste vingers der rechterhand; een kind moet het ‘mooie’ handje geven, mag niet met het ‘leelijke’ handje iets aannemen; wij laten onzen meerdere of den persoon dien we willen eeren, den oudere, aan onze rechterhand loopen, plaats nemen; we geven bij 't huwelijk elkaar de rechterhand en wie bij 't eten met de linkerhand het mes gebruikt, heet onhandig of ongemanierd.
Ja, zelfs onze huisdieren moeten meehelpen om links in miscrediet te brengen: menige hond neemt alleen gaven aan uit de rechteren weigert alles wat aangeboden wordt met de linkerhand. Een dokter, die slecht liep, slingerde met beide beenen, vertelde mij dat hij twee linkerbeenen had, en als men van iemand zegt dat hij twee linkerhanden heeft, is hij verbazend onhandig. Jezus troont aan Gods rechterhand; op den dag van het jongste oordeel worden de goeden ter rechteren de boozen ter linkerhand geplaatst. Kortom, volgens onze opvoeding en in de lectuur van vroegere en latere tijden is de rechterhand, zooals 't in 't Duitsch heet: de rechte. En is het recht, d.i. het tegengestelde van onrecht: kwaad, niet het grootste bewijs dat rechter alleen maar goed, linker dus verkeerd, slecht is? En wee dan ook wie met het verkeerde been, d.i. linkerbeen, uit het bed stapt: zijn geheele dag is bedorven en hij bederft die van anderen op den koop toe.
Vreemd is die bevoorrechting. Wanneer ik mijn linkerhand voor den spiegel houd, dan zie ik de rechter, zoo trouw zijn ze elkaar gelijk. Is er dan wezenlijk onderscheid? Als ik verder mijn rechter lichaamshelft beschouw, bemerk ik dat mijn rechterbeen een weinig gespierder is dan mijn linker; wil ik slootjespringen, dan neem ik een aanloop en zet met den rechtervoet af, omdat ik voel dat ik daarmee meer kracht kan geven. Alleen den gymnast is het vaak om 't even. Is rechts dan bevoordeeld boven links?
't Is steeds zoo geweest dat de rechterhand de meest geschikte was. Dit blijkt uit menige plaats in den Bijbel. Ehud, staat er in Richteren III, droeg zijn zwaard aan de rechterheup en trok het met de linkerhand. Ehud was dus linkshandig, en daar het opzettelijk vermeld staat, was 't een bijzonderheid. In Richt. XX staat dat van de 26000 mannen die het zwaard uittrokken, 700 linksch waren, dat is dus, als tegenwoordig, een kleine 3 percent. Zoo blijkt ook uit de geschriften van andere oude volken dat rechtshandigheid gewoon, linkshandigheid uitzondering was, en linksch dezelfde ongunstige beteekenis had als thans.
Wanneer bij de kinderen het (eerste) domme halfjaar voorbij is, steken ze reeds in de 7e, andere babies in de 8e, 9e of 10e maand de rechterhand uit om iets te grijpen, vooral als men het voorwerp veraf houdt en het grijpen dus moeilijk is. Behalve natuurlijk de links aangelegden.
Met deze voorkeur voor de rechterhand gaat van dat oogenblik af bij het kind gepaard een sterker groei van dit lichaamsdeel dan van haar tweelingzuster de linkerhand. De beenderen worden langer, dikker en zwaarder,