met de belofte dat het licht ‘onderweg’ wel eens zou worden aangestoken.
- Eindelijk gingen we ‘onderweg’. Want, bij de tegenwoordige vertraging-toestanden is het, zooals ieder onzer weet, een verrassing wanneer men vertrekt of aankomt met een trein.
De conducteur arriveerde na eenigen tijd om de kaartjes te controleeren, bekeek, nadat het verzoek om licht was herhaald, de lamp, bekeek ons, en deelde ons als eind-resultaat gemoedelijk mede:
‘Ik kan er niets aan doen, 't is kapot...’
Hierna vertrok hij weder, ons in duisternis achterlatend.
Waarop een der heeren opstond, zichzelf hielp, en, zonder eenige moeite, het licht wist op te draaien.
- Aldus geschied in een coupé 1ste klasse, in den jare 1915, op een hoofdlijn, en aldus geantwoord door een chef en door een conducteur, op een hoofd-station en in een D-trein.
In Duitschland zou zoo iets m.i. onmogelijk zijn.
In Holland echter kenmerken we ons door het feit dat we geen nacht-treinen hebben, maar nochtans steeds komen met den nachttrein.
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.