zeer spoedig daarop in de couranten redevoeringen van rijkskanseliers, oorlogsministers, admiraliteitslords, enz., enz. om nog eens wereldkundig te maken dat zij niet over vrede denken voordat de tegenpartij vernietigd is. De regeeringen dus! Zij beroepen zich daarbij op de natie, het volk, ook dus op de legers te velde (want die behooren daar ook toe.)
En we krijgen te hooren phrases als: ‘Het volk staat als één man achter de regeering.’
Prachtig, maar is dit zoo?
Neen, er is een scherp contrast tusschen regeering en volk, maar daarover straks.
De regeeringen voeren aan als oorlogsmotief: de levensbelangen der natie zijn in gevaar. Wonderlijke dingen die levensbelangen! Den eenen dag bestaan zij in het handhaven en beschermen der kleine neutrale staten (wat op zichzelf geen levensbelang kan genoemd worden), den anderen dag wordt dit motief totaal niet genoemd (soms uit schaamte, bijv. als Engeland, de verdediger der Belgische neutraliteit, Grieksche eilanden gaat bezetten!) maar het heet: verdediging der cultuur.
Toegepast op de tegenwoordige moordpartij: Is het een levensbelang voor Duitschland of Servië door Oostenrijk vernietigd wordt? Neen. Is het een levensbelang voor Duitschland of Oostenrijk door Rusland geslagen wordt? Neen. Zal werkelijk het huisgezin van een reeder in Hamburg, van een houtvester in Thüringen, of van een boer in Oost-Pruisen minder welvarend of gelukkig zijn als Oostenrijk door Rusland verslagen wordt tengevolge der Servische crisis? Nonsens. Geen mensch die 't gelooft.
Engeland is naijverig op de enorme uitbreiding der Duitsche industrie en wereldhandel. Deze naijver is menschelijk en tot op zekere hoogte niet te veroordeelen. Maar als bijv. in Engeland de eene industrieel den andere door oneerlijke concurrentie, door bedrog of, nog erger, door persoonlijke bedreiging wilde lastigvallen of benadeelen, dan zou hij onherroepelijk gestraft worden, en men zou hem onder het oog brengen dat concurrentie alleen geoorloofd is door wettige middelen, als het zoeken naar voordeeliger productie, grooter afzetgebied, concurreerende qualiteit, enz., enz. Maar deze beginselen vallen plotseling weg wanneer het geldt de concurrentie, niet tusschen personen, doch tusschen Staten, en: het bedreigde levensbelang (eventueel casus belli) is geschapen.
Het denkbeeld Cultuur-strijd als levensbelang is nog veel bespottelijker. Rusland met zijn reusachtig percentage analphabeten, zijn Jodenvervolgingen, zijn Siberische kerkhoven, zijn arbeidersmishandelingen en godsdienstvervolgingen zal de cultuur verdedigen tegenover Duitschland, alsof het Duitsche volk een troep Hottentotten of Sìoux-Indianen is! Doch even krankzinnig is de bewering der Duitschers dat zij de beschaving tegen Engeland of Frankrijk verdedigen. Levensbelang is het groote woord, de groote dooddoener waarmede de regeeringen het volk zoet houden.
Wie maken de oorlogen? Wie willen de oorlogen? Wie voeren de onderhandelingen? De regeeringen. Niet de volkeren.
Hier schuilt de kardinale fout.
Als een oorlog onvermijdelijk is, (wat nog te betwijfelen valt) dan moet dit beslist worden door de Volksvertegenwoordiging. Het is opmerkelijk hoe weinig, op dit toch zoo belangrijke punt, gewezen wordt.
In alle beschaafde landen heeft zich langzamerhand, in den loop der historie, uit de absolute monarchie de constitutioneele regeeringsvorm ontwikkeld.
(Behalve Rusland, waar feitelijk geen constitutie is, en dat ook nauwelijks den naam van beschaafd land verdient.) Hand in hand hiermede zien wij den rechtstoestand der staatsburgers zich verbeteren, en worden de vorsten en regeeringen gedwongen de persoonlijke vrijheid, het persoonlijke eigendom, de rechtspositie en de godsdienstige gezindheid der individuen te eerbiedigen. Vooraan, in dit opzicht, stond Engeland, dat reeds in 1215 van Jan ‘zonder land’ zijn magna charta afdwong:
‘Niemand mag veroordeeld worden dan overeenkomstig de wetten des lands; recht en gerechtigheid mogen niet verkocht en niet geweigerd worden.’
Terwijl dus nu de regeeringen geen penning belasting mogen heffen, geen meter grond kunnen onteigenen zonder toestemming der wetgevende macht, de Volksvertegenwoordiging, daar doet het vreemd aan dat wel de regeering op eigen gezag bondgenootschappen kan sluiten, en nog erger, het recht van oorlog of vrede in handen heeft, daarmede over nog veel grooter belangen naar willekeur kan beschikken.
Is de oorlog er eenmaal dan moet de regeering het enthousiasme erin houden, waarbij zij ijverig geholpen wordt door de pers, die vreeselijke verhalen opdischt over