gewagen; een ideaal rustoord voor zieken en herstellenden.
Bekijkt men slechts den grooten, verrukkelijken tuin, dan begrijpt men direct, dat dit de groote attractie is. Tusschen groote boomen, mooie perken en liefelijke bloemen, bevinden zich vele draaibare tenten en prieelen, en daarin den geheelen dag te moeten liggen is bepaald een zaligheid. Vooral 's morgens, na het ontbijt in den tuin komende, gevoelt men 't meest de bekoring ervan.
Nu zal men misschien denken, dat het met al die liggende menschen een somber gezicht zal zijn, maar dat is 't geenszins, dat komt misschien door die zonnige entourage van de vriendelijke natuur en ook de meeste zieken, (niet de erge natuurlijk), zijn meestal vroolijk en hebben steeds een lachje op het gelaat. Zou dit de uitwerking zijn van den goddelijken tuin?
Er zijn hier veel longlijders, maar ook patiënten, die bv. aan de maag lijden of aan de nieren en die bepaald moeten blijven liggen. Er is o.a. ook een patiënt, die door een beroerte half verlamd is en naar buiten moet gereden worden; deze huist dan ook in het parterre. Iedere patiënt wordt op de kamer bediend en de kamers zijn alle zoo zindelijk en van gemakken voorzien. 't Valt me zoo op, dat het behangsel van zoo'n rustige, gedistingeerde kleur is, zoo ook het zeil, dat op den grond ligt.
Is men soms op een dag ziek, en heeft men 't een en ander noodig, ik zal maar zeggen: een warme kruik of ander voedsel, dan gebeurt dat ook; men is steeds bereid, om ons 't zoo prettig mogelijk te maken.
Het bezoekuur is 's morgens van 11-12; 's middags van 3-5 en 's avonds van 7½-8½.
Onder Maris Stella behooren nog 2 villa's ‘Regina Coeli’ en ‘Gloriette’, die daar naast zijn gelegen en waar ook patiënten worden opgenomen, maar 't wil mij voorkomen, dat daar diegenen logeeren, die 't minst ziek zijn; ik had daar mijn kamer.
Maris Stella is een prachtig gebouw, van binnen keurig beschilderd tot de bovenste étage toe.
Er zijn dames en heeren, die er permanent wonen. - Alles is electrisch verlicht en men heeft steeds koud en warm water bij de hand en er is een lift natuurlijk.
In het parterre bevinden zich de keuken, enz. enz. en een badkamer, waar men stoom-, electrische- en koolzuurbaden kan gebruiken: ik heb die inrichting aanschouwd.
Aan den rechterkant van het gebouw Maris Stella is de kapel van de zusters en daarboven hun slaapkamers: aan den linkerkant de R.K. kerk en de Pastorie. Hiernaast is het Gesticht ‘de Voorzienigheid’.
De Moeder-Overste is een heel lieve en innemende persoonlijkheid, die zeker goed voor haar taak berekend is. Als zij daar den tuin doorgaat en hier en daar de patiënten aanspreekt, dan valt 't iedereen op wat een liefelijke verschijning zij is. Dat rustige, dat over 't algemeen over al die nonnetjes ligt, dat is te benijden, altijd vroolijk, altijd moed insprekend en met toewijding volbrengende hun taak.
Het Katholicisme maakt ze allen sterk; dat geloof is zoo rotsvast en de band tusschen de kerk en de katholieken is hecht.
Men zou haast denken: ‘hoe is 't mogelijk, dat die nonnetjes nog iets te biechten hebben? Hoe kunnen ze dan kwaad doen? 't Gesticht mogen ze niet uit en 's avonds zitten ze bij elkaar, totdat zij om 9 uur zich naar bed begeven, en overdag verplegen zij.
Emoties hebben ze niet, ze komen niet in verzoeking; het gemoed moet dan wel rustig blijven.
Soms denk ik, dat 't wel te benijden is, zoo niets te hebben, dat je overstuur kan maken, maar aan den anderen kant vind ik 't toch ook afschuwelijk, altijd 't zelfde en nooit eens wrijving van gedachten te hebben.
De nonnetjes hebben bijna allen een gladden gouden ring aan den 4en vinger van de rechterhand, ten teeken, dat ze een gelofte deden om niet te trouwen en toen ik eens een zuster vroeg: ‘maar zuster, gesteld eens, er komt een dag, dat men van een patiënt gaat houden, wat dan?’
‘O neen,’ antwoordde zij mij, ‘dat gebeurt nooit; eerst maken wij een proeftijd door van 3 jaren en daarna krijgen wij den ring en dan weten we ook wel, dat we nooit willen trouwen.’ ‘Het vleesch is sterk’, dacht ik bij me zelf.
De nonnetjes hebben nooit geld in den zak, zij krijgen alles wat zij noodig hebben van het Gesticht.
Er zijn zulke aardige en hartelijke onder hen; jammer, dat zij van tijd tot tijd naar Maastricht worden overgeplaatst.
Het eten is er heel goed en als men maar goed kan eten en altijd veel trek heeft, kan men er een groot gewicht halen.
Het is, naar mijn idée, een ideaal rustoord, dat aan alle eischen van het hedendaagsche leven voldoet.
C. ARNTZENIUS.
10 September 1915.