| |
Over de Keuze van een Echtgenoot(e).
Raad aan de Mannen.
Het is moeilijk niet te trouwen, maar even moeilijk in het huwelijk gelukkig te zijn.
Ik geloof niet dat een enkele echtgenoot het volmaakt is: misschien moge hij het den meesten tijd zijn, maar zeker zal er een dag komen, waarop hij het niet is: want waar is een huwelijk dat volkomen maat hield?
Huwen wil zeggen: zich een landgoed aanschaffen en in het koopcontract zich verbinden, niet er uit te trekken, al moge ook de bliksem de eene helft verwoesten, de storm het dak beschadigen en een dakpan u het hoofd half splijten.
Huwen wil zeggen: een schip bevrachten zonder dat iemand assurantie daarop wil geven.
Huwen wil zeggen: de erfenis aanvaarden zonder de nalatenschap berekend te hebben.
Huwen wil zeggen: goed geld in klein geld veranderen.
Huwen wil zeggen: de pitten kraken nadat de kersen zijn opgegeten.
Huwen wil zeggen: maanziek zijn en niet eerder ontwaken, voor dat men de dingen bij den rechten naam noemt.
Huwen wil zeggen: uit een vrij mensch een lijfeigene maken.
| |
| |
Met het huwelijk is het leven van een echtgenoot, tot op sterven na, ten einde: naast den tempel van Hymen ligt het kerkhof der liefde.
Men noemt in sommige landen huwen: ‘veranderen’, en waarlijk men verandert.
Is de vrouw leelijk, dan mishaagt zij op den duur; is zij mooi, dan bevalt zij aan anderen; is ze rijk, dan is de man gewoonlijk arm en laat zij hem dit in 't huwelijk voelen; is zij arm, dan is zij moeilijk te onderhouden; is zij verstandig, dan wil zij regeeren; is zij dom, dan maakt zij u wanhopig; is zij jong, dan vreest men een- slecht lot; is zij oud, dan heeft zij verpleging noodig. Is ze... ze moge zijn wat ze wil, ze is een vrouw en dat is genoeg.
Wat moet men doen?
‘Doe wat gij wilt’, zegt Socrates, ‘het zal U berouwen.’
Het bovenstaande zal velen een gruwel geweest zijn, wat het ook mij is geweest, maar daar er niets in de wereld is, wat niet, zooals Janus, twee gezichten heeft, zoo moest ik doen wat ik niet laten kon.
Want gaat het met het huwelijk eigenlijk niet precies als met de deugd, die zelfs door diegenen, welke haar uiterlijk verachten, innerlijk vereerd wordt.
Alle menschen hebben een hang naar gemakkelijkheid en den wensch zich een eigen haard te stichten, en een vrouw is het vuurtuig, zonder hetwelk geen warmte verkregen wordt.
Het huwelijk houdt menschen te zamen, bevordert orde, vlijt en werkzaamheid. Het maakt den Staat uit; het is zijn evenbeeld: de Staat in het klein.
Zooals het in de meeste huisgezinnen toegaat, zoo gaat het in de stad toe en de hoofdstad is veel vaker een getrouw evenbeeld der provincie als het hof het voorbeeld van den Staat. Wie den Staat verdedigt, doet dit slechts direct als hij zijn eigen haard verdedigt. Liefde daarvoor is de vaderlandsliefde van den gewonen man. Hoe kan hij den Staat liefhebben, dien hij niet ziet, die zijn haard niet liefheeft, dien hij wèl ziet.
De thermometer der moraliteit was van vroegs af het huwelijk: zooals het met de huwelijken stond, zoo stond het ook met de zedelijkheid. Ga in de gevangennissen en gij zult er voor het grootste gedeelte ongehuwden vinden. Reken de boevenstreken uit, en de grootste som zal onder de rubriek ‘Celibatairs’ te staan komen.
Mannen, die in het celibaat leven, zijn in doorsnede goddeloos; vrouwen, die niet gehuwd zijn, daarentegen meestal vroom.
Ware het mogelijk, dat de stemmen der beschaafde menschheid verzameld werden - de meerderheid zou zeker voor het huwelijk zijn, daar het toegeven aan steeds wisselend liefdesgenot, aan bedwelmende wellust, de menschen alle zedelijke plichten en alle edele principes doet verachten, en elke persoon, die zich aan uitspattingen overgeeft, zich inwendig diep daarover moet schamen.
In het huwelijk echter geniet men eenvoudige vreugden, die onverdorven gemoederen als een zaligheid voorkomen, gevoelt men dat de innige liefde, de groote hartelijkheid die alle kostelijkheid der hartstochten, zonder hare uitspatingen, in zich sluit, een genoegen kan geven, dat men, zonder de veelomvattendheid van deze uitdrukking dikwijls te beseffen, een hemelsch genoegen zou kunnen noemen.
De Schepper heeft u tot schepper gevormd; bedenk, wat een geluk het voor u zal zijn u ‘vader’ te hooren noemen. Maak u een begrip van de gedachte: Vreugde aan zijn kinderen te hebben. Wanneer gij er al lang niet meer zijt, zullen er nog velen zijn, die den hemel danken dat gij bestond, want waarlijk, wie kinderen nalaat, houdt niet op te zijn. Bedenk het goddelijke genoegen uw kinderen langzamerhand te zien groeien, te zien kiemen, ontspruiten, bloeien en langzamerhand rijp worden; bedenk, hoe elke opmerking van hen een nieuw geschenk is, want waarlijk, één geboorte sleept tien andere na zich.
Zijt gij met hart en ziel getrouwd, dan zullen de moeilijke plaatsen op den levensweg, dien gij betreedt, effen worden; uw vrouw zal bestendig de tweede viool zijn en wanneer uw gemoed ook nog zoo ontstemd is, het zuiver stemmen.
De maag bederft men bovendien ook minder wanneer men met vrouwen aan tafel zit; alles gedijt u beter. Ook zal een edele vroolijkheid uw deel zijn.
Uw echtgenoote gevoelt, wat uw beste vriend niet kan, uw vreugde evenals gij en verdubbelt haar; uw lijden helpt zij u overwinnen, omdat gij het onderdrukt om het voor haar te verbergen.
Zoo dikwijls zij uit het kraambed opstaat, richt gij samen weer een nestje in, is alles weer nieuw voor u.
Uw late ouderdom is een mooie heldere
| |
| |
winterdag, die zijn groote bekoorlijkheden met zich brengt.
Ik prijs daarom uw besluit, waarde jongeling, een huwelijkspriester te worden. Alleen wees op uw hoede, alleer gij u laat wijden. Gij sterft voor uw vrienden zoodra gij het tapijt betreedt en doet dus goed, uw hart door een welgekozen echtgenoote schadeloos te stellen.
Een verliefd jongeling moet iemand hebben, dien hij kan zeggen: ‘Ik bemin. Het is niet goed dat de mensch alleen zij!’
Zoo vangt de liefde aan, maar hoe houdt zij op?
Met het ontslag van uw besten vriend.
De liefde is een verwend kind, dat alles hebben wil.
‘Vriend’, zegt de bruidegom op den huwelijksdag, ‘zoolang ik denken kan, zal ik aan onze vriendschap denken. Dagelijks moeten wij elkaar zien. Ik weet dat de geboorte der liefde de dood der vriendschap pleegt te zijn, maar wij denken, goddank, anders’.
Een plechtig afscheid! Wie zou het kunnen gelooven, dat zij elkaar na dien tijd slechts ééns per jaar zien, omdat zij ongelukkig op één dag geboren zijn; ongelukkig, want anders zouden zij toch minstens tweemaal per jaar het begrafenismaal hunner vriendschap kunnen vieren.
En bedenk, waarde vriend, dat gij alles eerder van de hand kunt doen dan een vrouw. Wel is de scheiding in vele landen gemakkelijk gemaakt maar een gescheiden echtgenoot is aan een grootere verachting blootgesteld, dan men gelooven zou. Niets is voor een man verachtelijker dan zijn woord te breken. Men verlangt van hem dat hij eerder tot aan het einde zijns levens ongelukkig is dan dat hij bevrijding van zijn vrouw zal verlangen. Hij die alles neemt zooals het komt, is verstandiger. Hoe langer de wetten zich handhaven, des te beter worden zij. Hoe langer men luimen verdraagt, des te lichter zijn ze te verdragen. Een man moet voorwaarts gaan en zich niet omkeeren; hij moet overwinnen en niet wijken. Trots, moed, standvastigheid en doorzicht zijn de mooiste eigenschappen van een man en geen treuriger aanblik dan het gemis daarvan bij een man te moeten aantreffen.
Tracht, zelfs al moge uw vrouw u ontrouw geweest zijn, haar te vergeven, wat de kinderen betreft, die in een verwoest echtelijk gezin achterblijven; zij worden niet voor veel beter dan bastaarden aangezien. Mocht gij haar reden tot jaloezie hebben gegeven, als gij slechts half beterschap belooft en dadelijk daarop door een goed werk, namelijk door.... uw belofte bezegelt, gelooft uw vrouw u geheel en al en vergeeft u.
En nu, waarde jongeling, komen we tot de keuze van een vrouw. Die keuze brengt groote moeilijkheden met zich mee.
De vrouwelijke neiging is algemeener - of - hoe zal ik het noemen - onbepaalder, gemakkelijker, dan de mannelijke. Men heeft het andere geslacht niets overgelaten dan den zachten, zefir-zachten wensch, gekozen te worden - en zelfs dien zou men haar ontnemen wanneer men slechts kon. Vrouwen zijn onverschilliger voor den enkelen man; mannen daarentegen zetten dikwijls hun zinnen op één bepaalde vrouw. Het is de vrouwen bijna gelijk of zij deze of gene krijgen, en zij zijn daarom spoedig gedecideerd. Voor den man is het echter moeilijker een keuze te doen. Men zegt dat ruggelings den berg opgaan de moeite verlicht, en zeker is het dat te veel overleg het getal van die, welke in het celibaat leven, vermeerdert.
Wanneer de bruidegom zijn teerbeminde op straten en wegen vervolgt en niets, van af haar voetzool tot aan haar schedel, onbezongen laat, dan schijnt het de aard der zaak mee te brengen dat een dergelijk liefde vuur niet lang kan knetteren: Wie kent geen voorbeelden van een boven alles gaande teederheid, die, eindelijk tot den echtelijken staat geraakt, slechts van korten duur is?
Bij elken hartstocht offeren wij iets van onze werkzaamheid, onzen tijd en ons zelf op, en bijna altijd sleept een groote hartstocht onrust en moeilijkheden na zich, en wordt gevolgd door eene groote reactie, die dikwijls in onverschilligheid ontaardt.
Geloof mij, waarde jongeling, zinnelijke aandriften en neigingen zijn niets meer dan wenken, die door het verstand geleid moeten worden. Uit liefde huwen heet gewoonlijk zich verbinden uit drang van zinnelijke driften, zonder overleg.
De liefde moest niets meer, niets minder zijn dan een in het hoofd en hart geplante natuurdrift. Het verstand is voor alle dingen nuttig; waarom moet het zich dan niet in de voornaamste van alle dingen openbaren?
Men kan liefhebben zonder verliefd te zijn en is die liefde ook koudbloedig, zoo is ze toch duurzamer, zooals alles waarbij het verstand heer en meester is. Men kan liefhebben en toch informeeren of juffrouw Maria
| |
| |
verstand en geld heeft? Of zij de keuken dirigeeren kan, enz.
Laat, waarde jongeling, het oog altijd de zaakgelastigde van uw liefde zijn, het verstand echter blijve de chef, de machtgever!
Wanneer ik slechts wist, wat, lieve vriend, het dan eigenlijk is, dat gij zoo angstig, en - bijna had ik lust erbij te voegen, - in het zweet uws aanschijns zoekt? Een vrouw? Een vrouw! Waarlijk, waarde jongeling, wanneer gij al de eigenschappen vereenigd wilt hebben, die men volgens de strenge huwelijks-theorieën van een vrouw verlangt, dan zult gij moeite hebben, eene te vinden.
‘Een huisvrouw moet zijn als een slak’, zegt een schalksch snoever, ‘als een slak die haar huis liefheeft en niet als een slak, die haar heele vermogen op kleeren verspilt. Ze moet zijn als een echo: wanneer men haar vraagt, moet zij antwoorden, en niet als een echo om den man het laatste woord te ontnemen of weer te vertellen wat hij haar in intieme babbeluurtjes toevertrouwde. Ze moet zijn als een stadsklok, om zich in den tijd te schikken, dien goed in te deelen en hem goed te gebruiken, doch niet als een stadsklok, om nieuwtjes in de geheele stad rond te bazuinen. Ze moet zijn als een licht om het geheele huis als wegwijzer te dienen en het door een goed voorbeeld voor te lichten, en niet als een licht dat alle oogen tot zich trekt en bij illumminatie voor het venster geplaatst wordt.... ja, wat moet een vrouw niet al zijn?
Onder alle eigenschappen die een vrouw aantrekkelijk maken, heeft schoonheid den voorrang. Een vrouw die dit voorrecht, waarmee de natuur haar begiftigde, te gebruiken weet, kan groote dingen uitrichten. Zij overwint den grootsten held, den sterksten woekeraar, ja zelfs den diepzinnigsten geleerde. Waarde vriend, geheel en al kan ik het u niet kwalijk nemen, wanneer gij op schoonheid ziet; alleen neem deze les van mij aan als een groote schat zilver en onthoud haar als een groote schat goud: Trouw nooit een meisje alleen om haar schoonheid, en trouw nooit het mooiste meisje van de stad. De schoonste vrouw neemt in het oog van haar man af. Alleen bij allen, die haar bewonderd hebben en nog bewonderen, wint zij door den dwang, dien het huwelijk teweeg gebracht heeft en deze omstandigheid trekt dampen samen die verschrikkelijke onweers veroorzaken kunnen, ja, ik sta er zelfs niet voor in dat het zal inslaan.
Het gezicht der vrouw wordt het eerst bouwvallig. Een enkel kraambed pleegt dikwijls een gruwelijke verwoesting bij haar aan te richten en geen steen op den andere te laten. De echtgenoot wordt dan, wanneer hij alleen op schoonheid gelet heeft, een onbestorven weduwnaar en God weet nog meer. Het oog behoudt heel lang zijn kracht doch de duurzaamste bekoorlijkheid eener vrouw is een mooie hand en een mooie voet. Verlief u op een van beide wanneer gij schoonheid wilt behouden en zie het gezicht slechts aan als een geschenk dat men aanneemt zooals het gegeven wordt.
Terloops moet ik nog opmerken dat de grootste bekoorlijkheid der vrouw in den boezem bestaat en hier is bekoorlijkheid met nut vereenigd. De natuur wil niets voor schoon uitgeven, heeft niets schoons gemaakt, wat niet tevens nuttig is. Gaarne laat zij de kunst dezen onnutten arbeid over. De natuur zelve heeft den boezem als de grootste bekoorlijkheid verklaard en als het beste brood voor het venster gelegd.
Ik geloof dat het niet geheel en al verkeerd zou zijn een levensgezellin te kiezen die eenige gelijkenis met ons heeft. Gewoonlijk echter is het tegendeel waar: hij heeft witachtig haar en zijn vrouw moet ravenzwart hebben.
De ervaring leert, dat man en vrouw in een gelukkig huwelijk hoe langer hoe meer op elkaar gaan lijken.
Gewoonlijk huwen wìj liever een ingetogen meisje, een vrouw daarentegen een deugniet. Want de vrouwen gelooven haar mannen te kunnen bekeeren; een man echter twijfelt aan alle verbetering van het schoone geslacht. Mij dunkt beiden hebben niet geheel en al ongelijk. Wat ik U echter moet raden jongelingen - neemt geen meisje dat overdreven zedig gehouden of die buitengewoon kalm en eerbaar is opgevoed. Men moet de ijdelheden der wereld kennen wanneer men ze verachten wil. Wanneer een meisje het nietswaardig goochelen van een brullend marktschreeuwer eenige malen heeft aangehoord, zal ze verlangen naar een goed tooneelstuk; heeft het geen gelegenheid het goochelspel van nabij te zien, dan denkt het wonderveel ervan en wordt uit nieuwsgierigheid dikwijls ontrouw.
Een oprecht meisje verdient, wanneer het ook maar half zoo mooi is, een beteren man dan een mooi, dat schijnheilig is: een meisje van het huichelachtig slag wijkt in het huwe- | |
| |
lijk òf met de ziel òf met het lichaam af. Ze moet een fijmelaarster of een boeleerster worden en geloof niet dat de eerste beter dan de tweede is.
Zoo weinig als ik u een huichelaarster aanraad, even weinig kan ik u een vrijdenkster aanraden; niets is afschuwelijker dan een die tegen haar kerk spreekt, of er mee spot. Een klein bijgeloof kleedt haar zelfs. Een gelouterd begrip van haar godsdienst is de eenige wetenschap die de vrouw beminnelijk staat. Alles wat schoon is, behoort tot het gebied der vrouw en dus ook de geestigheid. Een inval is bij haar baar goud en het gelach rondom haar bepaalt het gehalte, maar welk een veld blijft haar nog over voor geestigheid zonder dat zij den godsdienst en zelfs den voorhof van den godsdienst te na behoeft te komen. Een vrouw die geen godsdienst heeft of hem bespot, heeft nog veel minder een man; ze is, zooals Heine zegt: ‘Eine Blume ohne Duft.’
Wie veel spreekt, kan niet altijd goed spreken; neem het echter voor waar aan: elke vrouw, die niet spreekt, is dom.
Waar de ouders niets dan een eenige dochter hebben, ga voorbij, want zij is verwend. Hoe meer kinderen, hoe beter de opvoeding.
Eindelijk - - ik zeg niet eindelijk, om-ik alles gezegd heb, maar omdat ik niets meer zeggen wil - - eindelijk, zoek u een reine vrouw. Er zijn weliswaar sommigen die een h.... huwen voor een sleutel tot het hemelrijk verklaren, maar de natuur is tegen verordening, en ik kan mij niet begrijpen hoe men billijk kan vinden iets voor nieuw uit te geven wat werkelijk reeds gedragen is. ‘Wie bij zijn weten een h... trouwt, is òf een schelm, of wil het worden’, zegt een natuurlijk, verstandig spreekwoord.
Ook een persoon huwen, die onder de algemeene verdenking staat, is de weg een schelm te worden. Het komt in het algemeen bij de vrouw bijna nog meer aan op dat wat zij schijnt dan wat zij is.
| |
Raad aan de Vrouwen.
Wanneer het huwelijk afgeschaft werd als een oude mode, zouden de mannen veel, de vrouwen echter nog veel meer verliezen: daarom heet het huwelijk ook niet patrimonium, maar matrimonium.
Een man heeft velerlei beroepen: te velde trekken, het burgerrecht verkrijgen, als raadsman zweren, enzoovoort; de vrouw heeft maar één: trouwen.
Uw plan is dus gemaakt, lieve meisjes, de middelen alleen zijn uw zaak.
Eenigen gelooven door ingetogenheid, anderen door vroolijkheid, die dikwijls ontaardt in lichtzinnigheid, te boeien. De laatste staan als 't ware in een publieken winkel met hun waren en vinden er niets in ze den voorbijgangers aan te bieden, opdat elk artikel, zooals de kooplieden zeggen, aftrek zal vinden. Zeer dikwijls echter gaan de lieve kinderen bankroet, omdat men bij den handel moet wagen en hij die waagt, veel vaker verliest dan wint.
Het is misschien de zekerste speculatie voor een meisje vóór het huwelijk ingetogen te leven; intusschen gaat het met deze als met zooveel andere speculatiën: wie verstandig is, huwt liever een vrij, vroolijk meisje dan een dat het niet is.
Ik heb dikwijls bemerkt, dat meisjes, die door huichelen den hoofdslag wonnen, en een echtgenoot veroverden, ook in het huwelijk de banier der huichelarij huldigden.
Een aanstellerig, vroom meisje met een gezicht dat schijnt te verzekeren, dat het lieve kind het bestaan van het andere geslacht slechts uit de Heilige Schrift kent, is onuitstaanbaarder dan een natuurlijk meisje, dat, soms tegen de verordening der bezorgde moeder in, vroolijk en een tikje lichtzinnig is.
Een mooi meisje.... Het gaat met de schoonheid als met het zwaard. Wie het niet te gebruiken weet, bezeert zichzelf, en een mooi meisje komt dikwijls later tot het huwelijksgeluk dan een meisje dat niet mooi is. Is een mooi meisje preutsch, dan schrikt het af; is het niet preutsch, dan vertrouwt men haar deugd niet. Een mooi meisje, dat niet bemerken laat te weten dat het mooi is, verkrijgt daardoor nog een hoogeren graad van schoonheid; zij doet wel, zelfs bij de grootste gelegenheden, zich niet op te sieren, en zich alle mogelijke kennis die men van haar geslacht verwacht, eigen te maken. Hierdoor zal zij de waarde harer schoonheid, zonder de bezwaren ervan, genieten, en heeft zij geen aan-geld-of-voorvaderen-rijken vader noodig, om een man te huwen die beide heeft.
Tusschen twee haakjes gezegd: geen vrouw houdt van een man die als een vrouw er uitziet, ook niet licht van een mooien man - want tusschen beide is een groot onderscheid. - De mooiste mannen hebben meestal leelijke vrouwen, en ook anders bij vrouwen niet veel geluk, omdat zij gewoonlijk op hun eigen schoonheid verliefd zijn, en hij, die
| |
| |
zichzelf liefheeft, niets voor anderen over heeft.
Een meisje, dat niet mooi is, heeft dikwijls meer succes dan haar mooie zuster. ‘Schoonheid’, zegt een philosofisch dichter, zetelt in het oog des liefhebbers en niet op de wangen van het meisje.’ Goedheid des harten, een vriendelijke gezichtsuitdrukking en duizenderlei andere dingen vervangen dikwijls schoonheid. Woekert met die kennis, lieve meisjes, doch zoo dat gij geen overdreven rente verlangt, want het is zeker dat uw omstandigheden niet de beste zijn en gij u niet als een kapitaliste gedragen kunt.
Zijt gij arm, zoo leert de huishouding; zijt gij rijk, zoo leert muziek. Gij kunt en moet niet vergeten dat gij tot moeders en opzichteressen van de geheele huishouding bestemd zijt en alle kennis, die daarop betrekking heeft, u noodzakelijk is. Kookster moogt gij zoo weinig als kleermaakster zijn; doch om uw man huiselijk te houden, moet gij de keuken en u te kleeden verstaan en in beide eenvoudig, natuurlijk en geen slavinnen ervan zijn. Huishoudelijk werk en huishoudelijke wetenschap geven het schoone geslacht niet slechts reëele kennis, maar behoeden het ook voor de verstrooiingszucht die overal rust zoekt en haar nergens vindt.
Na deze korte inleiding zult gij het intusschen, hoop ik, met u zelf eens zijn geworden, dat de wensch te huwen de natuurlijkste van alle is. Er sluimeren in u de gevoelens en meeningen eener groote ziel, en een edel hart; wendt u dus tot mannen, die in staat zijn dit te schatten, tot mannen van principes, die gij, wanneer gij ook minder op willekeurige dan wel geregelde vrijheid kunt rekenen, toch oneindig de voorkeur zult geven boven een mannetje met veranderlijke gevoelens, een riet dat door den wind heen en weer geslingerd wordt. Wat moet gij met een man die ebbe en vloed is, die u aan de voeten ligt en u verwaarloost, lacht en weent, woedt en berouw heeft, al naarmate het weer goed of slecht is, oftewel het met zijne doorluchtigheid goed of slecht staat?
In hartstochtelijke oogenblikken, bij onverwachte berichten, vooral wanneer zij geluk brengen, kan men menschen dikwijls met één blik doorzien, en juist daarom hoeden zich verstandige menschen zich in dien toestand te toonen.
Wat voor man wilt gij, meisjes? Een soldaat? Goed getroffen, is het niet? Het schoone geslacht heeft bescherming noodig; een geslacht dat zichzelf niet verdedigen kan, zal in den regel van lieden houden, die vastbesloten zijn. Een groote, sterke man trekt haar aan; een breede borst, lange vingers en een mannelijke vechtershans maken vlug en steeds indruk op haar. Ziedaar een der hoofdoorzaken waarom een soldaat, die tot moed geroepen is, gewoonlijk bij vrouwen geluk heeft. Het schijnt echter of men den soldaat het huwelijk moeilijk heeft willen maken. De legers, die in dezen treurigen tijd gehouden moeten worden, zijn te groot dan dat het loon met meer dan een enkele maag het evenwicht kan bewaren. Op een oogenblik, waarop het instinct alle twijfelingen op de vlucht heeft gejaagd, knoopt men den huwelijksband, doch dit genoegelijk oogenblik baart duizend ongenoegelijke, en er is niets zekerder dan dat het kind, hetwelk de ellende dezer wereld reeds in het moederlichaam ondervinden moet, de litteekenen daarvan mee ter wereld brengt. Een geleerde vader heeft zelden geleerde zonen; een soldaat verwekt nog veel zeldener soldaten, maar meestal zwakke kinderen.
Wie van U wil een geleerde? Gij misschien, lief vroolijk meisje? Welnu, doe ongeleerd. Lees niet en als gij gelezen hebt, zoo doe alsof gij niet gelezen hadt, maar luister. Wanneer gij spreken wilt, zoo vertel hem sprookjes of louter onzin. Stadsnieuwtjes kunnen ook niet schaden; er moet echter iets grappigs of belachelijks aan zijn. Speel een mopje op de piano en op de guitaar: alle eendjes zwemmen in het water. Een astronoom, dat weet ik, neemt gij zoo weinig als een nachtwaker:.... maar onder ons, waarom een geleerde?
Wilt gij een die op grooten voet leeft, zoo trouw een handig man, die geen geld heeft, die het echter zonder bijzonder veel moeite verdienen kan. Mannen maakt meestal de groote moeite gierig; en heeft men eenmaal dien afgod gehuldigd, dan brengt men hem alles ten offer, zelfs al ware het zijn eigen vrouw.
In 't algemeen is het beter iemand te huwen, die rijk worden kàn dan iemand die het is, want verdiend goed is beter dan geërfd goed. Stel intusschen nog bij zijn leven een weduwenpensioen vast, want anders wordt gij na zijn dood de risée der stad.
Wilt gij een hooge positie? Ik beklaag U: ook de allerbeste kleuren lijden door de zon. Een eerzuchtige kruipt voor hoogergeplaatsten, en houdt alles wat gelijk met hem is,
| |
| |
daaronder ook zijn lieve echtgenoote, voor cliënten, en zijn minderen voor slaven. Vraagt een gravin hem iets, dan kan hij niets weigeren, en om een prinses te behagen, zou hij zich laten ophangen.
Een rijke? Een vrouw, die een jongmensch om zijn geld huwt, vernedert zichzelf tot een concubine; huwt zij een ouden, zoo heeft zij zich als dienstmaagd bij hem verhuurd. Kinderen vernielen alles; lieden op jaren, of oude kinderen, bewaren alles en willen alles en willen alles vereeuwigen; en in een paleis woont gij tenslotte slechts in één kamer, de overige zijn voor anderen. En dan: wie staat u bij rijkdom in voor gierigheid of voor verkwisting? In 't eene geval trekt gij aan 't kortste einde en in het andere moet gij bedelen.
Wilt gij een dichter? Een wonderlijke vraag. Ik heb niets tegen een dichter, alleen geloof me, is in het huwelijk het gezonde proza beter dan de poëzie. Moeielijkheid in de liefde brengen poëten ter wereld en poëzie en de zona temperata, waarin het land der overwinningen en der kinderopvoeding ligt, passen niet bij elkaar. Een dichter leeft, zweeft, is geheel fantasie, en het huwelijk is juist ervoor gemaakt de vleugels der verbeeldingskracht te besnoeien en ons op aarde terug te brengen. Maakt de poëtische man goede verzen, dan heeft hij een meisje; een gedicht op zijn vrouw kan hem niet gelukken of het moest al op haar dood zijn. De vrouw intusschen heeft ongelijk op een dichter ijverzuchtig te zijn; als hij zijn verbeeldingskracht niet inspant, is hij werkeloos en niets dan een hompelaar.
Wilt gij een recht gelukkig leven lijden, zoo huw een edelman, die op zijn goederen leeft en smaak heeft, wanneer hij ook op ooievaarsmanier des winters in de naburige stad trekt.
In het algemeen geloof ik, dat een verliefd paar buiten, genies in de stad moeten leven: een genie verboert buiten; edele hartstochten behooren in de eenzaamheid thuis: hier ontspringen zij, hier komen zij tot rijpheid.
En nu nog terloops eenige raadgevingen aan u, lieve meisjes. Ik weet dat gij met liefdesraadselen, die wij ons zelf nog nauwelijks bewust zijn of willen zijn, bekend zijt; laat die liefdesgedachten niet tolvrij; breng den zwijgende nader tot zijn verklaring. Waarom wilt gij lieden in spanning houden, die u zoo hartelijk liefhebben? Beneemt hun elke hoop op een edele wijze; slaat ze hun snel af, wanneer gij ze niet beantwoorden en vervullen kunt of wilt. Die spoedig geeft, geeft dubbel; die spoedig afslaat, bewijst een weldaad, zelfs al weigert hij. Inderdaad, gij bezit in hooge mate de gave, het zoo te leiden, dat hij, die gij weigeren wilt, zeker nooit in de gelegenheid behoeft te komen.. te vragen. Is echter uw hart vast besloten.. laat uw geliefde dan niet in onzekerheid. Laat vanaf het oogenblik dat uw hart ja zegt, dit schijnen voor de menschen en wees uw geliefde zoo trouw als gij het eenmaal uw gemaal zult zijn, want hij is dit reeds van uw ziel en van uw hart.
Mag ik bij deze gelegenheid, echtelieden, die elkaar liefhebt, en ook u, bruid en bruidegom, verdoeken, u van elke ontboezeming van teederheid, elke hartstochtelijke liefkoozing en elkeen vurigen kus te onthouden in het bijzijn van anderen? Niets toch prikkelt de zinnen meer en maakt meer medeminnaars; niets roept ontijdiger slapende driften wakker en geeft grooter ergernis; niets is kwetsender voor het fatsoen en beleedigt meer ons kieschheidsgevoel.
En ten slotte: laat den Janustempel in uw huis steeds gesloten zijn en maakt met iedereen vrede: door twist en koppigheid verliest ge slechts; door zachtheid en toegevendheid kunt gij alles en iedereen overwinnen.
Vertaald door mej: M.
|
|