| |
Van Japan naar Java
door O.G. Thoden van Velzen.
(Vervolg van No. 12).
De openingsvoorstelling geeft op eene eigenaardige wijze karakter aan de gedichten, die door de Keizerlijke gunst voor Zijne Majesteit den Keizer op Nieuwjaarsdag gelezen worden. Het onderwerp, dat in versbouw gezet werd, was ‘De Cryptomeria voor den tempel’, waarvan de grootsche schoonheid dichters van Hakodate tot Kagoshima inspireerden. De Geisha's met vleugels vereenigen zich nu met de andere krachten, zoowel mondelinge als instrumentale, in de opvoering van het Miyako-Odori-koor, en de kleine Maiko, met waaiers, komen op bevallige wijze, nu en dan een poosje poseerend, langs de bloemenwegen van achteren van het theater.
De waaiers zijn met pruimbloesems en wilgenknoppen versierd, welke de symbolen van de schoonheid en de warmte van de vroege lente zijn.
De derde voorstelling toont een deel van den tempel, die in Osaka staat en Takatsoeno-Miya heet.
De tooneeldecoraties zijn zoo mooi geordend, dat de Maiko op eene veranda stijgen, vanwaar zij den tuin daar beneden kunnen overzien. De geschiedenis, hier gezongen en beschreven, verhaalt, dat Keizer Nintokoe, bijna 16 eeuwen geleden, de schaarschheid van den rook van schoorsteenen en van het volk op de marktplaats opmerkte. Hij had verdriet, toen hij zag, dat zijne onderdanen aan armoede leden; hij gaf bevel, het heffen van belastingen te staken. Verder beroofde hij zich van zelfs gewone geriefelijkheden; later verheugde hij zich, overal rondom zich wederom teekenen van voorspoed waar te nemen.
Vervolgens zien wij een gloed van gouden bloesems (Kerria Japonica) op de oevers van de Tama-rivier. Het gedicht, waarop dit tooneel gebaseerd is, beschrijft een reiziger, die zijn strijdros bij de Tamagawa doet stilhouden en water schept, dat geurt van den dauw der bloemen.
Het vierde bedrijf stelt den zomer voor. De geschiedenis, in 't kort vertolkt, vertelt van de nadering van een lang verwachten bezoeker en de vroolijke tonen van den koekoek.
Natuurlijk is zij in het oorsponkelijk Japansch veel uitgebreider. Maar de scherpzinnige verzen zijn te fijn, om in eene andere taal te worden vertaald. De Maiko zijn hier van waaiers voorzien, zooals in oude dagen door dames van het Keizerlijk hof gebruikt werden.
Hierna hebben wij eene herfstvoorstelling in Arashiyama, van de theehuizen, Sangen-ya genaamd, gezien. De waterval van Tonaseno-taki dondert in de verte, terwijl de goudenen karmozijnkleurige bladeren van den ahornboom door een zwak briesje trillen en samen met groene pijnboomen elkaar onder in het water weerkaatsen.
Men lette op de Maiko, die nu zonder
| |
| |
waaier of iets anders dansen. Men zegt, dat dit bijna een even moeielijke dans is, om eene minderwaardige vergelijking te gebruiken, als voor een kreupele, om zonder krukken te loopen. Nu komen wij tot he bedrijf der kroning.
Vermoedelijk is het een weinig moeilijk dit te herkennen, ofschoon het op de gordijnen geschreven karakter ‘Banzai’ den sleutel voor alle onderdanen van Zijne Majesteit geeft.
Dergelijke karakters vormen gedurende den tijd der groote ceremonie een voornaam deel in de versiering van het keizerlijk paleis, wanneer zij op lange banieren of wimpels, die als Banzai-ki bekend zijn, ingeschreven worden. De kleine Maiko dragen vergulde leeuwenkoppen, die aan de toppen van de vlaggestokken van de ‘Wimpels van Lang Leven’ bevestigd zijn. De dans wenscht den Keizer geluk met de vormelijke aanneming van de Keizerlijke macht.
Het zevende bedrijf stelt den winter in den tuin van het Keizerlijk paleis voor. Het is gegrondvest op gedichten, die de waardige ceremonie behandelen, welke elk jaar gevierd wordt, wanneer een nieuwe rijstoogst aan de Keizerlijke voorouders wordt aangeboden. De actueele ceremonie zal dit jaar van bijzonder belang zijn, omdat de datum op weinige dagen na de kroning valt.
De muziek geeft de diepere beteekenis weer voor hen, die ooren hebben om te hooren en hare eigenaardigheden verstaan.
Ten slotte rijst het gordijn op en men aanschouwt een grootsch en prachtig tafereel.
De zang vertelt van eene partij in den Keizerlijken tuin, maar in dit mooiste bedrijf stemmen zang en het geschilderde tafereel samen.
De kerseboomen zijn de bekende Maroeyama-boomen met eene groote massa bloesems, die nog schooner prijken door honderden flikkerende lampjes.
Het orkest slaat in met eene groote ‘finale’ en de Maiko fladderen langs de bloemenwegen terug, van waar zij in 't begin hunne verschijning aantoonden.
En elke kleine meid draagt een kersetakje, vol van geurige bloesems.’
Verder gaat de trein via Osaka. Osaka is de grootste handels- en industriestad van Japan, met eene bevolking van ongeveer 1.300.000.
Toeristen, die de nijverheid van Japan wenschen te leeren kennen, zullen buitengewoon veel van belang vinden in zijne straten, winkels, en fabrieken.
Osaka is vooral om de curio's, zijden stoffen en artikelen van dagelijksch gebruik bekend.
De trein zet zich wederom in beweging en komt weldra in Kobé aan.
Kobé telt 390.000 inwoners en heeft het front gewend naar de ‘Binnenland Zee’ met den Rokko-bergketen aan den achterkant. Zijn vooruitgang als handelshaven kan gunstig vergeleken worden met dien van Yokohama. Het totaal bedrag van import en export bedraagt 377 millioen yen. Waart ge maar de bezitter van één millioentje, niet waar?
Het is van belang voor hen, die van plan zijn tochten in het westelijk deel van Japan te ondernemen, om Kobé als het centrum te beschouwen, want van hieruit kan men in alle richtingen over zee zoowel als over land reizen.
Sommige van de merkwaardigste dingen in of nabij Kobé, die men moet bezichtigen, zijn de volgende:
De Shinto-tempel van Ikoeta staat in een woud van cryptomeria's en kamferboomen. De godheid, die hier vereerd wordt, is Wakahirame-no-mikoto, die het gebruik van het weefgetouw onderwees en de kleeding inleidde. Men zegt, dat de tempel door de Keizerin Jingo gesticht is. Na haar terugkeer van haar beroemden tocht tegen Korea, had zij, ter eere van bovengenoemde godin, dien tempel laten bouwen, welke godin de Keizerin als de beschermster van hare onderneming had aangenomen, en aan wie zij de overwinning, door hare armen gewonnen, toeschreef.
De Noenobiki-waterval, gelegen op de heuvels ten noorden van Kobé, is gemakkelijk te bereiken door een electrische tram te nemen en bij het station Noenobiki af te stappen.
Daarna wandelt men te voet en men beklimt het bergpad, dat U in een tiental minuten voorbij winkeltjes van Japansche curio's, schilderstukjes, prentbriefkaarten, tot aan het theehuisje brengt, dat bij den waterval staat. Hier gebruikt ge een kopje Japansche thee en wat koekjes, indien ge lust hebt, en ge bewondert den waterval, die klein en aantrekkelijk is door de omgeving, maar klein is in vergelijking met zijn groote makkers, zooals de Niagara-, Schaffhausen- of Imatrawaterval.
Deze waterval wordt genoemd de ‘Men daki’ of ‘Vrouwelijke’ waterval; daarna keert men een paar minuten terug, en gaat over een brugje, klimt eene korte wijl en bereikt den ‘On-daki’ of ‘Mannelijken’ waterval, die
| |
| |
82 voet hoog is. Ook hier is een theehuisje, en aan de kanten van den waterval staan vele struiken, waarvan sommige bloeien. Ik raad U aan, ook hier een poos te rusten en een fleschje limonade of kopje thee te bestellen en op uw gemak het neerstortende en ruischende water te aanschouwen. Hooger op ontdekt men een voetpad, dat schilderachtig over de bergen slingert. Gij, die dit leest, gaat naar Kobé en wordt wijs. Men verlaat dit paradijsachtig oord en wandelt langs de heuvels of liever bewandelt den heuvelweg; men is nog in het noordelijk deel van de stad Kobé en men komt weldra aan bij het Soewayama-park.
Het Soewayama-park is zeer populair en gelegen op eene hooge positie aan den heuvelkant, vanwaar men een verrukkelijk uitzicht heeft op stad en baai. Aan den voet van het Soewayama-park zijn minerale baden en theehuizen. Een weinig verder op den berg vindt men een effen plek, waarop een gedenksteen staat, die ter eere van eenige Fransche sterrekundigen opgericht is, die op deze plaats omtrent de transit van Venus in 1874 waarnemingen deden; vandaar dat deze plaats als Venusheuvel voor vreemdelingen bekend staat.
In het westelijk deel van de stad bevindt zich een kolossaal bronzen beeld van Boeddha, 48 voet hoog, Daiboetsoe genaamd. Men begeve zich in het binnenste van Daiboetsoe. Meen niet, dat hij aan maagkrampen zal gaan lijden. Neen, er zijn daarbinnen in eene rij geschaard vele kleine afbeeldingen van Boeddha en menig ander heilige, wier geschiedenis ik niet ken.
Motomachi is de hoofdstraat van Kobé en tevens de plaats, waar zich allerlei winkels bevinden.
Er zijn winkels van zijden goederen, borduurwerk, aardewerk, porselein, bronzen artikelen, damastwerk (ingelegd bloemenwerk), gouden lakwerk, bamboemeubels, en andere nijverheidsproducten, vruchtenwinkels, papierwinkels, curio's en wat dies meer zij.
In het westelijk deel der stad ligt het Minatogawa-park, waar in het voorjaar van 1914 eene kleine, maar interessante tentoonstelling gehouden werd, waar in groote verscheidenheid voorwerpen van kunst en voor dagelijksch gebruik uitgestald waren.
Prachtig lakwerk en porselein, aardewerk, bronzen artikelen, borduurwerk, zijden en katoenen stoffen, altaarwerk, voorwerpen uit messenfabrieken en machinefabrieken, kinderspeelgoed en nog meer waren op voortreffelijke wijze tentoongesteld.
Restauraties ontbraken niet en er was een theater, waar de kersebloesemdans werd opgevoerd.
In Kobé bevinden zich verder de bekende Mitsoebishi scheepswerven en machinewerken, en de Kawasahi scheepswerven.
De drie voornaamste stoombootmaatschappijen van Japan zijn:
Nippon Yoesen Kaisha, Hoofdzetel Tokyo.
Toyo Kisen Kaisha, Hoofdzetel Tokyo.
Osaka Shosen Kaisha, Hoofdzetel Osaka.
De ‘Nippon Yoesen Kaisha’ bezit honderd schepen en onderhoudt een geregelden dienst met China, Britsch-Indië, Europa, Australië en Amerika, enz.
De ‘Toyo Kisen Kaisha’ heeft eene geregelde directe stoombootverbinding met de Vereenigde Staten, Centraal- en Zuid-Amerika via Honoloeloe en met Shanghai en Manila.
De ‘Osaka Shosen Kaisha’, wier hoofdkantoor in Osaka gevestigd is, onderhoudt geregeld verkeer met Formosa, China, Korea en de Vereenigde Staten (Tacoma).
Het was in 't laatst van April, dat ik Kobé bezocht, en overal zag men de kerseboomen in vollen bloei. Wegens hare liefelijkheid werd de kersebloem het zinnebeeld van het land van de ‘Rijzende Zon’, wat men reeds in de oude Japansche mythologie zou kunnen aantoonen. In de oudste Japansche bloemlezing, de Manyo̅shi, vindt men talrijke zinspelingen op de schoonheid van de kersebloesems, zoo schrijft Dr. Y Haga. En hij schrijft onder meer in ‘The Japan Magazine’ het volgende: ‘In het jaar 412 stelde de Keizer Ingyo een gedicht samen over de schoone kersebloesems en droeg het op aan zijn schoone vrouw, de Vrouwe Sotoöri. Sinds dien tijd werden de kersebloesems meer en meer vereerd..... De dichter Motoöri zegt in een buitengewoon mooi gedicht: Indien iemand het hart van Japan wenscht te leeren kennen, laat hem de bloesem van den bergkerseboom aanschouwen, die zijn geur in de morgenzon uitademt.
..... De kinderen worden reeds in hun prilste jeugd onderwezen om de kersebloesems te bewonderen, en tenminste één keer per jaar worden zij onder de opaalkleurige schoonheid in slaap gewiegd. Dat de kersebloesems een zedelijken invloed op het Japansche volk uitoefenen, daaraan twijfelt zelfs het volk niet. De regent Yoshifoesa heeft een gedicht samengesteld, waarin van iemand melding
| |
| |
wordt gemaakt, wiens hart gelouterd werd door naar den kerseboom in vollen bloei te staren.
De bloesems zijn eenvoudig in kleur en geur, en stemmen veel overeen met Japansche begrippen, van wat aardig is en mooi.
Japan is een land van blauwen hemel en helder water, een land van vroolijkheid en openhartigheid.
De kersebloem versiert op gelijke wijze afgelegen schuilhoeken en volkrijke streken. De kerseboom bloeit in het late voorjaar, wanneer de dagen bewolkt en lauwwarm zijn; dan noemt men het een wolkrijk bloemenseizoen. 's Nachts schijnt de bescheiden maan door de nevelachtige lucht op de nog zuiverder nevelwereld van kersebloesems, en alles geeft den indruk van mildheid en kalmte. Elken dag worden de ruwe hoeken der natuur gebaad in een zachte parelwolk van bloesems.
Zooals het menschelijk leven, is zijn seizoen kort en het gaat voorbij even vroolijk als het kwam. De kersebloem stelt reinheid en zuiverheid voor, die elke ware Japanner liefheeft en leeft. Zooals de ware man is, zoo is zij gereed te sterven, wanneer de tijd komt, en is zij even mooi in den dood als in het leven. Aldus is de kersebloem altijd het zinnebeeld van trouw geweest.
Omtrent de kerseboomen koesteren alle Japanners een gevoel, dat bij de Westersche volken onbekend is. In de oude dagen, toen de Keizer besloot om de Keizerlijke hoofdstad van Nara naar Kyoto te verplaatsen, werd order gegeven de fraaie boomen, die dubbele bloesems droegen, te verplanten, maar dit mishaagde zoozeer het volk van Nara, dat het een groote agitatie begon, hetwelk den Keizer zeer behaagde, daar hij niet geweten had, hoezeer het volk aan de kersebloem was gehecht. Groote mannen kent men, die gebeden ten hemel zonden, opdat het leven van de kersebloem gedurende het seizoen mocht worden verlengd. Wanneer de fabrikant van suikerwerk of confituren zijne waar goed wil verkoopen, dan voegt hij den naam van ‘kersebloesem’ aan zijn koopwaar toe, en dan kan niemand weerstaan om ervan te probeeren.
Bloemenschikking. ‘De bloemenschikking is eene van het drietal van de versierde en onderhoudende kunsten, die aan Japan karakteristiek zijn. Zij wordt reeds meer dan duizend jaar door alle klassen van menschen begunstigd niet alleen als eene zuivere kamerversiering, maar ook als een aesthetisch middel, waardoor het hart en de ziel, overvol van wereldlijke zorgen, kunnen worden gelouterd, wat ten doel heeft zichzelf te verbeteren en de persoonlijke deugd van geesteskalmte en gelijkmatigheid van manieren te verwerven. Het volgende geeft een vluchtig begrip van de kunst, die ons door de vriendelijkheid van den heer Risei Kageyama werd meegedeeld, een ervaren meester van de Koryoe school van Tokyo. Wat de oorsprong van deze kunst betreft, worden er verschillende meeningen door de kenners onderhouden.
Sommigen beweren, dat die kunst van den god Ameno-Toetotama komt, die in den mythologischen tijd eene bloemenversiering samenstelde met groene bladeren van sakaki (Eurya ochnacea); anderen zeggen, dat het de oude gewoonte van het volk van de provincie van Kii was, om bloemenofferanden aan te bieden in het herinneringsfeest aan de groote godin Izanami, moeder van de Zonnegodin, of wel men schrijft deze kunst toe aan andere dergelijke gebeurtenissen, welke in zeer oude overleveringen verschenen, maar gewoonlijk wordt zij aan den prins Shotokoe (573-621) toegeschreven. Hij was een wijze en een pionier Keizerlijke prins van Japan, die het Boeddhisme kende en er naar streefde om zoowel den godsdienst als de Chineesche letterkunde bekend te maken. Gedurende zijn regentschap voor de pionier vorstin de Keizerin Suiko (592-628) opende Japan vrije betrekkingen met China in 607 A.D., door vorst Ono Imoko als gezant daarheen af te vaardigen. Deze verlichte prins, zeggen de overleveringen, plukte eens rhododendrumbloemen en ordende ze in het zand als eene vrome offerande aan Boeddha. Van toen af begon de bloemenschikking zich als eene kunst te ontwikkelen. Het beginsel van den prins werd door vorst Imoko geërfd, die nu bekend is als de stichter van de oudste school der kunst Ikenobo - welke naam beteekent ‘Kluis aan den Vijver’ naar de Kluis aan den Vijver achter den Rokkakoedotempel, die door den prins Shotokoe gebouwd werd. Daarom heeft deze school tot op den huidigen dag menige aanhangers onder de boeddhistische priesters en zij wordt verkozen om bloemenofferanden aan boeddhistische godheden aan te bieden.
Na vorst Ono Imoko verrezen menige opvolgers in de kunst en zij werd veel verbeterd, maar het systematische opstellen van hare regels werd niet verwerkelijkt tot aan
| |
| |
het tijdperk van het Ashikaga Shogoenaat, dat Moeromachi-Djidai genoemd wordt, voornamelijk in den tijd van den Shogoen Yoshimasa, die in 1490 overleden is. Hij was een verkwister, bouwde de Ginkakoedji, het ‘Zilverpaviljoen’ in Higashiyama, Kyoto in 1479 en besteedde al zijn tijd in pleizier en vermakelijkheden en door zijne aanmoediging werden verschillende scholen van thee-ceremonie, bloemenschikking en miniatuur landschapstuinieren opgericht.
De Koryoe-school van bloemenschikking werd in dit tijdperk gesticht. Zijn stichter meester So̅ami was een groote gunsteling van den Shogoen Yoshimasa, want hij muntte niet alleen uit in de bloemenkunst, maar ook in de kunst van thee-ceremonie en miniatuurtuinbouw. Bij de voltooiing van de Ginkakoedji, beval de Shogoen So̅ami eene bloemenversiering voor zijne theekamer te maken. De ervaren meester ging naar den tuin en na een poos kwam hij terug met een cameliatakje met bloem en blad, en ordende het met handigheid en groote smaak. De Shogoen bewonderde het zeer en raadde So̅ami aan dit kunststuk tot het geheim van zijn school te maken en het alleen aan zijn wettige opvolgers mee te deelen. Dit is het zoogenaamde ‘Ikkwa-ichiyo̅’ (een bloem en een blad), het meest diepzinnige voorschrift van de Koryoe-regels. Met zulk eene overlevering is deze school tot op den huidigen dag de meest invloedrijke onder de minnaars der thee-ceremonie.
De Yenshoe-ryoe school werd door vorst Kobori Yenshoe (1577-1645) gesticht, een feudale heer, die onder den Grooten Taiko en den Shogoen Tokoegawa Iyeyasoe voorspoedig was. Hij was ook de meest aanzienlijke meester in de thee-ceremonie van zijn tijd en stichtte eene school van die kunst, bekend als de Yenshoe-ryoe. En zijne scholen werden beide door de feudale heeren en de Samoerai-klassen zeer begunstigd.
Tegenwoordig zijn er ongeveer driehonderd verschillende scholen van die kunst, maar de bovenvermelde drie scholen zijn de grootste en meest bloeiende sinds de feudale dagen van voorheen.
Wat de kunstvormen betreft, vormen de grondlijnen der teekening een triangel (driehoek), welke Ten, Tshi en Dsjin beteekenen, - Hemel, Aarde en Mensch. Aan deze grondlijnen zijn meestal een oneffen aantal van hulplijnen toegevoegd, soe of oedzoemi genoemd; zij worden gezegd samen te vertegenwoordigen de Go-gyo̅ of vijf elementen. De Ten-lijn is de voornaamste en is zoo geordend, dat zij haar wortel en top op dezelfde loodrechte lijn heeft, en andere takjes vormen de Tshien Dsjin en andere mindere lijnen zijn zoo gerangschikt, dat zij eene smaakvolle evenredigheid uitmaken met de Ten-lijn als het centrum. De vormen van schikking hebben drie verschillende stijlen, Shin, Gyo̅ en So̅ genoemd - Waarheid, de Tusschenliggende en de Loopende. De tijd vereischt, om deze kunst te kennen, is in 't algemeen vier jaar, ofschoon men den leertijd aan het gemak van den leerling overlaat, want er is geen strenge regel. Deze tijd wordt in de volgende termijnen verdeeld. Op het einde van de eerste zes maanden ontvangt de nieuweling den eersten naam, genoemd Kamei(bloemennaam); wederom zes maanden en hij voltooit den eersten termijn en ontvangt het diploma van Sho̅den (Eerste cursus). Vervolgens een jaar voor den termijn van den Middelcursus, aan het einde waarvan het Chu̅den-diploma gegeven wordt, en dan zes maanden later, wordt hem toegestaan den tweeden strijdnaam te gebruiken, waarmee hij den algemeenen cursus van deze kunst beëindigt. Hierna worden moeielijkere lessen gegeven. Zes maanden duurt de Okoeden of Geheime cursus, en het laatste jaar wordt aan de studie van het meest ingewikkelde deel der kunst gewijd en bij zijne voltooiing wordt het diploma van promotie van den volledigen cursus, Kaiden genaamd, aan den candidaat verleend.
Gedurende deze vier jaar ontvangt de student zijne lessen gewoonlijk zes keer per maand. De noodzakelijke werktuigen zijn een paar scharen, eene zaag, een bijl, een mes, een waterbeker, een pomp, allen van aardige miniatuur-grootte. De bloemvazen zijn gewoonlijk van drie soorten, namelijk: Dsjindó, die cylindrisch is, Oesoebata, die kruikvormig is met breeden rand, en Soeiban, die plat en rechthoekig is. Bij de schikking der bloemen wordt een stuk hout, met den vorm of en komi of hanakoebari genaamd in de vaas geplaatst om de wortels der takjes vast te houden. Men zegt, dat deze gevormde houder de navolging is van de Koto-dsji, die gevormde bruggen van de Koto (Japansche harp) zijn, waarop de snaren steunen. Bij de platte Soeiban wordt een cylindrische buis in het midden geplaatst,
| |
| |
waarin een komi of hanakoebari wordt gegelegd. (Men leze hieromtrent ‘The Excursion Journal’, Tokyo).
Het geheim van Japan's vooruitgang.... In het tweede jaar van Me̅dshi (de jaartelling van Me̅dshi begon in 1868) werd gelast de lagere scholen voor de geheele natie open te stellen. Aldus werden op eenmaal den kinderen van boeren, handwerklui, kooplui, Samoerai en allen anderen dezelfde gelegenheden aangeboden, en drie jaar later werd leerplicht ingevoerd. Meer dan 50.000 kinderen maakten aanstonds gebruik van de aangeboden gelegenheid. Achtereenvolgens werd een systeem van middelbaar onderwijs ingevoerd, en schreed de opvoeding snel voort, zoodat nu meer dan 95 pCt. Japansche kinderen op schoolleeftijd de scholen bezoeken.
Niet alleen de nationale opvoeding, maar ook het conscriptie-systeem droeg er toe bij het gevoel van gelijkheid en den democratischen geest te bevorderen. Tot dusverre is alle militaire dienst erfelijk geweest; maar nu kon ieder gezonde man de eer verkrijgen om zijn land te verdedigen, en hij kon in den roem deelen, welke in het verleden alleen door Samoerai en andere helden werden bewaard. De vrees, dat de landelijke werkers geene soldaten gelijk aan de erfelijke geslachten zouden zijn, werd door den Satsoemaopstand verbannen, toen de zoons van landbouwers vooraan in den strijd voor het rijk vermaardheid wonnen. Dezelfde roem begeleidde hun vooruitgang op de velden van Mandsjoerije en in de zeeslagen met Rusland. Zoowel in het leger als in de vloot hangen vooruitgang en bevordering voor iedereen af van eigen vlijt en daden.
Maar hoe kwam het, dat het volk zoo geschikt gevonden werd om met zulk eene gemakkelijkheid een wijs en bekwaam bestuur te volgen? Gedurende de meer dan 250 jaren van vrede, die het rijk onder het Tokoegawarégime genoot, wonnen groote steden, zooals Yedo, Osaka, Sakai en Nagasaki groote macht, en onder hunne burgers is langzamerhand een democratische geest opgegroeid, die gepaard ging met intelligentie en vrijdom, die uitmuntten boven andere deelen van de bevolking.
Deze weelde en intelligentie hadden een grooten invloed over het omliggende land en volk, dat uit de nieuwe gelegenheden, die door de Restauratie aangeboden werden, voordeel trok. Zelfs de groote daimyo's waren schuldenaars van eenige van deze rijke kooplieden geworden, wier families den toon in de gemeente aangaven. Op deze wijze had ieder groot handelscentrum een democratischen invloed, die zelfs de feudale pracht van de daimyo's trachtte te overschaduwen, zoodat vele hoogen, financieel tenminste, van lageren afhankelijk waren. Deze handelsmagnaten hadden niet alleen grooten invloed onder het volk rondom zich, maar zij bouwden particuliere scholen en lieten hunne eigene en de kinderen van hunne ondergeschikten eene goede opvoeding genieten. Zoo werd een dorst naar opvoeding geschapen, lang voordat het nationale systeem van opvoeding gevestigd was. Vele jonge mannen, aldus opgevoed, waren onder de eersten om naar Europa te trekken, om iets van de buitenwereld te leeren en de laatste moderne opvoeding deelachtig te worden. Het verrijzen van verschillende universiteiten in het eigen land opende verdere deuren van gelegenheid voor de jeugd van Japan, waar de armsten dezelfde kansen als de rijksten hadden om te toonen waarvan zij waren gemaakt. Toen zij promoveerden, verkregen zij betrekkingen in overeenstemming met hunne bekwaamheid en dit was eene aansporing voor hen. Voor studenten, die volstrekt geldloos waren, werden fondsen opgericht om hen door de colleges te helpen.
Bijna ieder district bezit eene soort van opvoedingsfonds, om veelbelovende sollicitanten bij te staan. Aldus werden aan allen dezelfde kansen gegeven. Niemand werd wegens rang of klas bevorderd, maar alleen om zijne verdiensten; en alle hoogere rangen en klassen waren open zelfs voor den laagste, mits door verdienste verkregen, Sommigen van de adellijken en prinsen van het moderne Japan zijn uit de rangen van het eenvoudige volk opgeklommen. In welk ander land heeft de gewone man de gelegenheid om zelfs een prins te worden door eigen verdienste? Zoo stond het geheele volk, zoowel sociaal als politiek op denzelfden voet en werd het de kans gegeven om voorzichzelf zijn eigen toekomst te scheppen. Daarom heeft Japan zulk een schitterenden vooruitgang aan te wijzen, vooral gedurende de laatste halve eeuw.
(Wordt vervolgd).
|
|