wereld moet de Lagere School, die wenscht haar leerlingen tot de H.B.S. of 't Gymnasium te zien toegelaten, de kinderen voorbereiden tot, dikwijls africhten op, een admissie-examen tot deze inrichtingen. Niet wordt gevraagd: wat kan de leerling weten? wat heeft de Lagere School hem geleerd, hem moeten, d.i. kunnen leeren? wat behoort een kind van gemiddeld twaalf jaar te kunnen en te weten? maar: wat is gewenscht dat hij kent (en kan) met het oog op het onderwijs dat de H.B.S. of 't Gymnasium geeft? wat komt ons Gymn. en H.B.S. 't best, 't voordeeligst uit, 't meest te pas? Niet dus de voortgezette school richt zich naar de beginnende (= lagere), niet het gebouw rust op zijn fondamenten, maar het begin - 't welk toch noodzakelijk in overeenstemming moet zijn met den aard, het wezen, de krachten en vermogens van het kind - moet zich voegen naar de voortzetting: het gebouw zweeft in de lucht. - Zal er eenheid en dus aansluiting zijn tusschen lager aan den eenen en middelbaar en gymnasiaal onderwijs aan den anderen kant, dan moet deze noodzakelijk komen van de laatste twee inrichtingen, van het voortgezet onderwijs - de naam voortgezet reeds duidt het aan.
Als men nu denkt dat de Ineenschakelings-Commissie deze verbinding, deze ineenschakeling, in haar ontwerp heeft neergelegd, heeft men het mis.
Maar zij heeft o.a. een nieuwe stichting ontworpen. Wij willen hopen dat deze nieuwe stichting niet de bonte rij van bestaande scholen zal verlengen, ofschoon wij twijfelen dat het doel der Commissie door deze ééne inrichting twee te vervangen, ooit zal worden bereikt.
Deze stichting is het Lyceum.
Het Lyceum beoogt de uiteenloopende richtingen van het Middelbaar Onderwijs (d.i. de H.B.S.) en 't Gymnasium te vereenigen. Maar uiteenloopende richtingen kunnen nooit één kant uitgaan. Toch wil de Commissie dit onmogelijke probeeren. Ziehier hoe.
Maar laat mij eerst even uitleggen welke de twee verschillende richtingen zijn. De H.B.S. gaat den weg op naar het maatschappelijk leven door de grondslagen te leggen voor de latere technische studiën of zij tracht naast en in dit doel een behoorlijke mate van bruikbare algemeene kennis aan te kweeken; het Gymnasium daarentegen bereidt uitsluitend voor tot de geleerde vakken, geeft deels een klassieke opvoeding en bereidt daartoe voor. Deze twee geheel uiteenloopende richtingen één weg te doen volgen is de toer, dien de Commissie tracht uit te voeren door middel van 't Lyceum.
Een volledig Lyceum is een zesjarige cursus. In elke gemeente met 20,000 inwoners en meer moet, volgens 't Ontwerp, zoo'n volledig Lyceum worden gesticht.
De eerste twee jaren gaan alle leerlingen samen. Er wordt in deze twee klassen onderwezen 't geen thans geleerd wordt in de twee laagste klassen van de H.B.S. plus Latijn. -
't Onderwijs wordt dus verzwaard.
In het derde jaar moet de beroepskeuze worden gedaan. Want hier worden de leerlingen gesplitst in drie afdeelingen, welke voor een deel der vakken gezamenlijk onderwijs (kunnen) ontvangen: A, B en C.C staat gelijk met de tegenwoordige H.B.S., de drie hoogste klassen ongeveer. Er wordt onderwezen: Nederlandsch, Fransch, Engelsch, Duitsch, Aardrijkskunde, Geschiedenis, Staatsinrichting, Cosmografie, Wis-, Schei-, Natuur-, Plant- en Dierkunde, Mineralogie, Mechanica, Handteekenen, Rechtlijnig teekenen, Gymnastiek. Geen Latijn!
In A 't zelfde als in C, behalve Mechanica en Rechtlijnig teekenen, maar daartegenover vermeerderd met Latijn en Grieksch.
In B 't program van A, verminderd met Grieksch.
A en B vervangen alzoo het Gymnasium; B dient voor de aanstaande juristen; A voor die in andere vakken; terwijl C (ook) kan dienen voor aanstaande medici. n.l. artsen zonder doctorstitel, als de Wet op 't Hoogere Onderwijs niet verandert.
Dit Lyceum-stelsel geeft een minder eenzijdige opleiding aan de leerlingen die student worden in de letteren, de rechten of de theologie, doordat zij niet uitsluitend een klassieke opvoeding krijgen, maar ook iets of meer leeren dan thans op 't Gymnasium van de natuurkundige vakken, cosmografie, staatsinrichting; en - dit is een belangrijk voordeel - de beroeps- of studiekeuze wordt twee jaar verschoven, behoeft eerst te worden gedaan bij de intrede van het derde leerjaar.
Deze beide voordeelen: 1. de alzijdiger vorming van de aanstaande literatoren, juristen en theologen; 2. het tweejarig uitstel van de beroepskeuze, wegen echter niet op tegen de groote bezwaren, die wij nu gaan bespreken.
Terwijl ieder weldenkende snakt naar ver-