Kunsten en Wetenschappen.
‘Singuliere’ boekjes.
Honderden, neen duizenden schuilen weg in de donkerste hoekjes van nog braakliggende boekerijen. Men moet een bijzonderen speurgeest hebben om ze te vinden. En bovendien geven de titels niet altijd geheel juist aan wat de inhoud is. De vlag is dikwerfbuitenlandsch, en de lading inheemsch. Bibliomanen betalen schatten voor zulke zeldzaamheden, en daar de kultuurgeschiedenis er veelal onbevangen uit blijkt, kunnen we ons dat best begrijpen. Als 't waar is, dat het karakter van den mensch spreekt uit zijn lievelingsboeken, dan leggen de ‘singuliere’ boekjes van vroegere eeuwen ook de geheimste gevoelens bloot van een volk, dat in dergelijke boekjes het geestelijk voedsel van den dag vond. De corruptie spreekt uit de literatuur het duidelijkst.
We willen op enkele van die boekjes wijzen, en doen dat aan de hand van twee uitgaven: een uit de helft der 19e eeuw, en een uit onze dagen.
In 1846 verscheen te Stuttgart bij den grooten boekenkenner J. Scheible, - en onder diens leiding, - het 1e deeltje van ‘Der Schatzgräber in den literarischen und bildlichen Seltenheiten, Sonderbarkeiten, u.s.w’, welke uitgave voornamelijk bedoelde het herdrukken van zoodanige zeldzame boekjes ‘hauptsächlich des deutschen Mittelalters’, welke om zoo te zeggen eenlingen waren geworden. Dan ook zouden in den ‘schatgraver’ opgenomen worden monographieën over duistere personen of raadselachtige gebeurtenissen in de geschiedenis en in de literatuur. In verband met deze laatste bedoeling bracht dan ook het 1e deeltje een Faust-geschrift, onder den titel: Die Sage von Doctor Johannes Faust, untersucht von H Düntzer, afgedeeld in vier hoofdstukken, als daar zijn: Die bisherige Forschung über die Faustsage; Die Faustsage bis zum Erscheinen des ersten Volksbuches (1587); Die Faustsage in den Volksbüchern; Das Lied vom Doctor Faust. Marlowe. Puppenspiele. Goethe.’
Alsof dit grondig onderzoek nog niet voldoende was gaf Scheible in de deelen 6 tot 8 van zijn Schatgraver (1848) een degelijk werk uit over het zelfde onderwerp met den titel: Die Deutscher Volksbücher von Johann Faust, dem Schwarzkünstler und Christoph Wagner, dem Famulus, nach Ursprung, Verbreitung, Inhalt, Bedeutung und Bearbeitung mit steter Beziehung auf Göthes Faust und einigen kritischen Anhängen von K.A. Freiherrn von Reichlin-Meldegg.’
Niet minder belangrijk dan Faust in zijn milieu is het geschrift, opgenomen in het 5e deeltje handelende over de Doodendansen. Het is van H.F. Massmann, en draagt tot titel: ‘Die Baseler Todtentänze in getreuen Abbildungen. Nebst geschichtlicher Untersuchung, so wie Vergleichung mit den übrigen deutschen Todtentänzen, ihrer Bilderfolge und ihren gemeinsamen Reimtexten. Sammt einem Anhange: Todtentanz in Holzschnitten des fünfzehnten Jahrhunderts.’
Bijgevoegd is een atlas met 81 afbeeldingen op 22 kopergravures en 27 gesteendrukte bladen.
We hebben ons moeten vergenoegen met het afschrijven van den langen titel, want de waarde dezer verschillende geschriften valt niet in een paar regels aan te toonen. Wie studie maken wil van deze onderwerpen heeft genoeg aan deze aanwijzing. De Schatgraver heeft voor hem goed gedolven.
Zuivere herdrukken geven de deeltjes 2 tot 4, en wel van zeer curieuse boekjes. In het 2e deeltje zijn opgenomen 1o Flagellum, Salutis oder Heilung durch Schläge in allerhand schweren Krankheiten von K.F. Paullini (1698); 2o Wunderbare Kuren durch Musik von F.G. Riedten; en 3o Lebensverlängerung bis auf 115 Jahre durch den Hauch junger Mädchen von J.H. Schausen (1753), en in de deeltjes 3 en 4: K.F. Paullini's heilsame Dreck-Apotheke wie nämlich mit Koth und Urin die meisten Krankheiten und Schäden glücklich geheilet worden (1714), en Von den Nutzen des Geisselns in medizinischer und physischer Beziehung von J.H. Meibom und Anderen.
Die geeselgeschiedenis heeft de volgende onderdeelen. Eerst wordt de verhandeling van Meibom nader toegelicht door den bijtitel: und von den Verrichtungen der Lenden und Nieren.