De Hollandsche Lelie. Jaargang 29(1915-1916)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende De leeuwrik. Een leeuwrik zong zijn liedje, hoog, in de blauwe lucht. Zoo, vroolijk, vrij en vreedzaam, was hij voor niets beducht. Maar ach! hij werd op eenmaal in zijne vlucht gestoord. Een vreemd verschijnsel daagt er, zweeft in 't luchtruim voort. En angstig ziet hij om zich, bevreesd voor wat hem wacht, Want daarin zag hij wezens op moord en wraak bedacht. Fluks daalt hij weer ter aarde en spreidt zijn vlerkjes uit Op 't schier onzichtbaar nestje, dat al zijn schat omsluit. En smeekend richt het beestje zijn kopje eens omhoog, Hij kan zich niet verweeren; dat men hem sparen moog En daarbij denkt hij bij zich: Is dit de wil van God Dat menschen zich vermoorden? Men met het leven spot? Dat liefde, deugd en waarheid nog slechts bestaan in schijn? 'k Zou geen rust meer vinden, mij schamen mensch te zijn. P. BEL. Vorige Volgende