De Hollandsche Lelie. Jaargang 29
(1915-1916)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 91]
| |
Het betreft het Moederschap. De band tusschen man en vrouw is wettig; die tusschen moeder en kind heilig. De liefde van de een moge gewijd zijn, die van de ander is goddelijk. Het kind is de hoop der toekomst, het symbool der goddelijkheid. En toch is het, helaas, een feit, dat in waarheid het moederschap niet altijd is wat het moet zijn: verstandig en beschermend. Wetende wat het kind is en worden zal, doen we het telkens kwaad - zelden met opzet, meestal uit onnadenkendheid, doch wat ook de oorzaak moge zijn, het kind is altijd het slachtoffer van onze onverstandigheid. Ik ben namelijk vast overtuigd, dat het groote gewicht van den invloed vóór de geboorte niet altijd juist wordt begrepen, en men niet genoeg inziet, dat gedurende de geheele periode van zwangerschap elke zorg moet worden in acht genomen, om het te verwachten kind de schadelijke uitwerking te besparen, die voortkomt uit drie oorzaken: ten eerste te veel werk van de moeder gedurende de zwangerschap, ten tweede het zich bloot stellen aan onaangename indrukken; ten derde tobberijen en soeza. Vele, vele malen heb ik vrouwen hooren zeggen: ‘Ik begrijp niet waarom mijn dochters zoo zwak zijn; ze kunnen nergens tegen. Ze hebben het veel gemakkelijker dan ik, ze hebben veel minder te doen, ze hebben slechts een of twee kinderen en toch voelen ze zich telkens vervelend en moe. Toen ik mijn kinderen grootbracht - en ik had er tien - deed ik al het werk en had het lang zoo gemakkelijk niet.’ Zulke opmerkingen sluiten haar eigen doodvonnis in zich en geven den sleutel tot de oplossing. De vrouw, die moeilijk werk verricht en zichzelf op eenigerlei wijze oververmoeit, terwijl ze een kind onder het hart draagt, put niet alleen haar eigen kracht uit, gebruikt niet alleen haar reserve-krachten die zij later zoo bitter noodig heeft, maar berooft tevens haar ongeboren kind van de kracht die hem toekomt. Dat is het wat de meeste onzer grootmoeders deden. Er waren geen arbeidsparende machines in haar tijd, zooals er heden zijn. Het buitenshuis zenden der wasch, het koopen van fabriekswerk of ingemaakte groenten, het aanschaffen van extra-hulp, zou buitensporige luxe zijn genoemd. Weinig werd er gedacht aan de jonge levens, die afhankelijk waren van de lichamelijke en zedelijke kracht en voeding dezer vrouwen. Hoe grooter de familie, hoe meer werk werd er verricht door de moeder. Meer en meer van haar krachten werd aangewend op de vermoeiende dagelijksche plichten, minder en minder bleef er over voor de snel-elkaar opvolgende kinderen, die op hun beurt, wanneer ze gekomen waren tot den vroegst mogelijk huwbaren leeftijd, het voorbeeld volgden der moeder. Dit is de reden waarom zooveel vrouwen heden ten dage zooveel zwakker zijn dan hare moeders en is eveneens de reden, waarom zij verstandiger zouden moeten zijn. De rijke vrouw kan zich natuurlijk in deze periode ontzien. Daartegenover staat de andere klasse: vrouwen wier finantieele omstandigheden het eenvoudig onmogelijk voor hen maken zich te sparen. Deze vrouwen beschuldig ik niet. Integendeel, ik pleit ze vrij. Gelukkig voor hen hebben zij een vitaliteit, die zeer dikwijls ziekten te boven komt, welke in een andere klasse op de kinderen zouden zijn overgegaan. Maar tusschen deze twee categorieën van vrouwen, de rijke en de zeer arme, is er een zeer groote klasse - misschien de grootste - die in die tijden anders zou kunnen handelen, als zij de kwestie maar wat meer aandacht wilde schenken. Ik heb vrouwen, wier echtgenooten meer dan genoeg verdienden om haar hulp in de huishouding te verschaffen, boven de waschtobbe, gaskachel of inmaaktafel zien staan, wanneer het haar gebiedende plicht was geweest plat op den rug te gaan liggen. Ik heb er gekend, die zware meubels vertilden, vermoeide kinderen de trappen op en af droegen, vloeren aanveegden en man en kind verzorgden, terwijl ze stonden te beven van moeheid en bijna flauw vielen van de pijn. En dit gebeurde, niet omdat zij niet een extra-dienstmeisje konden bekostigen of de man tegenwerpingen zou maken, maar alleen omdat zij meenden dat niemand anders dan zij haar huis zoo goed in orde kon houden, of meenden zuinig te moeten zijn met het oog op de te verwachten groote gebeurtenis. Niet alleen zijn deze redenen absurd, maar bepaald slecht en zondig. Kan het feit, dat ge een paar extra guldens uitgeeft, gewicht in de schaal leggen tegen het mogelijk invalide maken van U zelf of het jonge leven dat gij onder het hart draagt? Is iets ter wereld van zooveel belang voor U als het baren van een sterk en gezond kind? In Uw handen rust de verantwoordelijkheid van de kleine ziel en zijn nageslacht. Dit is geen kwestie die U alleen aangaat. Het welvaren | |
[pagina 92]
| |
van het kind is van het grootste belang - zelfs meer vóór dan na de geboorte. Van de behandeling waaraan gij het onderwerpt, hangt zijn gezondheid, zijn geestelijke gesteldheid, zijn zedelijke kracht, zijn neigingen, zijn toekomstige nuttigheid en zijn geluk af. Geen verpleging of wetenschappelijke behandeling, hoe uitstekend ook, kan later goed maken hetgeen hem vóór de geboorte is onthouden. Wij vrouwen zijn wezens van gewoonten. Het is moeilijk voor ons, plichten waaraan wij gewend zijn, aan anderen toe te vertrouwen. Het ligt in de natuur van een vrouw met haar werk door te gaan zoolang als ze het kan uithouden, en zoolang een vrouw op de been is, het doet er niet toe of ze het moest zijn of niet, veronderstelt ze dat zij sterk genoeg is om haar gewone werkzaamheden te doen. Het is echter haar volstrekte plicht, gedurende de maanden van zwangerschap haar huishoudwerk zóó in te richten dat er geen kans bestaat het jonge wezentje, dat zij onder het hart draagt, eenig nadeel toe te brengen. En nu het tweede punt: Wanneer een vrouw in twijfel verkeert aangaande den invloed van een onaangenamen indruk en het daaruit voortkomende nadeel op het ongeboren kind, laat haar dan eens bedenken, dat een plotselinge en machtige emotie zoo haar maag en hart van streek kan brengen dat vomeeren en flauwvallen er het gevolg van is. Bedenk nu dat een zeer dun vlies het ongeboren kind insluit. Door dit vlies heeft er een voortdurende wisseling van het bloed in het kinderlichaam met dat in het moeder-lichaam plaats. Elke nerveuse indruk die een tijdelijke of permanente stoornis in het bloed van de moeder veroorzaakt, wordt dus direct overgebracht op het kind. Wanneer de moeder door het circuleerende bloed niet alleen haar eigen eigenaardigheden van lichaam en geest, maar eveneens die van haar echtgenoot en zijn en haar voorouders op het kind kan overbrengen, is het dan onredelijk te veronderstellen, dat sterke indrukken, aangename of onaangename, op de moeder, eveneens invloed op het kind zullen hebben? Verscheidene gevallen zijn mij bekend, die bewijzen, dat, indien de moeder gedurende haar zwangerschap plotseling ziet of zelfs sterk denkt aan lichamelijke gebrekkigheid, deze indrukken dikwijls invloed op het te vormen kind hebben, soms in die mate, dat het gebrek bij hem herhaald wordt. Een vrouw, wier echtgenoot beide beenen geamputeerd werden tengevolge van een ongeluk, bracht een kind ter wereld wiens beenen als 't ware waren afgesneden op hetzelfde punt. Een andere vrouw had een levendige droom over een man die het linkeroor miste. Bij haar baby openbaarde zich hetzelfde gebrek. Een andere vrouw passeerde op straat een bedelaar, die het stompje van een hand ophield waaraan alle vingers, behalve de duim en de pink, ontbraken. Zij bracht een kind met vreeselijk verminkt handje ter wereld. Een aanstaande moeder moet daarom zooveel mogelijk met alle schokkende, pijnlijke of onfraaie dingen ontzien worden. Ze moet zich niet alleen in acht nemen voor de werkelijke feiten, maar eveneens voor de verhalen van ziekte of lijden in eenigerlei vorm. Wanneer het geweldig groote gewicht hiervan meer algemeen begrepen wordt, zullen de stedelijke autoriteiten maatregelen nemen om de straten te reinigen van die bedelaars wier lichamen of beenen verminkt zijn door ongelukken of anderszins. Ook denkt men er niet genoeg bij door dat de geestelijke gesteldheid eener vrouw niet normaal is gedurende haar zwangerschap. Personen, gezichten, geluiden, luchtjes, handelingen, ideeën en plichten die in normale omstandigheden geen onbehagen noch toorn bij haar opwekten, kunnen haar ten zeerste tegenstaan. Haar gemoedsstemming verandert snel en zonder schijnbare oorzaak. Haar antien sympathieën zijn scherp. Met de grilligheid van dezen toestand moet rekening worden gehouden en datgene wat voor haar oog of oor onaangenaam is, moet zooveel mogelijk uit haar omgeving gehouden worden, terwijl die personen, welke een aangenaam stemmende uitwerking op haar hebben, die haar vroolijk en gelukkig maken, haar een gezonden kijk op het leven geven, rust en tevredenheid bij haar aanmoedigen, moeten, als het kan, voortdurend bij haar zijn. Dat het nog niet geboren kind een sensitieve plaat is die opneemt en later ontwikkelt en openbaart welke indrukken erop geworpen zijn door middel van moeders emoties en sensaties, is onderzocht en bewezen. Het is b.v. heel goed mogelijk om de liefde voor boeken, muziek, schilderijen, en bloemen of andere heilzame neigingen bij het komende kind aan te kweeken. Men kan die zelfs tot | |
[pagina 93]
| |
een op den voorgrond tredende eigenschap maken. Ik ken een vrouw, die wenschte dat haar kind aanleg voor kunst zoo hebben, en zich gedurende haar zwangerschap ten doel stelde vele schilderijen-museums te bezoeken om haar oogen de kost te geven aan de schoonheden van lijn en kleur. Toen het kind oud genoeg was om personen en voorwerpen in zijn omgeving op te merken, waren het telkens schilderijen die het meest zijn belangstelling opwekten. Zijn smaak is met de jaren ontwikkelende en liefde voor de kunst een verfijnd element in zijn leven. Het is niet mogelijk, natuurlijk, voor ons allen om schilderijen-museums te bezoeken, maar de armste onder ons kan goede platen in huis hebben, zelfs al kosten ze maar een dubbeltje. Liefde voor muziek en boeken kan eveneens bij het te verwachten kind aangekweekt worden. Als ge eenig muziekinstrument kunt bespelen, dan is dit de tijd om u te oefenen. Maak er een gift aan uw kind van. Wanneer ge ontstemd zijt, ga naar het instrument als tot een vriend en laat het uw ontstemd gemoed kalmeeren en rust brengen aan uw geest. Wat vele vrouwen niet begrijpen of de groote beteekenis er niet van verstaan is de gemoedstoestand van haar, die teleurstelling gevoelt dat ze weer bevallen moet. In zulk een toestand, hetzij hij tijdelijk, bij tijden of permanent moge zijn, deelt een vrouw die gevoelens aan haar te verwachten kind mede en berooft het van een vroolijken, gelukkigen aard. Hoe meer zij het feit laakt en hoe langer en hardnekkiger zij dit idee aanhangt, des te meer kweekt zij, als een deel van zijn kenmerkende eigenschappen, ontevredenheid bij het kind aan. Ik heb, en gij ongetwijfeld ook, vrouwen in dien ongelukkigen gemoedsstoestand gezien, wanneer haar stem, haar handelingen, haar manieren duidelijk aantoonden dat iets te slaan, of scheuren of stooten bepaald een verluchting voor haar zou zijn geweest. Het directe gevolg daarvan heb ik gezien bij haar kind, wiens natuurlijke wreedheid jegens zijn speelmakkers en dieren een bron van voortdurende angst en verdriet voor zijn ouders was. Soms treden die gevolgen niet direct op, maar later, want de natuur heeft een wreede memorie en laat zelden na haar straffen uit te deelen. Ik ken een moeder, die zoo met tegenzin vervuld was over de komst van haar baby, dat ze zichzelf in de vreeselijkste paroxysmen van woede en haat wierp, gedurende maanden lang en alles in het werk stelde om de komst van het kind tegen te werken of te verstoren. Toen het toch geboren werd, was het een zieklijk bleek wurmpje, dat levenslang zorg en onkosten na zich zou sleepen. Toen kwam ze tot bezinning en tot berouw, maar te laat, want alles dat bekwaamheid, liefde en geld kunnen geven, zouden niet kunnen geven wat de natuur het kind voor de geboorte ontzegd heeft. Er is een ander gevaar, dat de meeste vrouwen niet inzien, het veel voorkomende gebruik bij aanstaande moeders om stout of bier of andere alcoholische dranken te nemen. Ja, deze worden zelfs door doctoren, meest onverstandige, doch helaas, in sommige gevallen ook werkelijk intelligente en bekende, voorgeschreven. Aangenomen, dat de behoefte aan een of ander versterkend middel aanwezig is, is een alcoholische drank dan het beste wat men krijgen kan? Verstandige menschen weten, dat medicijnen en aanverwante middelen niet gebruikt moeten worden, wanneer men er veilig buiten kan. De natuur zal in gewone gevallen, wanneer men haar maar een kleine gelegenheid geeft, haar eigen moeilijkheden met beleid beslechten. Wij moeten niet vergeten dat het baren van een kind een natuurlijke functie is voor de vrouw, wier lichaam erop ingericht is om die te verrichten. Geregelde tijden van rust voor lichaam en geest zijn beter en versterkender middelen dan alle medicijnen te zamen, en alcohol werkt niet als medicijn maar als vergif. Want niet alleen, dat men gevaar loopt den smaak ervan bij het kind aan te kweeken, maar tevens verzwakt men zijn gestel zoodanig dat het dikwijls zelfs geen weerstand kan bieden aan de gewoonste kinderziekten. Het is bewezen dat het drinken van den vader de zedelijke natuur van het kind beïnvloedt, en dat der moeder de hersens en het zenuwgestel. In de meeste gevallen nemen vrouwen niet alleen haar toevlucht tot bier of stout vóórdat haar kind is geboren, maar gaan er mee door terwijl ze het zoogen. Als direct gevolg houden de kinderen ook van het noodlottige vocht en krijgen vaak met hun ouders mee van het stout of bier. Welke vooruitzichten hebben deze kinderen, grootgebracht in een omgeving zoo doortrokken van alcohol? We praten er veel over de menschen beter te maken, maar de werkelijke manier hen beter | |
[pagina 94]
| |
te maken, is, ze beter geboren te doen worden. Van wat nut ter wereld zijn al deze afschaffings- en verbodbewegingen, als wij vrouwen doorgaan met de melk, die wij onze kinderen met onze borsten geven, te bederven met vergif, dat later maakt van de kinderen ongewenschte burgers? | |
II.Het doel van den waren opvoeder moet zijn uit te vinden, hoe bij het kind dat onder zijn of haar hoede komt, het best het sluimerende goede te voorschijn te brengen en de kwade neigingen uit te roeien. Ik zeg ook ‘haar’ expresselijk, omdat we beginnen moeten in het allereerste stadium, en dit onvermijdelijk de moeder aangaat. De eerste pogingen van een kind zijn, te trachten heerschappij over zijn bewegingen te krijgen. Het proces zijn kleine vuistjes naar zijn mond te brengen, is er een van groote ingewikkeldheid en moeilijkheid, zoodat het uren, dagen, weken of maanden kan duren voordat hij deze handeling met gemak en zekerheid kan verrichten. Deze pogingen herinneren ons aan de langzame bewegingen van planten en daarom kunnen wij dit stadium vergelijken met het plantenleven. Het verkrijgen van heerschappij over eigen bewegingen wordt ons duidelijk door het hanteeren van speelgoed en later in kruipen loopoefeningen. De strijd voor zelfstandigheid springt in 't oog door zijn sterke afkeer om eenige onnoodige hulp aan te nemen. Wij kennen allen de woorden: ‘Ik kan het zelf wel doen’. En lang voordat deze woorden kunnen uitgesproken worden, is het kind bezig de beteekenis ervan duidelijk te maken door alle mogelijke welsprekende gebaren. Niets geeft een kind grooter ergernis in dit stadium dan welgemeende aanbiedingen van hulp van volwassenen, die niet begrijpen, dat zijn grootst mogelijke genoegen ligt in de beoefening van een nieuw verworven vermogen. Dit is dikwijls de sleutel tot een onverwachte uitbarsting van tranen van een verstandig en zeer beminnelijk kind. Hij heeft zich waarschijnlijk reeds bij voorbaat gespitst op den een of anderen nieuwen en moeilijken vorm van activiteit, en juist op het kritieke moment ziet hij die plotseling uit zijn handen genomen en door een ander uitvoeren. Het moge slechts zijn een deur openen, een schoen aantrekken, suiker nemen, de bekoring ligt in het gevoel van toenemende macht, vermeerderde onafhankelijkheid, en ofschoon het niet altijd mogelijk of veilig is die ontluikende ambitie aan te moedigen, kan toch veel wrijving vermeden worden door een zich verplaatsen in den toestand van het kind. Het is b.v. dikwijls uit gebrek aan tijd, dat een volwassene tusschenbeide komt en voleindigt wat een lastig langdurig proces zou worden. Indien hij nu direct een ander spel ervoor in de plaats geeft, dat het kind dezelfde inspanning verschaft, zou hij het tijdelijk verdriet en teleurstelling spoedig te boven zijn. Want het vermijden van wrijving is van het grootste belang voor de nu komende phase in de ontwikkeling van het kind, die gekenmerkt wordt door het zelfstandig optreden zijner gevoelens. Juist zooals vóór de geboorte het leven van het kind afhankelijk is van dat der moeder, zoo deelt het nu, vóórdat zijn gevoelens ten volle ontwikkeld zijn, die van de moeder, en is in het algemeen zeer sensitief voor de stemmingen van allen rondom hem. Het is daarom van het uiterste belang het kind in eene omgeving te hebben waar de beste gevoelens, dat is te zeggen waar liefde en sympathie heerschen. Niets verwringt en belemmert de ontwikkeling van zijn gevoelens zoozeer als het hem blootstellen aan onvriendelijkheid en gebrek aan sympathie. Het slechtste wat men een kind in dit stadium kan aandoen, is hem veel in aanraking brengen met die personen welke voortdurend om zijn fouten lachen, hem ‘alleen uit de grap’ voortdurend plagen en lastig vallen, of die geen moeite nemen den gedachtengang van het kind te begrijpen, en al zijn vragen en pogingen tot zelf-expressie bestraffen of onderdrukken. Een herhaaldelijke fout, gemaakt door een onnadenkend doch liefhebbend vader is, het kind te behandelen, alsof het geen individualiteit heeft. Wanneer dit gebeurt in den tijd dat de gevoelens van het kind zelfstandig beginnen te worden, neemt een kind het meestal ten zeerste kwalijk wanneer men haar vraagt om b.v. iemand te kussen, waaraan de ouders wenschen dat zij genegenheid zal toonen, of wanneer zij door haar eigen ouders behandeld wordt als een speelpop, die omhelsd wordt wanneer zij in een teedere bui zijn. Dit, moet ik zeggen, gebeurt herhaaldelijk van den kant van vader jegens een dochtertje, dat hij behandelt alsof | |
[pagina 95]
| |
ze een katje of hondje was, terwijl hij haar gevoelens van menschelijk wezen met rechten over haar eigen gevoelens totaal negeert. Wij kunnen de gevoelens van het kind terugbrengen tot het dierenrijk, omdat dieren, met de gezondheid en groei aan planten eigen, ook emoties hebben; ze hebben sympathieën en antipathieën. Hun kenmerkende deugden zijn liefde en medelijden, hun ondeugd is wreedheid. Laat ons bij het kind vooral er op letten, dat die deugden worden aangekweekt en niet, zooals vaak geschiedt, de ondeugd. Laat vriendelijkheid en onzelfzuchtigheid de eigenschappen zijn die hem worden voorgehouden, zoodat die een belangrijk deel van zijn karakter vormen. Het is bepaald verwonderlijk te zien, hoe dikwijls dit principe verkracht wordt door de onnadenkendheid van ouders en voogden. Hoe dikwijls b.v., wanneer een kind zich stoot tegen een tafel of een stoel, leert een moeder of dienstbode het, voornamelijk om schreien te voorkomen, het onschuldige meubelstuk te straffen, op die wijze direct de leelijke gevoelens van wraak en wrevel bij hem aankweekende. Later in de school ook zien we dikwijls verkeerde voorbeelden toegepast door het walgelijk systeem van punten en andere belooningen uit te deelen, die in Rijksscholen worden voorgeschreven en in vele andere, zoowel publieke als particuliere scholen, nagevolgd worden. Ware opvoeders erkennen de verkeerdheid van dit systeem en trachten het zooveel mogelijk te veranderen en te verbeteren, maar ouders zelve helpen niet altijd mee in deze richting, want velen van hen zijn er bepaald fel op dat hun kinderen uiterlijke onderscheidings-teekenen zullen krijgen en zetten ze dikwijls tot werken aan alleen opdat ze andere kinderen de loef zullen afsteken. Dit werkt bij het kind eigenbelang en onbroederlijkheid ten zeerste in de hand, die we in zijn later leven zoo zeer betreuren. Wij kunnen er zeker van zijn, dat de wijze waarop kinderen zich ontwikkelen voordat hun geestelijk vermogen zelfstandig begint te worden, grootendeels bestaat uit nabootsing. Zij houden ervan na te doen wat ze volwassenen zien doen of hooren zeggen. Wee de ouders of voogden die zich in tegenwoordigheid van een kind gedragen op een wijze die zij niet zouden wenschen door het kind te zien nagedaan. Een van de slechtste en treurigste dingen, die een onverantwoordelijk vriend of kennis kan doen, is opzettelijk een klein kind leelijke woorden en leelijke gebaren leeren. Het is vaak de ongetrouwde oom of oudere broer die er vermaak in schept, een kind profane of gemeene taal te hooren stamelen, taal die het kind natuurlijk niet begrijpt. Zulke menschen denken dat ze geen kwaad doen, omdat de baby niets weet van de leelijke gedachten die de woorden opwekken bij diegenen welke ze voorzeggen. Maar als ze konden zien of voelen den telepathischen invloed die wordt uitgeoefend op een impressionable kind door de gedachten en gevoelens van de personen rondom hem, zouden ze bemerken, dat die gedachten vroeger of later het bewustzijn van het kind zullen bereiken. Want een kind bezit het verwonderlijke vermogen alles te memoriseeren en in den geest op te stapelen wat slecht en leelijk is, terwijl het evengoed en even gemakkelijk door goede voorbeelden het schoone en goede zou kunnen verzamelen. Tegen den tijd dat een kind op school komt, is het voor een onderwijzer gemakkelijk uit te visschen welke soort van geestelijke indrukken de jonge hersens hebben gekregen en als ze van slecht allooi zijn, is het uiterst moeilijk voor hem om die uit te wisschen en er goede en verhevene voor in de plaats te stellen. De nuttigste oefening hiervoor is hem te vertellen en in te wijden in kunst en vooral in dramatische kunst, omdat die elke andere in zich sluit. - Om met de verbeelding in de gevoelens van verschillende menschen door te dringen en hun verschillende stemmingen te beschrijven, is een van de beste manieren voor een kind om de karakters van anderen te onderscheiden en hun eigen te verbeteren. Het is natuurlijk van belang, dat de karakters die men weergeeft, naar de wetten der menschelijke natuur, naar waarheid zijn geteekend, en goed en kwaad in hun juiste kleuren zijn weergegeven. Het zal een kind geen kwaad doen van een schurk te hooren, zoo lang hij maar weet dat slechtheid lijden en verdriet na zich sleept. Het verkeerde type van een stuk is dat, waarin de ondeugd wordt voorgesteld als zeer mooi en knap en veel amusanter en voordeeliger dan de deugd. Na dit tijdstip, gedurende hetwelk de emoties individueel zijn geworden, voornamelijk door de ontwikkeling der verbeeldingskracht, begint een nieuw stadium, dat waarin het kind alles wenscht te begrijpen. De lieve- | |
[pagina 96]
| |
lingsvraag is nu niet meer: ‘Toe, vertel me een verhaaltje’, maar ‘Waarom?’ en ‘Om welke reden’? Het verstand treedt nu op den voorgrond en wenscht beoefend te worden in elke mogelijke richting. En juist zooals het vroeger goed was verhaaltjes te vertellen van feeën en helden en engelen, om de gevoelens van bewondering en liefde te bevorderen, of van reuzen en tirannen en monsters, om ‘de emoties te zuiveren’, zooals Aristoteles zou zou zeggen, door het verwekken van medelijden en schrik, zoo moet, wanneer het verstandsvermogen zich begint te ontwikkelen, een kind volkomen vrijheid worden gegeven om te vragen en ingewijd te worden in wetenschappelijke verhoudingen, oorzaak en gevolg, opmerkingen en gevolgtrekkingen. De studie der natuur is daarvoor de meest waardevolle; men kan het kind wijzen op orde en systeem in de natuurverschijnselen; en wiskunde, logica en talen vullen dit aan. Gedurende deze periode moest een kind, zoo mogelijk, omgeven zijn door menschen, die helder kunnen denken en zijn vragen naar waarheid en met bescheidenheid kunnen beantwoorden, en die niet zullen aarzelen om bij gelegenheid hunne onwetendheid te bekennen, want het is goed dat een kind bemerkt, dat er dingen zijn, die zelfs een volwassene niet weet. Hun gevoel van eerbied wordt verhoogd als ze leeren, dat de ‘Absolute Waarheid’ te groot is voor eenig menschelijken geest om te bevatten; en hun belangstelling wordt aangemoedigd wanneer ze hooren dat er nog vele dingen te ontdekken zijn in het leven en in de natuur. Wanneer b.v. de godsdienst voorgesteld wordt als een afgesloten studie, eens en voor al voltooid, zal hij het zich ontwikkelende kind saai en onaantrekkelijk toeschijnen; wordt hij hem echter voorgehouden als een veld waarop de meeste onderzoekingen nog te maken en de meest vér-reikende resultaten nog te verkrijgen zijn, dan zal hij zijn ware plaats in het gemoed van het kind innemen, als de diepste en interessantste van alle studies. De slechtste soort mensch, die in dit stadium met het kind in aanraking kan komen, is de persoon die niet de waarheid kan spreken, òf uit gebrek aan wilskracht òf uit gebrek aan opvoeding. Een ander gevaar komt van de zich-overal-mee-bemoeiende persoon, die, dikwijls uit de beste bedoelingen, er op staat al het denken en al het plannen-maken voor het kind te doen, met het gevolg dat het kind ontmoedigd is voor het vormen van eenig plan en onderbroken wordt in het volvoeren van eenig ontwerp. Aldus worden de waardevolle hoedanigheden van initiatief en zijne toepassing, en concentratie, in de geboorte gesmoord, of tegengegaan in den tijd bedoeld voor hunne ontwikkeling. Ik heb ouders gekend, die hun kind niet de vrijheid lieten te bepalen welke steen op den andere te plaatsen bij het bouwspel, of een spel te kiezen, of boek te lezen, het later bitter betreurende, dat de jongen geen gedecideerde neigingen vertoonde, en te graag het eene ding na het andere opnam, slechts om het om beurten weer neer te gooien. Een ander soort van schadelijken invloed in deze periode gaat uit van de persoon, die zichzelf amuseert door het vertellen van onwaarheden om te zien hoe een kind die zal opnemen. Er is geen kwaad in om opzettelijk nonsens aan een kind te vertellen, zoo lang als hij maar weet dat het nonsens is, integendeel, die menschen welke de gave hebben der fantazie, en haar mede kunnen deelen aan kinderen, verrichten onwaardeerbaar werk, door hun verbeeldingskracht te prikkelen, die een van de kostbaarste der geestesgaven is en, mits goed geleid, leidt tot scheppende kracht en originaliteit, en initiatief in de hand werkt. Het soort nonsens dat ik bedoel, dat kwaad doet, is geen fantazie, maar opzettelijke misleiding, dikwijls begaan in een bui van onverantwoordelijke plaagzucht of uit een hartelooze proefneming. Zulk een misleiding geeft het kind dikwijls bittere pijn als het bedrog ontdekt wordt, en ik heb kinderen het gevoel van beleedigd zijn lange jaren zien koesteren tegen de persoon die zich er aan had schuldig gemaakt. Het is bepaald een lafhartige uitvlucht, wanneer een kind een lastige vraag doet, die te beantwoorden met een leugen. Het is beter het geheele antwoord voor zich te houden en de ware reden daarvoor op te geven. Het gewicht van waarheid kan nauwelijks overschat worden, want ‘Waarheid’ is de gezondheid des geestes en valschheid de ziekte des geestes. |
|