inzake tucht, orde, organisatie, oneindig veel zouden kunnen leeren van Duitschland. Haagsche politieonmachtigheid b.v. van: ‘Ik kan er niets aan doen’, zou dan wel spoedig een einde nemen onder een Duitsch régime. Elk mensch, die langeren tijd in Duitschland vertoefde, moet toegeven, dat hij van de voorbeeldige tucht, orde, en organisatie aldaar, inzake het openbare leven, de meest doorslaande bewijzen ontving. - Ik ben het geheel met U eens dat geslachten, die zichzelf bewaarden, door het vermijden van uitspattingen op allerlei gebied, over het algemeen zich kenmerken door de flinkheid en krachtigheid hunner loten tot in hoogen ouderdom. Hard en onbillijk echter wil het mij daarentegen voorkomen dat integendeel het nageslacht van onzedelijken en dronkaards, de onschuldige kinderen en kindskinderen, zoo dikwijls hebben te boeten voor de zonden hunner voorouders. Die voorspelling, te dien opzichte in den bijbel gedaan, dat de zonden der vaders zullen worden bezocht aan de kinderen, men ziet haar dagelijks bewaarheid. Maar met dat al blijft het iets vreeselijk onrechtvaardigs, vind ik. Toen ik jaren geleden met mijn vader langen tijd in Berlijn in een groot pension woonde, was daar o.a. met ons een klein meisje onder behandeling van ongeveer alle Berlijnsche specialiteiten op 't gebied syphilis. 't Arme ding was op vreeselijke wijze besmet door den vader, en, daar de moeder dientengevolge niet van haar wilde weten, werd ze, onder toezicht van twee verpleegsters, (aan rijkdom ontbrak het niet), van den eenen arts naar den anderen gesleept, van stad tot stad. Is zoo iets droevigs, zulk een lot eener geheelonschuldige, niet afschuwelijk-wreed ingericht? En zulke gevallen zijn er bij duizenden op te noemen. Om niet te spreken van de algeheele degeneratie dier geslachten, die voortdurend te sterk leven en daardoor zichzelf te gronde richten! M.i. moest ieder individueel met een gezonde ziel en een gezond lichaam ter wereld komen, en
aldus de vrije keuze hebben tot goed of kwaad, tot gezondheid of ziekte. Zooals het is in de werkelijkheid, is ieder onzer reeds bij de geboorte zulk een droevig product van erfelijkheid, omstandigheden, opvoeding, omgeving, dat dientengevolge de ziekelijke nietverantwoordelijkheidsleer steeds meer om zich heen grijpt. Want, ziekelijk noem ik die leer beslist. Wij voelen heel goed ieder onzer in ons een verantwoordelijkheidsgevoel, een wilskracht, een geweten, dat ons waarschuwt. Het is zoo gemakkelijk alles af te schuiven van ons zelven op die erfelijkheids-theorieën, maar het is oneerlijk. Verzachtende omstandigheden zijn er zeker voor ons allen wanneer we verkeerd doen, maar van die algeheele vrijspraak, die ieder onzer voor zichzelven zoo graag uitspreekt, op grond van allerlei ziekelijke erfelijkheidstheorieën, daarvan kan m.i. geen rede zijn.
Ik beaam ten volle het slot van Uw brief dat wij - helaas - aan den oorlog en zijn gruwelen gaan gewennen. Mij-vooral treft dat, omdat ik de eerste maanden meemaakte temidden van de onbeschrijfelijke geestdrift die in Duitschlandzelf heerschte, óók door het toen voor Duitschland zoo heel voorspoedig begin, een geestdrift die ik nooit zal vergeten, die men moet hebben meegemaakt om haar te kunnen navoelen en begrijpen. - Thans, indien ik tot anderen spreek over het vreeselijk lot van die dagelijks om ons heen stervende en gemarteld wordende mannen ginds, terwijl wij-zelf ondertusschen hier in een mooie natuur genieten van zomerweelde en zonne-warmte, thans treft het mij daarbij telkens zoo pijnlijk hoe ver af en onwezenlijk dat alles schijnt te zijn geworden voor de groote ‘men’, die er nauwelijks meer bij stilstaat, schijnt het, dat er wordt geleden, nameloos en afgrijselijk, en voor wien hoogstens de zorg voor het eigen kleine ik ‘als het straks vrede wordt’ nog iets beteekent. Om U de waarheid te zeggen, 't kan mij persoonlijk zoo heel weinig schelen wat ze met Nederland zullen doen. Als ze maar vrede maken dan ben ik tevreden. Voor mijn gevoel namelijk van plicht en van recht is dit onrecht en deze zonde van den oorlog zoo groot, dat de heele onafhankelijkheid van ons landje en de quaestie van den Scheldemond en van Zeeuwsch Vlaanderen, al die kleine menschelijke begeerten en bemoeiingen, erbij in het niet verzinken. Eerst en boven alles vrede. Dan zullen we wel verder zien en verder worden geholpen.
Ik dank U ten slotte hartelijk voor Uwe goede wenschen in zake mijn gezondheid, en ik kan U de verzekering geven: als ik hier niet beter word dan ligt dat zeker niet aan het leven dat ik tegenwoordig leid, want dat is een van goede zorgen, hartelijkheid, vriendschap, en volop buitenlucht.
Mevr. R.B. - Hartelijk gelukgewenscht!
Mevr. N.E.-G. - Ik dank U zeer voor Uwe zoo vriendelijke woorden, en zal het mij toegezegde stukje over Spiritisme en Spiritualisme graag ontvangen.
Mevr. J.C.H.H. te Batavia. - Zooals ge ziet heb ik Uw stukje gaarne geplaatst. Ik ben het met den inhoud, dat we medelijden moeten hebben met iedereen der oorlogvoerenden, geheel eens. Maar, vergun mij een opmerking in antwoord op Uw begeleidend briefje. Gelooft ge werkelijk, dat het hebben van medelijden in het algemeen, en het niet-oordeelen over anderen, ons het recht ontzegt om voor deze of die natie, in het algemeen-gesproken, meer sympathie te hebben dan voor gene.? En ook, zijt ge van meening, dat het liefde-beginsel, waarop gij met recht wijst, uitsluit alle vóórkeur voor dezen of genen persoon tengevolge van diens handelingen.? Uit die leer van U zou dan rechtstreeks voortvloeien, dat we over elk mispunt en elken huichelaar en elken valschaard net even gunstig zouden moeten oordeelen als over een hoogstaand, door de praktijk van zijn dagelijksch leven onzen eerbied afdwingend mensch. Ziedaar weder toegepast door U die m.i. ziekelijke onverantwoordelijkheidsleer, die ik hierboven behandelde in de corr. aan Toetie, en die naar mijn meening leidt tot een geheel averechtsche opvatting der werkelijkheid. Zeker, Jezus Christus, dien gij tot voorbeeld neemt, heeft de liefde gepredikt, maar juist Hij-óók heeft de farizeeërs en andere huichelaars heel scherp veroordeeld, en hen getuchtigd met welverdiende woorden.