als pro-Duitscher, en doet het groote niet doordenkende publiek dan nog of pro-Duitsch zijn een halsmisdaad is.
Deze ‘halsmisdaad’ heb ik voortdurend begaan - schijnt het -. Ik heb er geen berouw van. Ik stel er namelijk steeds een eer in te behooren tot de eerlijke minderheid in tegenstelling van de liegende en napratende meerderheid - die in deze twee dingen van liegen en napraten steeds de meerderheid vormt, op elk gebied.
Georges. - Hoezeer het mij buitengewoon speet, heb ik, door uitstedigheid, niet aan Uw verzoek kunnen voldoen om, namens U, dat onderzoek in te stellen. Want, het verzoek nog eens weer overdragen aan een derde, dat vond ik eene te groote verantwoording. Voor mijzelve zou het reeds een moeilijk iets zijn geweest - U niet kennend - te beoordeelen of het iets voor U geschikts zou zijn, maar toch zou ik liever die verantwoording op mij-alleen nemen dan er nog eens een derde in moeien. Uit mijn Lelie-corr. zult gij wel reeds hebben gelezen dat ik niet in den Haag ben in den zomer. Ik wilde U particulier antwoorden, maar tijdgebrek weerhield mij. Dan heb ik nog een anderen brief van U, waarin gij nog eens opnieuw terugkomt op ons meeningverschil in zake Frankrijk en Duitschland. Wij zullen elkaar daarin niet overtuigen, maar toch even goede vrienden blijven, hoop ik. Dat gij, om familieredenen, niet met Uw naam wilt onderteekenen is Uw zaak natuurlijk, maar het spreekt vanzelf dat dit feit U dan het recht ontzegt anderen aan te vallen op een zóó persoonlijke wijze, waar deze harerzijds wèl met hunnen naam teekenen. Althans, zoo vat ik fatsoen op in zake persmanieren, in tegenstelling van andere redactiën, die het toelaten hoe menschen, die wèl hun naam noemen, per ingez. stuk of, erger nog, per ‘redactie’-artikel, worden beschimpt, gehoond, en belasterd zonder eenige onderteekening dergenen die dat laatste onfatsoenlijke doen. Hartelijk gegroet.
D.B. - Uw briefje met de toestemming ontving ik in grooten dank.
Mevr. V.d.W. te B.P.N.I. - Ik verwijs U naar no. 39, '15 en naar nommer 52, van 30 Juni '15. Uw vraag vindt gij daarin uitvoerig beantwoord. De toegezonden brochure ken ik natuurlijk reeds lang. Daarvoor mijn dank.
Udo. - Druk- en zetfouten moet gij niet aan mij opgeven maar aan den uitgever. Dit wordt in elke Lelie herhaald in de berichten bovenaan. Het spijt mij dat ik aan Uw wensch, om deze verbetering te doen aanbrengen, dus geen gevolg kon geven, maar, als ik eenmaal begin met uitzonderingen te maken, waar zou dan het einde zijn.! Maak s.v.p. dat eene belangrijke artikel dan liever nog eens opnieuw, want ik heb die copy niet hier, wel in den Haag. - Na ontvangst zal ik dan zorgen voor dadelijke plaatsing.
Toetie. - Hartelijk dank voor de kaart. Ja, Heelsum is bijzonder-lieflijk. Maar het mist de Nauheimsche geneeskrachtige baden. Dus, in dat opzicht zal het nooit Nauheim voor mij kunnen vervangen. - Ik hóóp zoo dat gij een anti-trek-honden-bonder wordt door die brochure.
H.L. - Dank voor Uw lieven hartelijken brief. Om U de waarheid te zeggen, vreesde ik dat gij mij mijn rondborstig schrijven kwalijk hadt genomen. Echter, zooals ik U toen dáárbij schreef: Nichts für Ungut. Zóó was het bedoeld. Zoo óók hebt gij het gelukkig opgenomen. - Ik vind het zoo heerlijk in U, dat gij óók een èchte dieren beschermster zijt, in dien zin namelijk, dat gij iets doet voor hen, Uw huis voor hen openzet. - In zake onze Duitsche sympathieën over en weer, verwijs ik U naar de corr: hierboven aan mevr. M. - K. te O. Met U ben ik het zoo volkomen ééns dat het zoo innig dom is van al degenen, die voor Engeland de kastanjes uit het vuur gaan halen, thans Italië, misschien straks Bulgarije, of Rumenië, of Griekenland. Wat heeft België te danken aan Engeland? Niet eenmaal finantieele, daadwerkelijke hulp thans! Terwijl Amerika en wij ons hebben uitgesloofd in dat opzicht, houden de Engelschen de hand op hun zak. Voor dr: Zadelhoff neem ik over:
Precies wat Dr. G.W. van Zadelhoff in de Lelie van 21 April schrijft kan ook ik bewijzen, met wat mijn grootvader ons alles vertelde. Mijn grootvader was juist als hofprediker in Brussel met onzen Koning en de hofhouding gevlucht, toen de Belgen zijn huis kwamen onderzoeken en hem wilden gevangen nemen en ophangen, omdat hij was: Oranjegezind, en protestant!! Goddank was hij net 5 minuten weg, eerst naar Antwerpen, en toen naar den Haag. In zijn huis werd natuurlijk alles door elkaar gesmeten, woedend dat ze hem niet meer vonden. En wat Dr. van Zadelhoff dus beschrijft heeft mijn grootvader alles zelf meegemaakt.
Alle Oranjegezinde protestantsche Nederlanders werden 't land uitgejaagd, hun boel vernield, anderen gevangen genomen en gedood, enz. enz.
Mijn grootvader vroeg mee te mogen gaan met 't leger, en zoodoende was hij een van de veldpredikanten die de 10-daagsche veldtocht meemaakten. Hij zelf had er niet veel ongemak van, want de Prins van Oranje bood hem zijn rijtuig aan op de marschen. Maar daardoor kon hij ook alles beter opnemen, en dat verraad van de Belgen bij Leuven kunnen wij, uit naam van mijn grootvader naar wat hij ons ervan vertelde, ook bewijzen.
- Inderdaad, ook ik geloof, dat de Walen méér Franschgezind zijn dan de Vlamingen. Maar toch schreeuwen ook deze laatsten thans voortdurend ergerlijk hunne anti-duitschheid uit! Zij leggen er allen nadruk op dat ze in deze quaestie 't geheel ééns zijn met de Walen, en er prijs op stellen alle vroegere partij-vervreemding te vergeten juist ter wille van ‘het’ beginsel: de verbroedering met Frankrijk. Stijn Streuvels maakt in dezen een pracht-uitzondering! Zijn dagboeken zijn superieur door hunne onpartijdigheid. Hartelijke groeten, ook aan onze wederzijdsche vrienden ten Uwent.
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.