| |
Overzicht van de Week.
I.
Wáár.
Eenigen tijd geleden - verleden jaar geloof ik - schreef ik in eene Lelie corr., naar aanleiding eener mij bekende dame in den Haag, dat ik de vrouw verachtelijk vind die zich verkoopt aan een rijken man, met het besliste vooropzet daarna van hem te scheiden, en zich aldus van een groote toelage zijnerzijds door de wet te verzekeren.
Dezer dagen lezend la ‘Rue du Sentier’ van Maurice Donnay, vind ik toevallig de volgende uitspraak, die mijne bovenstaande woorden schitterend bevestigt:
- Une fille pauvre peut avoir le droit de s'enrichir par son mariage... Par son divorce, jamais!...
Ik breng deze woorden onder de aandacht van haar, die, aldus handelend, willen doorgaan voor ‘fatsoenlijk’ in tegenstelling van de publieke vrouwen. Immers zich steeds vóórdoen als rijker dan men is, betalende logé's in huis nemen, in 't geheim trachten er wat ‘bij’ te verdienen, ‘jour’-houden; allerlei vermaken bijwonen, blijven-uitgaan tot het allerláátste toe als quasi-jong-meisje - om dan ten slotte een rijken man te veroveren, dien men na drie maanden laat zitten, ten einde verder van zijn geld te leven, is dat alles niet zoo recht een staaltje van dat Haagsche schijn-leven, waartegen de nieuwe vrouw, die der vrouwenbeweging in den mooien zin, met recht protesteert.? Zulke ‘dames’-levens - en den Haag wemelt ervan helaas - zijn veel verachtelijker dan die der publieke vrouwen en der demi-mondaines. Daarop kan nooit genoeg gewezen worden, in het belang van alle éérlijke moraal tegenover schijn-fatsoen en schijn-deftigheid en schijn-luxe. - -
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.
| |
II.
Phrasen
of
Hoe het volk zich in de luren laat leggen.
In de Revue Bleue schrijft de bekende Fransche advokaat Henri Robert het onderstaande, dat ik ter overweging aanbeveel aan de weinigen die kunnen denken, onder de massa der niet-denkers:
Un jour viendra où la réparation sera complète. Il faut que vous soyez là le jour où ‘notre Joffre’ pourra répéter ce crie de joie que poussait l' Aiglon:
On doit croire embrasser la France sur la bouche
Quand on est aimé par Paris!
Le jour où le généralissime avec les grands chefs, les généraux Sarrail, d' Urbal, Foch, Franchet d' Espérey, de Langle de Carry, Manoury et tant d'autres que j'oublie mais que je comprends dans la même admiration, encadré du tsar Nicolas II, des rois George V, Albert Ie et Pierre de Serbie, avec d'autres rois peutêtre, défilera à la tête des Alliés sous l' Arc de Triomphe, et descendra l'avenue des Champs-Elysées, suivi de toutes les troupes qu'il aura conduites à la victoire. Alors, nous serons payés de toutes nos souffrances, de toutes nos angoisses.
Over de quaestie of en hoe die dag zal komen, dáárover wil ik 't gansch niet hebben. Ik wil enkel en alleen vragen aan U, de slachtoffers, de volkeren-zelf, aan U, verminkten, levenslang-ongelukkigen, blindgewordenen, van uw fortuin-beroofden, weduwen, weezen, wie-ook ge allen zijn moogt die de oorlog op de een of de andere wijze heeft beroofd van uw levensgeluk, ik wil U vragen of het wáár is, wáár kàn zijn, dat het opmarcheeren van een troepje zegevierende generaals en vorsten U zal troosten ‘over al uw doorgestaan leed en al uw doorgestanen angst?’
Geef U toch ernstig rekenschap van de wijze waarop ge U voor den mal laat houden door
| |
| |
zulke phrasen.! Henri Robert, de man die voor de Fransche jury's met mooie verleugende speechen, de meest-weerzinwekkende misdaden weet goed te praten, zóó handig dat iedereen tot tranen toe bewogen wordt, vooral natuurlijk de domme vrouwenschare die hem aanbidt, waarlijk, hij is precies de man voor zulken bovenstaanden theatralen nonsens. Maar gij, die dien nonsens leest, sta er eens even bij stil, sta stil bij dat vooruitzicht van die opmarcheerende generaals en vorsten, onder den Arc de Triomphe, vooruitzicht waarmee ge gepaaid wordt tot troost voor het offer van Uw bloed, Uw leven, Uw gezin, Uw welvaart, Uw man, Uw zonen, de lijfseer Uwer dochteren. Ach, waarlijk, zelfs al zouden die generaals en die vorsten niet triomfeerend opmarcheeren, zelfs al zoude de overwinning niet aan hunne zijde wezen, denkt ge dat zij, Joffre, Manoury, Kitchener, French, grootvorst Nicolaas, de tsaar, koning Albert, koning George, Victor Emanuel, dat één dier grooten dezer aarde dáárom één broodje minder zal eten, of zich één enkel aardsch genoegen zal behoeven te ontzeggen, laat staan dat zij zullen hebben te betalen voor de nederlaag met hun gezondheid, hunne oogen, hun levensgeluk? - 't Mocht wat. Voor koning Albert zal men in het allerergste geval een ander rijkje weten te maken, en zijn gróòt fortuin blijft onaangetast, en zijn vorstelijke collega's blijven regeeren als vroeger, en blijven zich zelven amuseeren als vroeger; en aan hunne respectieve generaals worden eerebaantjes en ordelintjes uitgereikt, ter vertroosting voor de geleden teleurstelling. Maar het volk, de soldaten, de dienstplichtigen, de kooplui, de vrouwen en kinderen, zij allen betalen, betalen den oorlog, met hun eigen ondergang, geestelijk en lichamelijk en finantieel. En in het eerste geval, indien de
profetie van Henri Robert vervuld wordt, dan gaat het met dat volk, die soldaten, die dienstplichtigen, die kooplui, die vrouwen en kinderen precies evenzoo. Alleen, dan doen de vorsten en de generaals zich nog bovendien ijselijk te goede op de door anderen, door de slachtoffers, door de volkeren, zóó duur betaalde overwinningen, als waren die door hen-persoonlijk bevochten; dan reiken zij elkaar nog meer eerebaantjes en ordelintjes uit, en gaan nog meer feestvieren en pretmaken en elkaar bewierooken. Maar rondom hen is en blijft er en in Duitschland, en in Frankrijk, en in Engeland, en in de overige oorlogvoerende landen geweeklaag en geween, - om hen die heengingen en niet weerkeerden, om gebroken en verwoeste levens, om blinden en ongelukkigen, om verkrachte vrouwen, en om verloren welvaart. -
En tegen dat alles, tegen al dat onherstelbare, nuttelooze, onafzienbare wee, daartegen zou opwegen een zegetocht onder den Arc de Triomphe door een hoopje vorsten en generaals!
Massa, wat zijt ge verachtelijk-dom dat ge zulke taal wilt drukken, en wilt lezen, dat ge zulk een phraseur duldt voor Uw oogen, hem duldt in Uw door den oorlogsgeesel op eigen terrein geteisterd Frankrijk! -
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.
| |
III.
Wat is heldenmoed?
Dagelijks lezen we in de couranten van de ‘helden’ van den oorlog! Zoodra een soldaat is gesneuveld, heet hij b.v. in elk Fransch blad ‘un brave’, om niet te spreken van de loftuitingen die gesneuvelde meerderen in rang, ten deel vallen. Zonder dat men natuurlijk ook maar iets afweet van de wijze waarop zulk een beklagenswaardige stierf, na welke ruwheid, of onder welke angsten ook, wordt hij per se verklaard te zijn ‘held’ - omdat de oorlogsleugen het zoo wil.
En ondertusschen gaan gemengde berichtjes als het onderstaande geheel en al gedachtenloos voorbij aan het oog van het domme massa-publiek:
Door zich geheel gekleed te water te begeven, redde een agent van politie een jongen, die in het water aan de Valkenboschkade was geraakt.
(Vaderland).
‘De man deed niets meer dan zijn plicht’ - - hoor ik velen reeds zeggen.
Goed, maar hij had zijn plicht heel gemakkelijk kunnen verzaken, zonder dat hem dit zijn betrekking, - om van zijn leven niet te spreken - zou hebben gekost.
Niemand zou het hebben gemerkt.
In plaats daarvan echter deed hij eenvoudig, als iets dat vanzelf spreekt, naamloos en onbekend, zijn plicht van menschen-redder.
En immers een soldaat, een militair, doet óók niet meer dan zijn plicht, dan zijn hem opgelegde plicht, waar hij zijn medemenschen doodt, martelt, verminkt, op de afschuwelijkste wijzen. - Doet hij die hem opgelegde plicht niet, dan wordt hij daardoor een dienstweige- | |
| |
raar, een deserteur, en wordt hij tot straf in de gevangenis gezet, of doodgeschoten, of voor eerloos verklaard. -
Daarom heeft dus zulk een beklagenswaardig militair geen andere keuze dan zich te laten dwingen een menschenmoorder te worden.
En, om dat hem opgelegde gedwongen moordenaarslot is hij diep te beklagen. - Maar is hij geenzins een held.
Integendeel, in de meeste gevallen verricht hij deze afschuwelijke plicht enkel door de ophitsing van alcohol, wraak, geslachtsonthouding, honger, enz.
Hij is dientengevolge, - buiten zijn eigen schuld, - een monster, maar geen held.
Maar de persleugen, die den oorlog wil uit eigenbelang, zij kroont hem met den leugen-naam ‘held’.
En de domme massa praat het na.
De bedroefde moeders, die in den oorlog gevallen zonen natreuren, gelooven, om zich te troosten, aan zulken zoogenaamden heldenmoed hunner afgestorvenen.
- En gedachtenloos gaan zij daarbij voorbij aan deze plichtdaad van een wezenlijken held, die een andere moeder haar kind teruggaf, het redde van den dood, met gevaar wellicht van eigen leven. -
In dezen tijd van leugen, phrase, opwinding, en verdomming mag er wel eens ernstig op worden gewezen wie de ware helden zijn. Deze naamlooze menschenredders uit de gemengde berichten of.... de menschenmoordende militairen?
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.
| |
IV.
Vermakelijke ophemeling.
Men weet dat Couperus tegenwoordig het gansche land afreist met lezingen, en dat men in bijna elk plaatsje van ons land groote affiches kan zien aangeplakt, den inwoners verkondigend hoe ze tegen één of meer guldens, al naar gelang de grootte der stad of van het dorp, de gelegenheid zullen hebben den grooten Louis Couperus te hooren voordragen over en van hem-zelf.
Ik heb hem - opzettelijk omdat ik zijn mondaine boeken, zijne mondaine romans, mooi vind, héél talentvol - nooit willen hooren lezen.
Ik spreek dus geen oordeel uit over wat ik niet ken, waarvan ik alleen maar weet door anderen. -
Maar ik moet hartelijk lachen om de idiote aanbidderij, op backfisch-manier, van een ‘critiek’ als onderstaande, díe ik vind in het Vaderland (waaraan Couperus geregeld meewerkt elken Zaterdag) overgenomen uit het Maandblad Vrije Arbeid:
Couperus Psyche-fragmenten voordragende.. Schier zoude ik zeggen: Couperus Psyche zingende, - want muziek is het, die er de hoogste charme aan leent, muziek in rhythmischen zoowel als melodischen zin.
Hoe stijgen en dalen in wisselend tempo de klankbevleugelde woordreeksen van dit uiterst verfijnde en gevoelige proza, nu in stormende rijen van onwederstaanbare anapaesten, dàn in hupp'lende dactyli; elders in kalme jamben of bewogen trochaeën - doch immer in onvangbare wisseling van stemming en nuance.
Hoe laat hij voor onze fantasie de purperen horizonnen wijken in neev'lende verten, ons gedachte-snel zweven door onmeetelijke ruimten van kimme naar kimme in wakenden droom, wekkend een stemming als soms in Moore's ‘Paradise and the Peri’.
Maar naast dien suggestieven zin en cadenz van den text-zelf, staat, als bijna evenwichtige voordrachtsfactor, de stembuiging, de melodiek zijner stem.
Ik kan mij niet herinneren iemand gehoord te hebben, die zoo bijna zong wat hij zeide, als Couperus. Zeer velen deed het daarom eerst, - en sommigen bij voortduring, - aan, als geheel doellooze, ja, aandacht-afleidende, indruk-verzwakkende aanstellerij. En toch was het dit allerminst. Doch wij, Noorderlingen, zijn gewend te hooren meest enger-begrensde spreekstemmen in een laag register (bas, hoogstens bariton); - was het dan te verwonderen, dat een stem van merkwaardigen omvang (ruim 2 octaven) en Hollandsch-hooge ligging, ten overvloede nog in die richting bewust geoefend, ons, meerendeels donkerstemmigen, verraste? Dat zijn onmiskenbare affectatie bovendien eerst vreemd aandeed, en, eindelijk, dat men eenigszins gehinderd werd door zijn slecht uitgesproken gutturaler?
Dit fraaie staaltje van per-se willen aanbidden den ‘meester’, al is diens geaffecteerdheid niet te loochenen, niet weg te redeneeren, zelfs niet dóór dezen aanbidder-zelf, is geteekend door ‘Jaap Kunst’. Ik herhaal, ik kan niet beoordeelen of ik-zelve de voordracht van Couperus mooi zou vinden of niet; wat ik echter wèl kan beoordeelen, dat is de walgelijke en belachelijke poging tot vleierij en tot een kunstdoenerigen stijl van dezen meneer
| |
| |
Jaap Kunst - - walgelijke maar mislukte pogingen.
Zóó echter maakt ge U-zelf letterkundigen invloed. Immers: Help je mij, help ik je weer!!
Dat zal Jaap Kunst ook wel ondervinden. Is het niet van Couperus-zelf, dan van een ander.
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.
| |
V.
Belgische gruwelen - en nog iets.
Mejonkvrouw!
Niet tot uw gewone lezers behoorende, kreeg ik op reis door een gelukkig toeval de Juni-aflevering van uw tijdschrift in handen, en vind mij gedrongen om u mijn warmste instemming te betuigen met den inhoud, voorzoover gericht tegen hen, die ons tot bondgenooten onzer erfvijanden trachten te maken. Ik vertrouw dan ook in uwen geest te handelen door de aandacht uwer lezers te vestigen op de stukken van Dr. Domela Nieuwenhuis, te Gent, in Tijdspiegel van Maart, April en Juni, waarin hij - als ooggetuige - tot de slotsom komt, dat er bij de Vlamingen eigenlijk geen vijandschap tegen de Duitschers bestaat (hetgeen overeenstemt met het veelgesmade boek van Stijn Streuvels); dat de gruwelverhalen verreweg grootendeels geboren zijn uit verhitte verbeelding; en dat de daden der Duitschers te Leuven zijn uitgelokt door de Jezuïeten. Inderdaad, hoe de verbeelding werkt, heb ik zelf opgemerkt aan een vluchteling; en, let wel: geen half kinderlijke Vlaming, maar Noord-Nederlander en zich noemend ‘vrijdenker,’ dus krachtens eigen beginsel verplicht om niets aan te nemen op gezag. Daar hij vol verontwaardiging was over de Duitsche wreedheden, ried ik hem sterk aan: alles, alles wat hij zelf gezien had, in een Ned. blad openbaar te maken. Antwoord: hij had niets gezien.... maar de Duitschers hadden kleine kinderen gevraagd: of ze vliegen konden? en op hun ontkennend antwoord aan de bajonet geregen. Nu had ik kunnen opmerken dat de Duitschers dit, als ze 't gedaan hadden, zouden geleerd hebben van de Engelschen in Zuid-Afrika; maar ik vond meer ter zake doende, hem te vragen: ‘Heeft u dat zelf gezien?’
‘Neen.’ ‘Hoe kan u het dan gelooven?’ Geen antwoord. En een inwoner eener Ned. grensplaats, ambtshalve met honderden vluchtelingen in aanraking geweest, schrijft mij, dat hij al hunne verhalen voor leugens houdt.
In een opzicht echter is uw beschouwing van de Telegraaf onjuist. De redactie zetelt niet meer in het St. Nicolaasstraatje, maar in een eigen nieuw gebouw aan den N.Z. Voorburgwal, even prachtig als de tempel van het Handelsblad. Menschen, die gaarne naar verband van oorzaak en gevolg zoeken, leiden hieruit af, dat Engeland ook nog geld heeft voor andere oorlogsbehoeften dan whiskey om boerenjongens tot dienstnemen te brengen; en zeemijnen om Nederlandsche visschers te vermoorden. L'Angleterre est assez riche pour payer sa gloire.
Uw dw.
Dr. W. ZUIDEMA.
|
|