Restaureeren van schilderijen.
Het restaureeren van schilderijen heeft zijn voor- en zijn tegenstanders. Zij, die gaarne een gaaf schilderij zien, versterken in grooten getale het cijfer der voorstanders, maar zijn te weinig technisch onderlegd om gewicht in de schaal te leggen.
Het is dan ook een vraagstuk, dat voornamelijk door technici, en dus in de eerste plaats door schilders, kan toegelicht worden, want met zekerheid het voor of tegen van 't restaureeren van schilderijen te beslissen is niet wel mogelijk.
Daarom des te meer is het belangrijk om kennis te nemen van wat de kunstschilder Herman Linde schrijft, in zake het restaureeren van kunstwerken uit de Rubenszaal in de Oude Pinakothek te München.
Hij toont zijn durf in 't uitspreken van zijn aanvalspleidooi door al dadelijk te schrijven: ‘Die Schäden an alten Gemälden entstehen, wie der Vergleich restaurierter Bilder mit unrestaurierten lehrt, zum grossen Teile erst durch das Restaurieren’.
Indien dit waar is zou men op nieuw aan 't restaureeren kunnen gaan, en zoo voortgaan totdat heel het vroegere schilderwerk door bij- en overschilderen door een nieuw was vervangen.
Moet men barsten, en eene enkele afschilfering, herstellen? Men denkt er immers niet aan om sculpturen of teekeningen bij te werken.
De Oude Pinakothek geeft sprekende voorbeelden, welke leeren kunnen, dat men niet moet restaureeren.
De onlangs geëxposeerde Rubensschilderijen: portret van Helene Fourment, en Diana in 't bad hangen naast een gerestaureerd portret van diezelfde dame, eerder model, later tweede vrouw van Rubens, en van zijn, ‘oogenschijnlijk’ gerestaureerde Susanna in 't bad.
Daaruit ziet men dat ‘die Porträts Rubens keineswegs so glasig waren, wie die restaurierten es sind, und dass seine figurenreichen Bilder durchaus nicht der Halbtöne und feinen Nuancierungen entbehrten, wie es die “Susanna” zum Beispiel tut’.
Trouwens Rubens is er nog goed afgekomen in vergelijking met Rembrandt en Dürer; bij hen ‘sind mit Abnahme des Lackes die Feinheiten und Lasuren, kurz die letzten harmonisierenden Töne verschwunden, und keine Kunst der Restauratoren ist imstande, dieselben wieder zurückzubringen’.
Conclusie: de beste wijze van restaureeren is... niet restaureeren!
Wij geven onzen Minister van Binnenlandsche zaken in overweging eene commissie te benoemen, samengesteld uit schilders, museum-directeuren en restaurateurs, die het vraagstuk grondig in studie neemt, en, zich later permanent constitueerende, tot voorlichting kan dienen.
A.J. SERVAAS VAN ROOYEN.
Oud-Gemeente-archivaris.