werd Sleeswijk-Holstein ingelijfd. Zij hebben elkander dus niets te verwijten.
De oorlog met Oostenrijk was evenals in de 18e eeuw de Oostenrijksche en Spaansche successie-oorlogen een politieken oorlog evenals die met Frankrijk in 1871. De verovering van Elzas-Lotharingen was geen doel.
Vroeger voerden de vorsten oorlog met huurtroepen en vrijwilligers. Eerst Napoleon I, die voor zijn veroveringsoorlogen veel menschen noodig had, voerde de conscriptie in, wat door alle andere rijken, behalve Engeland, werd nagevolgd; terwijl Pruisen en later geheel Duitschland die uitbreidde tot ‘algemeene dienstplicht’, waardoor de enorme volkslegers werden geboren. Dit moest wel nagevolgd worden door al de groote staten, toen in 1871 gebleken was de groote voorsprong die het hierdoor op Frankrijk heeft gehad.
Maar de uitgaven voor deze groote legers, die nog telkens worden vermeerderd door de nieuwe vernielingswerktuigen te land, te water en in de lucht, dreigen een onduldbaren last te worden, die weldra niet meer te dragen zal zijn, en onvermijdelijk tot een uitbarsting in een of anderen zin moest leiden.
Men beschuldigt Duitschland de oorzaak te zijn hiervan, doch gedeeltelijk ten onrechte. Door zijn organiseerend talent, groote volkstucht, en noodzaak om steeds tegen alle zijden gewapend te moeten zijn, is het steeds direct gemobiliseerd in geval van gevaar; wat met de andere mogendheden niet het geval is. Vandaar de algemeene vrees voor het steeds gewapende Duitschland. Toch heeft het van 1871 tot 1914 in geen enkel opzicht misbruik ervan gemaakt, wat andere landen als Frankrijk, Rusland, Italië en Oostenrijk wel gedaan hebben.
Een andere vorm van dreigend militairisme is het ‘Maritinisme en Imperialisme’ van Engeland en deze spannen, van allen verreweg de kroon, daar het zijn streven is en steeds geweest is, de geheele wereld buiten Europa te beheerschen, na successievelijk Holland, Spanje en Frankrijk van de zee te hebben verjaagd en het leeuwenaandeel van den wereldhandel te hebben veroverd. Nu begint Duitschland een gevaarlijken concurrent te worden en poogt het Engeland te verdringen, hetgeen met alle macht moet verhinderd worden.
Een andere oorzaak tot opdrijving ook der enorme militaire uitgaven was: het onzinnig idee van ‘de gewapende Vrede’. Het denkbeeld dat de Vrede alleen bewaard kon blijven door tot de tanden gewapend tegenover elkander te staan; wat natuurlijk tenslotte een geheel andere uitwerking moest hebben, n.l. juist verstoring van den Vrede.
Evenzoo het sluiten van verbonden tusschen verschillende rijken: Duitschland met Oostenrijk en Italië; Rusland met Frankrijk, waar zich later Engeland bijvoegde, in schijn om daardoor het Europeesch Evenwicht te verzekeren, in werkelijkheid om zich krachtiger te gevoelen, wanneer eenmaal de algemeen verwachte oorlog tegen Duitschland zoude losbreken.
De oorzaken daartoe stapelden zich langzamerhand op; eenige daarvan zijn de volgenden.
Om de enorme onkosten die de algemeene dienstplicht en de groote legers noodzakelijk na zich zouden sleepen voerde Bismarck het protectie-stelsel in, door de grenzen door zware tollen af te sluiten, en tevens om zijn eigen industrie te bevoordeelen, ten koste van die der andere landen. Deze volgden spoedig dit voorbeeld, behalve Engeland, Nederland en enkele kleine mogendheden, waardoor een stille industrie-oorlog ontstond, waarvan Duitschland het meeste voordeel trok, ook gedeeltelijk door zijn artikelen, dikwijls onder de waarde, in andere landen in te voeren, voornamelijk in Engeland waar geen opgedreven in voerrechten werden geheven en waardoor dus diens industrie benadeeld werd. Men zou dit onedele concurrentie kunnen noemen. Engeland en zijne koloniën werden overstroomd door artikelen ‘made in Germany’. Ook in andere landen en koloniën was dit het geval en allen begonnen te beseffen dat hiertegen met kracht moest worden opgekomen, maar hoe? Dit kon alleen door geweld, meende men, wilde men zijn eigen industrie en handel niet ten gronde laten gaan. Dit is een van de groote reden van dien algemeenen haat tegen Duitschland. De toekomstige oorlog moest dus hoofdzakelijk worden een ‘handels- en belangen-oorlog’, de vernielendste, meest verwoestende, wreedste van alle oorlogen, die de lagere hartstochten van den mensch te voorschijn roepen; wangunst, haat, nijd, geldzucht, vernielzucht, diefstal en roof.
Een andere oorzaak was dat Duitschland zich overal in de wereld begon uit te breiden en ook andere mogendheden, vooral Engeland en Rusland, in hunne belangensfeeren be-